Drakenrijder

By PhoenixPhee

4.9K 666 85

- Kronieken van de Wildernes - - De delen volgen elkaar niet chronologisch op, verhalen kunnen apart gelezen... More

Kronieken van de Wildernes
1_Part_1
1_Part_2
1_Part_3
2
3_Part_1
3_Part_2
3_Part_3
4
5_Part_1
5_Part_2
5_Part_3
6.
7_Part_1
7_Part_2
8
9_Part_1
9_Part_2
9_Part_3
10.
11_Part_1
11_Part_2
11_Part_3
12
13_Part_1
13_Part_2
13_Part_3
14
15_Part_1
15_Part_2
15_Part_3
16
17_Part_1
17_Part_2
17_Part_3
18
19_Part_1
19_Part_2
19_Part_3
20
21_Part_1
21_Part_2
21_Part_3
Epiloog

7_Part_3

107 17 0
By PhoenixPhee

De dwergachtige man wacht Elias met een geniepig gezicht net buiten de kamer op. "Dusss, heer Eliass," slist hij terwijl hij op een langzaam tempo de hallen en gangen van het grote huis doorloopt, hem de weg wijzend naar zijn lessen. "Wat zijn uw zaken hier? Ik kan me niet voorstellen dat een knappe jongeman als u geen serieuze zaken te doen heeft bij deze familie..."
Elias antwoordt niet, denkend aan de waarschuwing die Keya aan Zhúru gaf bij hun aankomst in Huize Caelum.
"Bent u verloofd? Met de jonge Nebula misssschien? Of..." gaat de butler verder.
"Zhúru, dat zijn mijn zaken, ik wil geen vragen, bedankt," snauwt hij wanneer de man hem korte, irritante vragen blijft stellen.
"Natuurlijk, heer," puft Zhúru. "Zoals u wenst." Na die woorden verschijnt er een chagrijnige uitdrukking op zijn gezicht, die het rimpelige gezicht van de dwerg nog ouder laat lijken.
Ze lopen verder in stilte, en Elias merkt dat hij gewend begint te raken aan de rijk uitgedoste kamers en gangen. Elke kamer die hij doorloopt, weet hem minder te imponeren als de vorige. Met een strak gezicht blijft de butler niet veel later staan voor een bescheiden witte deur, waarop hij driemaal beleefd klopt.
"Is het mij toegestaan binnen te treden, vrouwe?" klinkt zijn monotone stem, nu zonder de slangachtige slissing.
Vanuit de kamer hoort hij een nogal deftige vrouwelijke stem zeggen dat ze binnen kunnen komen. Zodra hij een stap de ruimte binnenzet, ziet hij meteen dat zijn veronderstelling juist was. De dame die hij voor zich ziet staan, is het voorbeeld wanneer men denkt aan deftig. Haar grijze haren zijn getoupeerd en deftig opgestoken in een wolk bovenop haar hoofd. Haar roze gekleurde lippen zijn lichtelijk getuit en haar ogen priemen in een felblauwe kleur in de zijne. De jurk die ze draagt: een uitermate nette, witte, kanten model is het toonbeeld van deftig. De rijke vrouwen in Sforai zijn niets vergeleken met de uitstraling die deze dame heeft. Haar aura schreeuwt om respect terwijl ze hem bekritiserend bekijkt.
Niet wetend wat te doen, laat hem een beetje ongemakkelijk voor zich uitkijken totdat hij beseft dat ze waarschijnlijk van hem verwacht dat hij een buiging maakt. Onhandig buigt hij naar voren, proberend om zijn heup zo weinig mogelijk te belasten.

De vrouw voor hem zucht luid. "Een barbaar, oh Grote Gaia, ik ben verheugd deze grote taak op mij te nemen." Ze spreekt hardop, alsof hij niet naast haar staat.

"Eehm, bedankt?" mompelt hij daarom maar.
"Wat zeg je, jongen? Ik kan dat gemompel niet verstaan. Praat luid en duidelijk als je in het bijzijn van anderen bent." Ze houdt even stil en begint dan weer met spreken. "Ik zal er een grote taak aan hebben om jou in een ware heer te veranderen."
Hij blijft stil, niet wetend wat te zeggen.
"Goed. Regel één: Blijf stil en spreek alleen wanneer het van je gevraagd wordt. Zelfs dan spreek je met korte zinnen, beleefde woorden. Spreken is zilver, zwijgen is goud. Heb je dat begrepen?" begint ze.
Hij knikt.
"Antwoord me met beleefde woorden, jongen!" snauwt ze, haar ijzige ogen dwingen hem zich ongemakkelijk te voelen in haar bijzijn.

"Ja, vrouwe," zegt hij zacht.
"Ik zei niet mompelen," spreekt ze dreigend.
"Ja, vrouwe," zegt hij nogmaals, dit keer luider en duidelijker te verstaan.


De lessen met gedrag en etiquette liggen hem niet, vooral in het begin. Hij struikelt over woorden, gebruiken – en het tapijt – en wordt om de paar hartslagen door zijn lerares gecorrigeerd. Hij moet spreken met deftige woorden, maar niet te veel. Hij moet altijd volledig zijn, maar zwijgen tot hij een ons weegt. Het is verschrikkelijk verwarrend, en zijn hoofd tolt wanneer het tijd is voor een pauze. De vrouw, lerares Du'Quinione, heeft besloten te beginnen met welbespraaktheid, en zal daarom beginnen met lessen in spraak, economie en taal. Daarnaast wordt het van hem verwacht dat hij de Latijnse taal, een taal die gesproken wordt in een rijk ver van de Wildernes vandaan, binnen een maan volledig kan beheersen. Als laatst wordt hij vanaf morgen elke dag onderwezen in de Leer der Draken, door de dochter van Elonaya, een zogenoemde Saffiera die hij tot nu toe nog niet heeft mogen ontmoeten.
Met een verbeten gezicht zit vrouwe Du'Quinione voor hem terwijl ze een maaltijd nuttigen, zoals ze het uitdrukte. Het is duidelijk dat ze zich ergert aan zijn tafelmanieren, maar eerlijk gezegd kan het hem niet zoveel schelen. Hij is blij dat hij zich een tijdje niet hoeft te concentreren op wat hij zegt en hoe hij dat doet. Bovendien leert hij bij stil te zijn om te zwijgen, een belangrijke waarde in de hoge families, aldus zijn docente.
De hele middag erna blijft vrouwe Du'Quinione hem verbeteren op allerlei punten mogelijk. Ze legt hem de basisregels van het Latijn uit, foetert hem uit als hij de werkwoordsvormen niet goed vervoegt en niet net genoeg spreekt, en laat hem urenlang luisteren naar hoe ze de taal vloeiend spreekt in de hoop dat hij er iets van oppakt.
Aan het einde van de dag voelt zijn hoofd vol van alles wat hij heeft moeten leren. Zelfs al kon hij al lezen en schrijven – wat een enorm bijzonder is, gezien zijn afkomst – weet hij dat hij nog lang niet op het juiste niveau zit. Op het moment dat de zon ondergaat, laat de vrouw hem gaan, maar niet voordat ze hem nog een laatste opdracht heeft meegegeven. "Ik verwacht dat je voor morgenmiddag deze honderd Latijnse woorden kunt dromen, Elias." Ze spreekt luid en duidelijk, precies zoals ze hem de hele dag door aan probeert te leren.

Hij zucht en prevelt een paar woorden naar de goden die hem er mee kunnen helpen.
"Luid en duidelijk spreken, Elias. Je kunt gaan."
"Agentes, vrouwe Du'Quinione," bedankt hij haar in het Latijn. "Ik zie u morgenmiddag."
Terwijl hij de deur achter zich sluit, ziet hij hoe zich een tevreden glimlach op haar gezicht vormt.


Zodra hij gewekt wordt vlak voor zonsopgang, krijgt hij zijn ogen maar amper open gepeld. Zijn bed voelt heerlijk donzig, zijn hoofd voelt wattig en slaperig, en zijn gedachten kunnen alleen maar focussen op hoe hemels het bed ligt.
In elk geval, totdat een jonge dienster, een meisje dat hij nog niet eerder heeft ontmoet, hem wekt met een aantal woorden. "U moet opstaan, Heer, weldra heeft u uw lessen in drakenleer," klinkt haar zachte, tinkelende stem. Het is een uiterst prettig geluid, als belletjes die zijn oren binnendringen. Pas wanneer de woorden tot hem doordringen, schiet hij het zachte bed uit alsof het in brand staat.
Het meisje, waarschijnlijk niet ouder dan acht zomers uit, giechelt zacht bij zijn actie, maar gaat daarna met een serieus gezicht verder met haar werk. Ze maakt een warm bad voor hem klaar, legt de te dragen kleren op het zachte bed en laat hem daarna alleen om in alle rust te kunnen baden.
Hij neemt echter niet de tijd om alles uitgebreid te doen, maar wast alles binnen enkele hartslagen zodat hij binnen een korte tijd afgedroogd in de gastruimte staat.

Zijn kledij bestaat uit een lang, zwart gewaad met daaronder een nauw aansluitend wit pak met een uitstekende kraag die hem ongemakkelijk laat voelen. Hij zucht, maar laat het zoals het is. Stiekem verheugt hij zich enorm op de lessen in drakenleer, hij is benieuwd wat er zal gebeuren. Toch weet hij niet wat hij moet verwachten. In zijn jongensdromen hoopt hij te leren vliegen, maar het rationele gedeelde in zijn hoofd weet maar al te goed dat dat nooit mogelijk gaat zijn.

Niet veel later loopt hij met een opgeheven hoofd de ruimte uit, op weg naar de tuin, waar hem gezegd was Saffiera te ontmoeten. Bij de deur die hem naar buiten leidt, staat Zhúru hem op te wachten.
De gedachte dat Zhúru overal en nergens is, laat zich even horen in zijn hoofd, maar verdwijnt dan weer op de achtergrond. Het zal vast zijn werk zijn om altijd overal te zijn.

De dwerg gaat hem voor naar de tuin, en leidt hem – dit keer in stilte – naar een grote open plek op het landgoed, waar zich vier verschillende paden naar vier verschillende kanten toe strekken en doorlopen tot in de verte, over heuvels en door vlaktes.

In het midden van de open plek staat een oud, verweerd standbeeld met scheuren, doffe plekken en afgebroken delen. Het is maar amper te zien wat het voor moet stellen, maar het lijkt op een mens, of een engel.
Het is alleen dat er naast het beeld op de open plek, niets of niemand staat. Saffiera is er niet. Net op het moment dat hij aan Zhúru wil vragen waar ze is, of waarom ze er niet is, spreekt de man een cryptische zin, waarna hij verdwijnt.
"Volg het pad van de draken maar pas op, de tijd tikt."
Hij kijkt verward om zich heen, maar de dwerg is niet meer in zicht. Hij is gewoon van de wereld verdwenen, niet in de buurt, nergens.
Volg het pad van de draken... Zou het een geheime boodschap zijn? Maar, waarom dan? Hij meent zich te kunnen herinneren dat de leer der Draken vooral draait om het beheersen van de geest, en hij kan zich er wel in vinden dat het een goede oefening zou zijn om zijn geestelijke vermogen te kunnen peilen, maar is het niet erg cryptisch om mee te beginnen?
Hij zucht. Het is het enige aanknopingspunt dat hij heeft.
Wie weet komt Saffiera later wel opdagen, in elk geval heeft hij ondertussen iets kunnen doen.
Kies het pad van de draken...
Hij kijkt om zich heen, en beseft zich dat hij bij het standbeeld staat, waar vier paden omheen liggen. Gedesoriënteerd als hij is, weet hij niet eens meer van welk pad hij precies af kwam. Niets herkent hij, het is alsof hij op een andere plek is gedropt en zelf maar uit moet zoeken welk pad hij moet nemen. Hij kan zichzelf wel voor zijn kop slaan. Hij had beter op moeten letten waar Zhúru hem heen bracht! Hij had niet als een kip zonder kop achter de dwerg aan moeten lopen, dan had hij in elk geval één van de vier paden weg kunnen strepen van zijn mogelijkheden.
Er moet toch een aanwijzing zijn naar het juiste pad? De vraag is alleen waar. Zijn ogen tot spleetjes geknepen kijkt hij omhoog naar het beeld van de engelenman, maar door de afgebroken ledematen kan hij onder geen mogelijkheid zien welke kant de armen ooit op gewezen hebben. Daarom begint hij met het in zich opnemen van zijn omgeving. De paden lijken met de seconde kaler te worden, en ze lijken zich steeds verder uit te strekken door het diverse landschap, dat ook steeds lijkt te verschillen. Nu hij eens goed kijkt... Het lijkt wel of de paden verschuiven waar hij bij staat!

Verward draait hij een rondje om zijn eigen as, en loopt hij eens om het standbeeld heen. Het voetstuk is hoog en verweerd, maar bovenal lijkt het niet mee te draaien met de rest van zijn omgeving. Als hij zijn hand op het oude, stenen voetstuk houdt, meent hij zelfs dat zijn handen over het gladde en toch ruwe oppervlak van het marmeren beeld glijden. Wanneer hij naar de schaduw van het beeld kijkt weet hij het zeker, alles verandert, maar het beeld blijft staan.
Misschien kan hij een volgende aanwijzing op het voetstuk vinden, er staan immers overal woorden op, waar hij tot nu toe nog geen aandacht aan besteed heeft. Hij moet zichzelf goed concentreren om het oude schrift te kunnen lezen, dus het duurt even voordat hij het eerste deel ontcijferd heeft, maar dan snapt hij wat er staat.
Mompelend gaat hij met zijn vingers over de krullende letters.

"Wanneer ik er ben, vraagt men mij verder te gaan, maar wanneer ik voorbij ben, wilt men dat ik terug keer. Wat ben ik?"

Hij grinnikt kort. Dit raadsel is niet zo moeilijk. Een van de zusters vertelde het een aantal manen geleden. Destijds was ze nieuw aangekomen in het huis, en ze was dol was op raadsels. Regelmatig werd er een raadsel verteld, waar ze dan de hele dag over konden piekeren, waarna ze 's avonds het antwoord zouden krijgen. Helaas ging de zuster al vlug weg, ze zei dat haar familie in Sforai haar nodig had, dus toen was ze van de een op de andere dag verdwenen. Toch is hij blij dat hij dit raadsel al kent. Het antwoord is overduidelijk tijd, dat wist hij een aantal manen geleden ook snel. Als de tijd langzaam gaat, wil je dat het sneller voorbij gaat, maar als het eenmaal voorbij is, zou je willen dat de tijd terug zou keren. Zodra hij het antwoord mompelt, verschijnt er in een zwierig handschrift het juiste woord onder. De Tijd.
Snel loopt hij naar een andere kant van het voetstuk, en inderdaad, ook hier staat een raadsel op. Dit keer kost het hem minder lang om het handschrift te ontcijferen, maar het raadsel zelf is een stuk lastiger dan het eerste.
"Met elk moment dat verstrijkt word ik kleiner, totdat ik verdwijn. Wat ben ik?"

Verschillende radertjes in zijn hersenen beginnen te draaien, en als hij niet zo gefocust was geweest op het vinden van het juiste antwoord, zou hij gegrapt hebben dat hij zijn eigen hersenen bijna kon horen kraken. Gezien het vorige antwoord zou het logisch zijn om te denken aan iets dat te maken heeft met de tijd, maar natuurlijk is niets zeker. Gelukkig verschijnt meteen nadat hij een aantal woorden mompelt het juiste antwoord onder het raadsel. "Deze week, nu, de toekomst, ooit," zegt hij rap achter elkaar.
De Toekomst.
Hij juicht in zichzelf en kan het niet laten zijn armen even omhoog te gooien door het gevoel van overwinning. Maar hij is er nog niet. De tijd tikt, vertelde Zhúru, dus hij moet snel verder met het volgende raadsel.

"Vroeger was ik eens, straks ben ik was, wat ben ik?"
Hij denkt en denkt, maar krijgt het niet voor elkaar een antwoord te vinden, waardoor hij het raadsel na een paar honderd hartslagen maar laat voor wat het is en hoopt een beter antwoord te kunnen vinden bij het laatste raadsel.
"Ik ben voorbij, maar ik besta nog altijd. Ik ben er altijd geweest, maar ooit bestond ik nog niet. Wat ben ik?"
Hij glimlacht arrogant. Meteen zodra hij het leest weet hij het juiste antwoord, waardoor hij ook vermoed wat het antwoord op het vorige raadsel is. Toch weet hij niet welk pad hij in moet gaan. Elk pad zou mogelijk zijn, gezien de situatie. Volg het pad van de draken, waar slaat het nou toch op? Zuchtend gaat hij in zijn hoofd alle mogelijkheden af. Wat het dan ook is, het eerste antwoord zal het niet zijn, en ook het heden lijkt hem onlogisch. Dan blijft er over het verleden of de toekomst. Links, of rechts.
Ineens voelt hij zich verlicht. Hij weet het antwoord! Om welke reden weet hij niet, maar hij voelt aan, diep van binnen, dat hij het rechter pad moet kiezen. Dat is dan ook precies wat hij doet. Met een opgeheven hoofd en zijn borst vooruit gestoken, stapt hij met zekere passen naar het pad van de toekomst. 

Continue Reading

You'll Also Like

865K 45.8K 76
MOMENTEEL HERSCHREVEN TOT CHAPTER 15. - Hoe zou ze nog verder kunnen met haar leven na een afschuwelijke, traumatische ervaring? Hoe zou ze überhaupt...
2.8K 239 27
Zijn ogen en stem stonden in haar geheugen gegrift. Als baby had hij haar leven gespaard en sindsdien beschouwde Sofia hem als haar beschermengel. Al...
266 43 5
matthyas een 28 jarige jongen een hart van goud doet niemand iets aan maar toch ergens diep van binnen is die jonge erg onzeker maar als hij een keer...