8

110 11 0
                                    

Zijn adem blaast vele kleine stofdeeltjes in de koele lucht om hem heen weg, ze botsen tegen andere deeltjes aan, die op hun beurt naar een ander deel van de grote ruimte drijven, om daar weer terug te keren in een vredige, stilstaande staat. Bij de volgende ademteug zullen ze weer verschuiven, zich verroeren door het hele paleis. Ze zullen zich verwarmen aan de hete vlammen van het Eeuwige Vuur, en ze zullen afkoelen tegen de ijzige wanden van de spiegels aan de talloze muren in het paleis. Het is een eindeloze cirkel die al een hele lange tijd zo doorgaat. Hij denkt met verlangen terug aan de tijd waarin het prachtige kasteel, dat nu voor iedereen verborgen blijft, nog vol leven was.
Het bruiste er altijd van de energie, het was voelbaar, overal.
Nu is het helaas slechts een koude, eenzame plek.
Met zijn hoofd schuddend zorgt hij er voor dat de gedachten uit zijn hoofd verdwijnen. Het is zijn taak om op zijn lievelingetjes te passen totdat het paleis weer in ere hersteld kan worden. Het zal ooit weer zijn zoals het was, vele winters geleden. Ooit zal het zo zijn zoals het wordt beschreven in de boeken, het majestueuze spiegelpaleis van de drakenrijders.
Hij bladert door een aantal bladzijdes van het in leer gebonden boek. Ze staan vol met letters en zinnen die hij al kent uit een van de talloze andere boeken die hij heeft gelezen. Het zijn oefeningen die Eagon deed met zijn draak en zijn meester Gyan die hem meer leerde over de draken zelf, enzovoort, enzovoort.
Het blijkt dat Phyre, het meisje met de rode haren en die levendige groene ogen, geen drakenrijdster is. Toch maakte de jonge Eagon regelmatig de lange wandeling naar het dal, naar de Stad van de Drakenrijders, puur om het vurige meisje te bezoeken. Eens per zeven dagen maakt hij de zware afdaling van het grote Paleis van de Drakenrijders naar een klein huisje net buiten het centrum van de Stad van de Drakenrijders.
Meester Gyan, die de jongen inmiddels als zijn leerling heeft aangenomen, juicht deze zware tripjes maar al te graag toe, zodat hij zijn conditie verbetert.
De zinnen op het oude papier zeggen dat Eagon ondanks zijn jeugd waarin hij over het algemeen veel moest werken, graag in elk momentje vrije tijd buiten is, genietend van zijn omgeving. Andere leerlingen spenderen tijd met hun toegewezen draak aan wie ze voor de rest van hun leven verbonden zullen zijn, maar Eagon zoekt naar vrijheid.
Hier. Hier is waar hij verder moet lezen. Dit deel is hem altijd vaag geweest, het staat in geen enkel boek beschreven, in elk geval niet zo uitgebreid als hier.


Vol opwinding haast Eagon zich door de gangen die hij in de afgelopen manen maar al te goed heeft leren kennen. Hoewel elke plek in het spiegelpaleis lijkt op iedere andere plek, herkent hij kleine markeringen die hem leiden naar de juiste plaats in het gigantische paleis.
Vandaag is het een belangrijke dag voor de jonge leerling, en hoewel hij niet altijd heeft genoten van de zware opleiding tot Drakenrijder, is het vandaag dan eindelijk zover. Voor het eerst zal hij mogen vliegen met zijn draak. Het grote zwarte wezen met prachtige vleugels die een spanwijdte van minimaal twee boomlengten hebben, heeft zich genoeg aan hem gebonden om met hem op zijn rug te kunnen vliegen.
Al wekenlang kijkt hij uit naar dit moment, en zelfs dan nog heeft hij zich verschrikkelijk verslapen. Het was de bedoeling dat hij in de grote marmeren hal zou zijn op het moment dat de zon boven de bergen aan de horizon uit zou reizen, maar helaas werd hij pas wakker na dat moment. Waardoor het precies kwam weet hij niet, maar hij sliep verschrikkelijk. Al enkele dagen lang kan hij de slaap niet vatten, waardoor hij uitgeput aankomt bij zijn lessen, om vervolgens nog vermoeider te zijn wanneer hij zijn bed in kan duiken, waarna hij opnieuw niet in slaap wil vallen. Zo gaat de cirkel eindeloos door, en inmiddels zijn er donkere kringen onder zijn ogen verschenen.

Meester Gyan bekijkt zijn leerling met strenge ogen wanneer hij deze aan ziet komen vanuit een van de vele gangen. Hij staat voor de marmeren deur, al te wachten gedurende een lange tijd. Toch krijgt hij het niet voor elkaar boos te zijn op de jongen, die een overduidelijke nerveuze blik in zijn ogen heeft. Donkere kringen onder zijn ogen, een bleek gezicht, en een vlugge ademhaling. Hij weet het misschien zelf niet, maar het is goed te zien.
Zijn leerling is bang. Bang voor wat er komen gaat.

Trillend haalt Eagon nog een laatste keer adem voordat de grote marmeren deuren openen. Hij weet wat er zich achter de deuren bevindt. Zijn geweldige draak, zijn gigantische wezen. Tanden zo scherp als de spitste zwaarden, klauwen zo groot als boomstammen, en een adem zo heet als het vlammende vloeibare vuur uit de bergen. De grote zwarte ogen bekijken hem aandachtig, uit de neusgaten van het wezen komen kleine rookwolkjes. De glanzende zwarte schubben zijn glad en gaan zonder uitsteeksels in elkaar over.
Hij heeft er al vaak genoeg contact mee gehad, in zijn hoofd. Hij heeft tegen het wezen gepraat, zijn leven gedeeld, oefeningen gedaan met het dier, maar zelfs na al die tijd weet hij de naam van het creatuur niet.
"Dat komt nog," zegt meester Gyan altijd. "Dat komt wanneer je volledig met hem bindt, wanneer je samen boven de wolken vliegt en hij je genoeg vertrouwt om zijn ziel met je te delen. Wanneer de draak zich bindt aan je ziel, wordt je samen één in geest. Na dat moment is er geen weg meer terug."
Hij schudt kort met zijn ledematen, springt een aantal keer op en neer, en loopt dat de grote, donkere hal binnen.
Zoals altijd maakt hij eerst een diepe buiging als uiting van respect. Hij buigt zijn hoofd en steekt zijn armen omhoog, zijn handpalmen naar boven.
Als antwoord blaast de draak zijn hete vuuradem tegen zijn handen aan. Gyan heeft hem verteld dat doordat hij geboren is om een drakenrijder te zijn, hij immuun is voor het zonnevuur, voor de eeuwige vlam die de draken bezitten. Het zal hem niet branden, niet verwonden. Het zal hem helen als hij ziek is, hem verblijden als hij bang is, en hem extase geven wanneer hij zich in een winnaarsroes bevindt.
De familiaire, donkere stem van de geest van de draak dringt zijn gedachten binnen. "Vurige jongeling, servire ignem aeternum."
Het is de vaste begroeting van de draak wanneer ze een mentale connectie hebben. Meer heeft het creatuur van de zonnegod nooit gezegd, het laat hem slechts beelden zien, van het verleden, het heden, de toekomst, of een verlangen. Het vertelt hem wat niet gezegd kan worden met woorden, beelden zeggen duizend maal meer.
Dit keer laat de zwarte draak hem het beeld zien van de wolken, en een vliegend wezen zwart als de nacht, met ogen die glinsteren als sterren. De draak laat hem zien wat ze weldra zullen doen, vliegen boven de wolken, onder de warme zonnestralen van Heer Torin.
Hij knikt, en zijn maag trekt zich nerveus samen.
"Ga zitten, Eagon, vlak achter zijn kop, ver voor zijn vleugels. Tussen de stekels in kun je zitten, en met je gedachten kun je hem sturen naar waar je heen wilt gaan."
Eagon laat zijn adem trillend gaan. Hij kan dit. Hij weet het.
"Laat me," zegt hij in zijn hoofd tegen het koninklijke wezen voor hem. Die woorden zijn genoeg voor de draak, en hij laat zijn grote kop zakken, totdat het op de grond ligt. Eagon strijkt even afwezig over de neus van het wezen, en klimt dan met enige moeite op de nek van de draak, waar hij tussen twee grote stekels in gaat zitten. Zich stevig vastpakkend aan de stekel vlak voor hem, knikt hij kort. Hij is er klaar voor.
Er gebeurt niets, totdat hij beseft dat de draak helemaal niet kan zien dat hij knikt. Daarnaast heeft hij van Meester Gyan geleerd dat hij op een andere manier moet laten merken dat hij klaar is om te vliegen. Hij haalt diep adem om alle trillingen uit zijn stem weg te halen, zelfs al praat hij alleen mentaal tegen de zwarte draak.
"Volarent ad caelum, custos ignis."
Na die woorden draait het grote wezen een keer om zijn as, waarna het zich met zijn sterke poten afzet tegen de grond, en met een cirkelbeweging omhoog schiet, naar de lichtvlek ver boven hen.
De wind lijkt harder te blazen naarmate de draak een grotere snelheid krijgt. Hij zoeft omhoog, en de lichtcirkel die ooit zo klein leek, wordt steeds groter en groter. Inmiddels vliegt de draak bijna verticaal omhoog, en Eagon moet meer dan zijn best doen om tussen de stekels te blijven zitten. Zijn hart klopt in zijn keel, hij is volledig buiten adem en zijn lichaam beleeft het gevoel van euforie.
Dan ineens schieten ze de lange koker uit en vliegen ze boven de bergen. Nog altijd vliegt de draak omhoog, richting de hemel die nog ver boven hen uitreikt. Dwars door wolken vliegen ze, zijn haar wordt er vochtig van en waait door de wind alle kanten op.
Zodra hij van mening is dat hij hoog genoeg is, stuurt hij de draak met een woord in een lome cirkel naar rechts. "Dextera," mompelt hij.
De draak gehoorzaamt meteen, waardoor hij nog steeds niets kan zien, merkt hij op. De wolken blokkeren zijn zicht, zelfs al is dit een schitterend beeld. De wolken drijven onder hem voorbij, als een zacht bed waar hij zich op zou willen laten vallen.
"Descendit," vertelt hij de zwarte draak, die maar al te graag zijn bevel opvolgt en in een vogelvlucht naar beneden schiet.
Eagon schreeuwt, maar waarom weet hij niet. Hij is bang, ja, maar het is tegelijkertijd een geweldig gevoel. Vandaar dat zijn angstige geschreeuw snel overgaat in een euforisch gejuich. Dit duurt echter niet lang, zodra ze de wolken boven hen hebben gelaten, komen de bergen toch iets te snel op hem af dan hij had gehoopt.
"Subsisto! Subsisto!" Als ze niet stoppen met zo snel dalen, zullen ze te pletter storten op de stenen! Het wezen van Torin lijkt zijn paniek aan te voelen, want in tegenstelling tot meestal, zegt hij iets ditmaal, iets wat hij kan verstaan.
"Vertrouwen, Vurige Jongeling, fiducia," klinkt de donkere stem.
Met grote ogen houdt hij vast aan de scherpe stekels op de nek van de draak, maar hij zegt niets meer. Vertrouwen. Vertrouwen. Vertrouwen.
Hij sluit zijn ogen krampachtig, wachtend op de klap die zijn leven zal beëindigen. Echter komt deze niet. Net op het allerlaatste moment trekt de draak met de angstaanjagende tanden en vuuradem op, zodat ze net niet op de harde rotsen terecht komen. In tegenstelling daarvan spreid de draak zijn gigantische vleugels en drijft hij met een enorme vaart mee met de wind, om de bergen heen.
Urenlang vliegen ze, en langzamerhand staat hij zichzelf toe de stekels minder krampachtig vast te houden. "Fiducia," mompelt hij zacht in zichzelf. "Fiducia."
Zijn benen stevig vastklemmend om niet te vallen, laat hij voorzichtig de stekel voor hem helemaal los. Terwijl de draak vlak boven een gigantisch, donker meer zweeft, ver van de Stad van de Drakenrijders vandaan, steekt hij zijn armen in de lucht en gooit hij zijn hoofd in zijn nek.
Hij juicht en lacht wanneer het vrolijke geluid weerkaatst over door de toppen van de bergen, en het vervolgens naar hemt terugkomt in echo's.
Vliegen is geweldig.


Hij zucht en denkt terug aan de tijd waarin draken nog vol vreugde over hemel en aarde heersten in naam van Heer Torin en Aardmoeder Gaia. Volgens alle legenden was de sterkste koning der draken, de donkere draak van Eagon Sheng-du, de laatste drakenrijder.
Om ooit opnieuw te kunnen heersen, moeten zijn lievelingen net zo sterk worden als die legende. Hij kijkt hoopvol naar de eieren in het Eeuwige Vuur, dat langzaam warmte uit lijkt te stralen.
Warmte die niet heet genoeg is om de aarde vrede te schenken.




DrakenrijderWhere stories live. Discover now