Hoofdstuk 3 - De twaalf

Start bij het begin
                                    

'Ik ben blij dat er mensen zoals jij, die gewoon zulke dingen openlijk kunnen zeggen,' zei Ewan en hij grijnsde vriendelijk.

'Vroeg of laat vinden we elkaar wel,' meende Lou te zeggen. Vervolgens stak hij zijn hand uit naar Ewan. 'Vrienden?'

'Ja!' antwoordde Ewan enthousiast en schudde handen met hem. De twee jongens keken elkaar blij aan, totdat Lou's gezicht helemaal wegtrok. Ook liet hij Ewans hand los en trok hij zijn arm in. Hij had iets heel raars aangevoeld, dat uit Ewans hand kwam.

'Wat...,' mompelde Lou die even de kluts kwijt was.

'Is er iets?' vroeg Ewan bezorgd. Lou schudde het gevoel van zich weg en vermande zichzelf. Hij vergat het onbeschrijflijke gevoel.

'Laten we samen naar binnen gaan,' zei hij, 'en laten we iedereen zien hoe trots we op onszelf zijn. Met of zonder ouders.'

'Ja, je broer vraagt zich waarschijnlijk af waar we blijven,' zei Ewan. Met volle moed en een opgeheven hoofd liepen de twee jongens naar binnen. Aansluitend kwamen ze in een groot lokaal terecht, met een tiental blikken gericht op hen. Doordat ze de laatsten waren, trokken ze iedereens aandacht. 

Overigens bleken alle leerlingen al neer te zitten en waren er nog maar twee stoelen vrij. Lou en Ewan besloten om op die stoelen plaats te nemen, terwijl Rey hen goed in het oog hield. De hele tijd vroeg hij zich af waarom die twee er zo lang over deden om naar binnen te komen. Bovendien werd hij steeds gestoord door de jongen die naast hem zat, die in slaap was gevallen en vreemde snurkgeluiden begon te maken. Wat Rey nog opviel, was dat die jongen een grote pluizige witte staart had. Een wolvenstaart, maar dan nog groter. Hij kon al raden wat voor een jongen dit was, maar besloot om er weinig aandacht aan te schenken. 

In het lokaal zaten nu twaalf jonge magiërs. De meesten waren ijverig aan het wachten op de persoon die vooraan op een verhoog in het lokaal neerzat. Eens hij iedereen telde en merkte dat de klasgroep compleet was, stond hij recht.

'Ieder van jullie heeft het lokaal gevonden,' zei hij, 'perfect.'

'Wie is dat?' vroeg Lou fluisterend aan Ewan.

'Geen flauw idee,' antwoordde hij, 'Heb hem wel al eens eerder gezien.'

'Ik zal dit jaar instaan als jullie mentor,' zei de man, 'ik neem jullie als het ware onder mijn hoede en zal jullie begeleiden waar nodig.' Daaropvolgend wierp hij elke leerling een blik toe om toch al een goed beeld te krijgen van iedereen, maar er was één bepaalde jongen die hem niet eens terug in de ogen durfde aan te kijken. Op hetzelfde ogenblik stak er een meisje haar hand op. De zogezegde mentor duidde haar aan.

'Geef je ook les?' vroeg het meisje. Ze had twee paarse vlechten en droeg zelfs een witte bloem in haar haar. Sommigen vonden het vreemd dat ze meteen die vraag stelde. In tegenstelling tot Lou, die iets benoemingswaardigs had opgemerkt. Naast het meisje met de paarse haren zat nog een ander meisje, iemand die Lou eerder al vandaag had gekruist. Het was het meisje met de lange rode paardenstaarten dat volledig bezweet was in het treinstation. Op zich vond Lou dit een grappig toeval, maar tegelijkertijd vond hij die plotse verschijning van dat meisje in die deurgang toch verdacht.

'Ik sta voltijds in voor het begeleiden van de twaalf van jullie. Ikzelf ben namelijk een oud-leerling, tien jaar geleden afgestudeerd. Dus mochten jullie opmerkingen hebben, laat ze mij dan gerust weten. O, ik ben me vergeten voor te stellen. Mijn naam is Samuel.' Met één oog bedekt door zijn blonde haren, maakte hij een lichte buiging.

'Eerlijk, wat een lekkerding,' zei een ander meisje tegen haar boezemvriendin die naast haar zat. Het was duidelijk dat ze het over de mentor had en er was niemand die dit niet had gehoord.

De Twaalf Valken (Deel I van de Magnakronieken)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu