Hoofdstuk 5

949 48 6
                                    

"Ben je nou eindelijk zover?" Met een klap sloeg de autodeur dicht en op zijn hoede keek hij om zich heen. Ze liet veel te lang op zich wachten. Ze hadden haast.
"Ja papa." Ze fluisterde de woorden zachtjes, bang dat hij boos zou worden. Met de laatste doos in haar armen geklemd kwam ze het huis uit gelopen, voorzichtig zodat het niet zou vallen.
De doos werd in de auto gezet en hij drukte zijn sigaret uit met zijn zool, waarna hij het meisje in de auto zette en te strak vastmaakte in het autostoeltje.
Ze waren al weken op de vlucht voor de politie nu en hij kon niet het risico lopen om gepakt te worden. Ze zouden vandaag de grens over gaan, naar een gebied in Duitsland. Hij wou niet weg uit zijn geliefde Limburg, maar hij had geen andere keus. Het meisje sputterde tegen, maar een kwade blik liet haar meteen stil.
"Had je maar moeten opschieten." Siste hij en ze bleef stil, wist wat er komen zou als ze een grote mond had, als ze hem tegen zou spreken. Dat had ze nu al goed door.
Vanochtend had ze er nog een keer de consequenties van moeten ondervinden. Grijnzend dacht hij er aan terug en sloot de autodeur, stapte voorin achter het stuur en startte de auto. Na nog een blik door de straat te hebben geworpen, om deze leeg aan te treffen, reed hij weg. Wie weet zou Duitsland wel net zo fijn zijn als Limburg.

"Eef, de auto is herkend." Haar partner gebaarde naar de telefoon die hij in zijn jaszak liet zakken en knikte naar het kantoortje van mevrouw Mechels. "Richting Duitsland, gaat waarschijnlijk de grens over. We moeten de Duitse collega's inschakelen."
"Eerst maar met Mechels praten. We moeten achter ze aan. Als Van Vliet nu wel heeft besloten om de grens over te gaan dan kan hij haar ook meteen verder weg meenemen. Dan kan hij ook meteen doorrijden naar Zwitserland of Polen."
Gehaast liepen ze met z'n tweeën naar het kantoortje van Mechels en klopten op de deur. "Binnen!" Klonk de stem van hun leidinggevende en Wolfs liet zijn partner eerst naar binnen gaan, om vervolgens achter zichzelf de deur te sluiten. Een knikje naar de officier van justitie als begroeting was voldoende. "Wat hebben jullie?" Mechels keek naar haar rechercheurs, ze zag er vermoeid uit.
"Van Vliet gaat de grens over. We willen hem volgen." Wolfs sprak voor het koppel, net als anders. Daarnaast was ook hij degene die Eva had ingelicht.
"Is goed, licht de collega's in Duitsland ook in. Maak haast, hij heeft een grote voorsprong. Waar is hij gezien?"
"Ergens richting Aken. Er kon geen betere plaats worden verteld." Ietwat geïrriteerd schudde Wolfs zijn hoofd, maar ook hij wist dat iets al beter dan niets was.
"Maak haast, ik zorg dat het vliegveld hem tegenhoud mocht hij daarheen besluiten te gaan."
Met een knikje verdween het koppel en gauw werden de benodigde spullen gepakt waarna ze half lopend half rennend naar de auto gingen. Sirene werd aangezet en met tempo verdween het koppel het terrein af, de weg op.
Toen de auto de A79 opdraaide, trapte Wolfs het gaspedaal in. Tussendoor werd nog gauw geschakeld en behendig stuurde hij de auto tussen het verkeer door dat hen de ruimte gaf om nog meer vaart te maken. Op de bijrijdersstoel zat Eva, die druk met de collega's in Aken aan het bellen was.
Een korte blik tussen de twee gaf aan dat het ging zoals ze hadden verwacht.
De 150 kilometer per uur werd behaald en de snelheid bleef toenemen. Eva vertrouwde Wolfs er op dat hij de controle over de auto in stand hield en draaide zich om in haar stoel. Van de achterbank greep ze een mapje en draaide zich weer terug in de stoel, nog steeds de telefoon aan haar oor geklemd. Het laatst bekende kenteken en het type auto werden doorgegeven—alle kentekens waren natuurlijk gestolen. Van Vliet zou het hen ook eens gemakkelijk maken.

Bij de Duitse grens stopten ze langs de parkeerstrook en werden ontvangen met door Duitse collega's. Gauw werden afspraken gemaakt en uiteindelijk zaten Wolfs en Eva in hun eigen auto en reden ze met tempo achter de collega's aan, die nu voorop hun weg vervolgden.
"Mechels," gebaarde Eva naar haar telefoon toen de ringtone overging en nam op. "Met Eva."
"Ze komen geen enkel vliegtuig in. Voor de zekerheid zijn de omliggende vliegvelden ook ingeschakeld. Ik heb jeugdzorg ingelicht, die wachten hier voor als jullie ze hebben gevonden. Zorg ervoor dat Van Vliet dit keer geen kans heeft om er vandoor te gaan."
"We doen ons best." Eva sloeg even haar ogen ten hemel, iets wat Wolfs een glimlach bezorgde.
Hij kon niet horen wat zijn leidinggevende doorgaf aan Eva, maar wist dat het iets voor de hand moest zijn. Niet laten gaan, was het meest voor de hand liggend. Eva hing op en bijna opnieuw ging de telefoon weer af. "Eva." Dit keer zette ze de telefoon op luitspreker en gebaarde naar de auto voor ons. De collega's waren dit keer aan de lijn.

Een Kans op GelukWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu