3.

18.7K 721 60
                                    

Geschreven op: 30-06-2015

Willow
Hij slaat zijn armen om me heen in een beschermende omhelzing, de hitte van zijn lichaam de mijne verwarmend.
Terwijl hij me voorzichtig losmaakt van mijn handboeien die in de grond zijn geankerd en zijn neus begraaft in mijn nek - wat een heel vreemd gevoel is, kan ik je vertellen - gromt hij naar de mannen die nog buiten de cel staan. "Mate. VAN MIJ!"
Het maakt me bang, zoveel autoriteit hangt er om hem heen. Waarom ben ik van hem? Zou hij me willen gebruiken, verbruiken? Wat nou als hij net zo is als hij? Mijn vader?
Angstig probeer ik van hem weg te schuiven, wat hij niet toelaat. Hij pakt me alleen maar steviger vast, waardoor hij ongemerkt mijn ribben indrukt.
Ik kreun zachtjes van de pijn die hij veroorzaakt. Een eenzame traan loopt over mijn wang.
"Hé, wat is er kleine mate?" vraagt de menselijke god voor me. Hoe knap kan een man zijn? Een brede kaak, dik donkerbruin haar, spieren waar je u tegen zegt... Deze man kan onmogelijk menselijk zijn. Het zou een belediging zijn voor alle mannen op de wereld.
Ik krimp nog verder in elkaar als hij me zachtjes door elkaar schudt omdat ik niet reageer, piepend van het bonkende gevoel in mijn ribben.
De man tilt me op alsof ik niet meer weeg dan een veertje. En geloof me, ik weeg echt meer dan dat.

Ik weet dat ik me bang zou moeten voelen als hij met mij in zijn armen de cel, of zeg maar gerust kerkers of gevangenis, uitloopt. Ik voel me echter voor het eerst sinds lange jaren veilig als ik mijn hoofd tegen het witte shirt dat zijn gespierde borst omsluit leg. Het duurt dan ook niet lang voordat alles volledig zwart wordt, al zou dat ook kunnen liggen aan het feit dat ik weer enorm duizelig word en mijn hele lichaam begint te tintelen.

Ik hoor verschillende stemmen als ik ronddrijf in de duisternis, maar ik kan mijn ogen niet openen. Ik hoor een nerveuze, zware stem en de meest sexy stem die ik ooit heb gehoord zorgen ervoor dat ik nooit helemaal slaap.
"Hoe gaat het met haar, dokter?" vraagt de mannelijke, sexy stem. Ik meen bezorgdheid in zijn woorden waar te nemen.
"Het komt wel goed met haar Alfa, ik verwacht dat ze binnen nu en een aantal uur wakker zal worden. Misschien is het beter als u bij haar blijft, door de lichte band die jullie nu al hebben, zou haar genezing sneller moeten gaan."
Ik kan je wel vertellen, ik vind het helemaal niet erg als die mooie stem bij me blijft, maar wat als hij er nog steeds is als ik wakker wordt? Ik zie er vast verschrikkelijk uit nu, dan wordt hij meteen afgeschrikt.
Op de een of andere manier vind ik die gedachte helemaal niet leuk, verschrikkelijk zelfs.
"Bedankt, je kunt gaan."
"Is goed Alfa," antwoordt de man waarvan ik aanneem dat hij de dokter is. "Als u me nodig hebt, kunt u me mindlinken Alfa."
Alfa? Wat is dat nou weer voor een naam? Arme man, dat hij met zo'n naam moet leven.
Toch brengt de naam Alfa een warm, aangenaam gevoel met zich mee. Dat aangename gevoel wordt steeds fijner, totdat ik weer wegzak in een diepe slaap.

Ik heb het opnieuw verschrikkelijk koud als ik wakker wordt, wat heel vreemd is, want ik lig in een zacht bed, begraven onder vele lagen dikke dekens.
Naast de kou doet alles pijn, mijn benen, mijn rug en mijn ribben geven een branderig gevoel door aan mijn hersenen.
Ik kreun zachtjes, zodat niemand het kan horen, maar blijkbaar was het niet zacht genoeg, want als ik mijn ogen open, zit naast het bed de knappe man me bezorgd aan te kijken.
Het is dezelfde man die me weghaalde uit zijn kerkers, de man met overduidelijk de knapste looks van de wereld en een dominant en gevaarlijk aura.
"Hé, gaat het een beetje?" vraagt hij.
Oh, het is die Alfa-gast, ik hoor het aan zijn stem. Ik knik vlug, maar met zichtbaar.
Alfa tilt zijn hand op en legt zijn vingers zachtjes op mijn hoofd om wat losgeslagen plukken haar uit mijn ogen te vegen, en ik schuif mijn hoofd weg alsof ik door de bliksem word getroffen. De plotselinge beweging belast mijn ribben, en ik piep van de pijn.
Meteen staan zijn ogen op alert. "Wat is er, kleine mate? Waar doet het pijn?"
Ik geef geen antwoord, uit angst dat hij het meer pijn wil laten doen, net zoals hij dat altijd doet. Of nou ja, dat deed hij, ik ben inmiddels slim genoeg om er niet op in te gaan, dan veroorzaakt hij ook niet meer pijn.
De knappe man lijkt gefrustreerd te raken, en ik kruip, nog steeds op mijn rug liggend, wat naar achter, weg bij hem. Dit lijkt hij echter niet leuk te vinden, want een spiertje in zijn kaak begint te trillen en zijn ogen worden langzaam donker. Oh nee. Hij wordt kwaad, wat nou als hij me wat aan wil doen?
"Doe me geen pijn, asjeblieft," mompel ik bang. Gezien de hoeveelheid spieren die hij heeft zou hij me gemakkelijk kunnen vermorzelen met een hand, zonder enige moeite te doen.
Zijn gezicht verzacht direct na mijn woorden. "Ik zou je nooit pijn doen, kleine mate, je bent veilig bij mij." Hij kijkt me onderzoekend aan en pakt voorzichtig mijn hand, me aankijkend voor bevestiging dat het mag. Ik voel plezierige schokjes die zich vanuit mijn pols naar de rest van mijn lichaam verspreiden. Het gevoel is het sterkst op de plek waar zijn warme huid de mijne raakt. Ik kijk verbaasd naar hem op en zie dat er een glimlach op zijn gezicht zichtbaar is. Ik hou van die glimlach, het laat mijn hele wereld stralen.
"Voel je dat?" vraagt hij met een zachte stem.
Ik knik langzaam. De schokjes geven me een veilig gevoel, alsof ik alles aankan, zolang ik de schokjes voel.
"Het wil zeggen dat ik je nooit pijn zou doen, of wat zeg ik nou, ik zou je niet eens pijn kunnen doen, dat laat mijn wolf niet toe."
Wolf? Oh nee, niet hij ook al!
Mijn gezicht vertrekt en ik trek mijn hand terug, zodat de plezierige schokjes niet meer voelbaar zijn. Meteen voel ik me nog angstiger dan ik al was, en ik schuif nog verder van hem weg.
Iets wat lijkt op pijn schiet door zijn ogen heen, maar hij zorgt er voor dat het snel niet meer zichtbaar is. "Wat is je naam, kleine mate?" vraagt hij rustig terwijl hij doet alsof ik nog steeds vlak naast hem lig. Als ik geen antwoord geef, besluit hij om het anders aan te pakken. "Mijn naam is Caiden Ualtar, kleine mate, wat is de jouwe?"
Op de een of andere manier maakt dit het makkelijker, maar toch blijft mijn antwoord twijfelachtig, verlegen. "Willow Cervantes," fluister ik amper hoorbaar.
"Ik hou van je naam, kleine mate,"
Dan pas besef ik me dat hij Caiden heet, en niet Alfa, zoals ik hem in mijn gedachten noemde. Als ik weer in de bieb ben, ga ik het opzoeken. Er zal vast wel ergens staan wat Alfa betekent. Misschien is het zijn tweede naam, of zijn titel? Aan de andere kant, wat voor een titel heb je als je Alfa bent? Ik bedoel, ik ben best slim en ik weet best wel veel, maar ik heb nog nooit van een Alfa gehoord.
"Willow," begint Caiden na een paar seconden stilte, "weet je, er zijn in deze wereld dingen waarvan je niet wist dat ze bestonden, maar ze zijn er wel degelijk."
Ik knik woordeloos, daar ben ik inmiddels wel achter.
"Wat heb je precies gezien in de bossen, kleine mate?"

MatedWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu