(Uitverkoren) - De hoofdprijs...

By MissTop40

106K 7.3K 1.6K

In het land waar Deia woont, moeten alle zestienjarigen in een gruwelijk spel tegen elkaar strijden om te bew... More

1.1
1.2
1.3
2.1
2.2
3.1
3.2
4.2
5.1
5.2
6.1
6.2
7.1
7.2
8.1
8.2
9.1
9.2
10.1
10.2
11.1
11.2
12
13.1
13.2
14.1
14.2
15.1
15.2
16.1
16.2
17
18.1
18.2
19
20.
21.
22.

4.1

3K 195 26
By MissTop40

Ik word wakker met een droge mond. Dat is een behoorlijk rare eerste gedachte volgens mij gezien de plek waar ik me bevind. De arena. Door het traliewerk dat me van de plek des onheils scheidt, kan ik al het één en ander aan attributen opgesteld zien staan. Van sommige bouwwerken heb ik geen idee waar ze voor dienen, maar andere dingen herken ik uit voorgaande jaren. Zo ook de drie metalen molens – voor elk team één – met witte balletjes erin die op het houten podium voor de deelnemerstribune staan. Op één van die balletjes staat mijn naam.

Ook het rad dat daarnaast staat, herken ik. Het is het rad waarop alle afschuwelijke dingen staan die de komende dagen met ons gedaan zullen worden. Het zal rondgedraaid worden door Aeneas en de beproeving waarbij het stopt die zal uitgevoerd worden. Degenen die mee moeten doen worden vervolgens onder andere door middel van de balletjes in de molen gekozen. Ook de uitverkorenen hebben invloed op een deel van de deelnemers. Vroeger hadden ook de teams zelf invloed op wie er moesten deelnemen aan een proef, maar die spelregel is gewijzigd omdat het te vaak voor verwarring zorgde. Desondanks vond ik deze ingewikkelde procedure als kind uitermate fascinerend. Het heeft echter weinig fascinerends meer als het eenmaal je eigen dood kan betekenen.

De balletjes met de namen van degenen die de proeven overleven, worden na afloop weer terug in de molen gestopt en de balletjes van overleden deelnemers worden aan hun familieleden gegeven. Zo zullen er dus steeds minder balletjes in de molens komen te zitten, wat ook betekent dat er steeds meer doden zullen zijn.

Een ander bekend attribuut is het bord boven het podium. Vanuit mijn cel kijk ik tegen de achterkant van het ding aan, maar ik weet precies wat er aan de voorkant te zien is. Daar staan foto's van alle deelnemers die zich in de arena bevinden. Onder elke foto zit een lampje dat zal branden zolang de betreffende persoon nog in leven is. Sterven ze dan dooft het licht. Het is tevens het scorebord waarop vanaf vanmiddag ieders punten bijgehouden zullen worden.

Een huivering trekt door mijn lichaam als ik dit alles in ogenschouw neem. Ik wist altijd al wat hier gebeurt, maar het is anders als je er zelf onderdeel van bent. Dit is puur sadisme. Ik zie al voor me hoe er straks een balletje met mijn naam erop thuis op de plank in de keuken zal liggen, naast het balletje met de naam van de oom die ik nooit gekend heb. Na verloop van tijd zal dat ook het enige aandenken zijn dat er van mij over is, net als bij mijn oom is gebeurd. Hun eigen balletjes hebben mijn ouders volgens mij in zee gegooid, of ze hebben ze op een andere manier uit de weg geruimd. Daar willen ze niet meer mee geconfronteerd worden. Alleen de doden mogen blijkbaar hun souvenirs achterlaten in ons huis.

"Deianeira?" klinkt het vanachter de muur aan mijn linkerkant. "Ben je wakker?" Het is de stem van Arthur. Gisteravond heb ik al uitgevonden dat hij in de cel naast de mijne zit, wat waarschijnlijk iets te maken heeft met ons team en de volgorde waarin we hier binnen zijn gekomen. Ik heb geen idee waar Bodine zit, wat ik heel jammer vind, maar door de verwarrende omstandigheden van gisteravond ben ik het haar vergeten te vragen.

Ik verschuif mijn lichaam zo dat ik tegen de muur aan kom te zitten die me van Arthur scheidt. "Ja, ik ben wakker."

"Mooi. Ik wilde je succes wensen."

Ongewild moet ik glimlachen. Hij is echt aardig. Of zou het dan toch...? Nee, die spionnentheorie moet ik maar aan de kant schuiven. Daarvoor is hij veel te geloofwaardig. Hoewel het geen kwaad kan als ik voorzichtig met hem omga. "Dankjewel. Jij ook."

"Dank je. Dit keer zul je niet verzwakken omdat je te weinig gegeten hebt."

"Nee, dit keer niet." Ik denk terug aan de keren dat het wel gebeurde. Zoals tijdens de gymles, afgelopen voorjaar. Die morgen had ik mijn ontbijt afgestaan aan Vinny omdat ik niet wilde dat zij honger zou lijden. Tijdens de les moesten we buiten rondjes rennen. Na twee rondjes leek alle kracht uit mijn lichaam te vloeien en viel ik op mijn gezicht op het pad. Naderhand beweerde Bodine dat ik wel een half uur bewusteloos was, maar omdat zij altijd alles overdrijft denk ik dat het in werkelijkheid maar een paar minuten zijn geweest.

"Sorry."

Ik frons. "Waarvoor?"

"Dat jullie nooit iets te eten hebben en wij wel."

"Dat is niet jouw schuld." Het is de schuld van de consuls dat het eten in dit land zo ongelijk verdeeld is. Het hele systeem is gewoon oneerlijk. In theorie zou het voor iedereen mogelijk moeten zijn om veel eten te kopen op de markt, maar eten kost geld en dat hebben de meeste mensen niet. Dus draait het er in de praktijk op uit dat de rijke mensen al het eten kopen en de armen achterblijven met de restjes. "Het is ook niet jouw schuld dat je rijk bent trouwens. En ik heb genoten van het eten gisteravond. Vooral van de worteltaart en die kleine sponsdingen met kaneel die op paddenstoelen leken."

Een lachje klinkt aan de andere kant van de muur. "De muffins."

Daar heb ik nog nooit van gehoord. Het is natuurlijk weer zoiets voor de rijken. Wij eten alleen maar simpele dingen. Ingewikkeld keukengereedschap en de beschikking over talloze ingrediënten hebben we niet, in tegenstelling tot Nynève in de keuken van het paleis.

Mijn aandacht wordt afgeleid door het geroezemoes van de mensenmassa die de arena in komt. Langzaam stromen de tribunes vol met landgenoten. Van een deel van hen weet ik precies hoe ze zich voelen. Van het deel dat vijftien jaar of jonger is en hier komt om toe te zien welke gruwelen zij in de toekomst ook zullen moeten doorstaan. Als ik dit overleef, zal ik ook ontdekken hoe het andere deel van de toeschouwers zich voelt. Zeker als ik ooit kinderen krijg. Wat gezien de wetten van dit land wel zal moeten, wil ik niet alsnog tot de doodstraf veroordeeld worden.

Ik probeer te zien of ik mijn familie ergens kan ontdekken. Helaas kan ik vanuit mijn cel maar een klein stukje van de tribune zien en daar krioelen te veel mensen door elkaar. Allemaal zijn ze op zoek naar een zitplaats in de buurt van de vrienden en familieleden die zich niet onder de deelnemers bevinden.

Geleidelijk aan wordt het iets rustiger, maar nog steeds is er geen spoor van mijn familie te bekennen. Totdat Vinny op de rand van de tribune af rent en naar me begint te zwaaien. Tot mijn grote opluchting ziet ze er vanaf hier in ieder geval nog kerngezond en onaangetast uit. Ze hebben dus niets ergs met haar gedaan na gistermiddag. Theoretisch gezien kan dat ook helemaal niet, vanwege het feit dat kinderen niet gestraft mogen worden, maar je weet maar nooit wat er gebeurt. Er zijn altijd mensen voor wie de regels niet lijken te gelden. Zeker niet als het gaat om de personen die dit land moeten leiden.

"Leuk kind, je zusje."

"Dank je." Ik weet niet goed waar ik hem voor bedank, want ik kan er niets aan doen of mijn zusje wel of geen leuk kind is, maar het voelt onbeleefd om het niet te doen. Dat ik niet erg sociaal ben, wil nog niet zeggen dat ik ook niet beleefd ben.

"Maar ik vind jou leuker."

Het is alsof mijn lichaam bevriest, maar dan zonder de kou. "Wat?"

"Je hebt me wel gehoord."

"Dat klopt. Ik vraag me alleen af of ik het wel goed gehoord heb."

"Geloof me, dat heb je."

Zuchtend laat ik mijn hoofd tegen de muur rusten. Had Bodine dan toch gelijk? Zit deze jongen met me te flirten? Maar hoe kan hij dat nou doen als we op het punt staan om letterlijk te vechten voor ons leven? Wat voor zin heeft het om nu nog aan de liefde te denken?

"Deianeira?" klinkt het na een tijdje. "Vond je dat zo vreselijk om te horen dat je jezelf al van kant hebt gemaakt?"

"Nee." Ik slik moeizaam. "Volgens mij heb ik mijn zusje gisteren beloofd dat ik hier weer levend uit zal komen, ook al weet ik niet hoe ik haar dat ooit kan garanderen. Maar geloof me, als ik nu een lijst zou moeten geven met dingen waar ik me druk over maak dan sta jij daar niet op." Wat natuurlijk een beetje gelogen is, want hoe kan ik nou stoppen met denken aan wat hij net heeft gezegd? Ik kan er nu geen liefdesperikelen bij hebben.

"Laat ik dat maar als iets positiefs opvatten."

Ik heb geen tijd om een reactie te geven, want het traliehek wordt opengemaakt en een bewaker grijpt me ruw bij mijn bovenarm. Het is één van de vriendjes van Nestor, zo iemand die zestienjarigen met alle plezier als grofvuil behandelt. Hij doet dan ook geen enkele moeite aardig voor me te doen als hij me naar de speciale tribune voor de zestienjarigen leidt. Die herken ik ook uit andere jaren. Aan de tribune ketent hij mijn enkel vast, zodat ik zelfs niet zou kunnen ontsnappen als ik de gevaren van de ontploffende armband zou negeren.

Omdat iedereen op volgorde uit de cellen wordt gehaald en bij zijn teamgenoten neer wordt gezet, komt Arthur naast me op de bank terecht. Zodra hij zit, pakt hij mijn hand vast en knijpt er even in. "Nu gaat het beginnen."

Ik knik lichtjes. "Ja, dat had ik al begrepen."

"Wij zijn nog niet meteen aan de beurt en Bodine ook niet."

Dat is in mijn ogen een zeer verdachte opmerking. "Hoe weet jij dat? Misschien heeft je vader wel zo'n enorme hekel aan ons dat hij een kogel door onze kop wil jagen. Niets is zo makkelijk te manipuleren als ons geliefde openingsritueel. Van hem zou ik er niet van staan te kijken. Iemand die zijn eigen zoon de arena in gooit is overal toe in staat."

Arthur snuift. "Mijn vader heeft een hekel aan me, ja, maar hij gunt het me niet om er meteen op dag één al uit te liggen. Hij wil me zien lijden. Nou, hij moet eens opletten." De strijdlust die uit zijn ogen straalt, neemt al mijn twijfels over zijn motieven weg. Dit is echt. Nestor heeft zijn zoon de arena in gegooid en niet om hem te laten spioneren. Wat een klootzak.

De grote, gespierde gestalte van Aeneas verschijnt op het kleine podium voor de tribune. Hij ziet er niet uit alsof hij vannacht een seconde minder geslapen heeft om wat er hier vandaag gaat gebeuren. "Goedemorgen allemaal. Welkom op dag twee van de honderdvierenvijftigste Eliminatie."

Een ongemeend applaus stijgt op uit het publiek. Wij zestienjarigen hoeven gelukkig niet te doen alsof we enthousiast zijn. Van ons wordt niet verwacht dat we blij zijn om de dood tegemoet te treden.

"Dan wil ik nu jullie aandacht vragen voor het volkslied, uitgevoerd door Lara Dreyer."

Dit keer klap ik wel fanatiek mee. Lara is één van de jongere zusjes van Vinny's beste vriendinnetje Glass. Ze wonen ook bij ons in de straat.

Nerveus aan haar rok frummelend betreedt de kleine Lara het podium. Op haar rug bungelen haar donkerblonde haren in een lange vlecht naar beneden. Het is traditie dat er een achtjarige uitgekozen wordt om het volkslied te zingen voordat de verschrikkingen in de arena beginnen. Datzelfde volkslied is overigens ook vrijwel de enige vorm van muziek die dit land kent.

Lara neemt de microfoon van Aeneas over en begint te zingen. Ik heb niet veel met muziek, maar zij heeft een ontzettend mooie stem. Soms zingt ze ook tijdens het oogsten van de olijven. Blijkbaar heeft het op de rest van het land hetzelfde effect als op mij, want gedurende het hele lied is het doodstil in de arena.

Na afloop pakt Aeneas de microfoon weer terug. "Dankjewel Lara. Dan kunnen we nu echt van start gaan. Zoals jullie weten, zullen we vandaag traditiegetrouw beginnen met een potje roulette. Hiervoor wil ik graag onze eregasten het podium op roepen. Hier zijn de consuls van Latronis, Janus en Nestor Corcoran!"

Terwijl de consuls het podium betreden, buig ik me iets naar Arthur toe. "Ik heb medelijden met je. Het moet geen pretje zijn om Aeneas als broer te hebben."

"Dat is het ook niet. Gelukkig heb ik Kay en Kyara nog. Die zijn tenminste wel aardig." Hij doelt op zijn neefje en nichtje, de kinderen van zijn oom Janus. Beide consulfamilies wonen samen in het paleis. Ik weet dat Kay bij mijn zusje in de klas zit en Kyara is twee jaar jonger.

Een rilling trekt over mijn rug bij de gedachte aan samenwonen met Aeneas. Dat zou ik dus nog geen twee seconden volhouden. Die gast is zo arrogant en zelfingenomen. Wat dat betreft is het geen wonder dat hij het lievelingetje van zijn vader is. "Hoe komt het eigenlijk dat je niet nog een broer of zus hebt? Het is toch verplicht om minstens drie kinderen te krijgen? Of zit dat onvruchtbare gedoe bij jullie in de familie?" Janus heeft namelijk ook maar twee kinderen. Of zou het er iets mee te maken hebben dat regeringsleiders toch niet gestraft kunnen worden?

"Volgens mij wel. Ik ken daar de details ook niet van. Als je zo geïnteresseerd bent in mijn familie moet je maar met mijn vader gaan praten."

"Nee, bedankt. Ik heb niet bepaald de indruk gekregen dat hij me aardig vindt."

Ons gesprek wordt verstoord door de consuls die met ferme passen het podium betreden. Het is traditie dat zij een lijst met slachtoffers opstellen voor het roulette. Zo kunnen ze ervoor zorgen dat één van de zwakkeren onder ons meteen geëlimineerd wordt. Het is één van de vele dingen die dit hele gebeuren zo gruwelijk maakt.

Zonder blikken of blozen noemt Nestor de namen op, alsof hij verkondigt wat hij voor zijn ontbijt gegeten heeft. "Voor het roulette is onze keuze gevallen op Emilian Adler, Garrick Petrenis, Toshe Moreau, Venka Geller en Cherette Varga."

- - -

A/N Deia is dus nog even veilig, maar het duurt nu niet lang meer voor de eerste dode valt. Volgende week zullen we zien hoe dit af gaat lopen.


Continue Reading

You'll Also Like

26 2 1
In het land Occularia moeten kinderen van 17 jaar vechten om te overleven. Slechts enkele zijn het waard om te blijven leven en zullen dus schatrijk...
6 0 1
yey
212K 7.7K 39
Laten we beginnen met het cliché intro in elk boek: de verhuizing. Nou ik niet zover verhuist, van Canada naar Minnesota in Amerika. Geen big deal du...
119 17 4
'Ik wou dat alles perfect zou zijn. Ik had alles uitgewerkt in mijn hoofd, maar toen smeet hij roet in het eten. Ik had het kunnen weten, niets loopt...