10.2

2.8K 184 47
                                    


Na de vijf zelfmoorden worden we weer in onze cellen opgesloten voor de nacht. Voor mij betekent dat weer een eindeloze zee van duisternis die bijna net zo benauwend is als de gebeurtenissen van overdag.

Zodra het helemaal donker en stil is in de arena, kruip ik tegen de muur aan mijn rechterkant. "Arthur?"

"Deianeira?"

Ongewild verschijnt er een glimlach op mijn gezicht. "Je vindt mijn naam echt mooi, hè?"

"Natuurlijk. Dacht je dat ik daarover zou liegen?"

"Nee." Dat zou wel iets heel raars zijn om over te liegen. Ik kan me niet voorstellen dat iemand dat zou doen en zeker de altijd aardige Arthur niet. Maar dat is niet waar ik met hem over wilde praten. "Je zou me nog over je familie vertellen. Over waarom ze niet zien hoe je echt bent."

"Klopt. Mag ik je hand vasthouden of vind je dat te ver gaan?"

Overdag zou ik misschien stoer genoeg geweest zijn om te zeggen dat ik dat inderdaad te ver vind gaan, maar hier in het donker vind ik het juist een fijn idee om de vingers van een ander mens aan te raken. Het is als een bewijs dat hij er echt is en dat hij me door de nacht heen zal helpen. Dat ik niet helemaal alleen in het donker lig. Daarom ga ik met mijn rug tegen de muur aan zitten en steek mijn linkerarm door de tralies heen. "Dat mag wel."

De haartjes op zijn arm strijken langs mijn huid als hij met zijn vingers naar de mijne zoekt. Stevig grijpen ze zich in elkaar. Ik zie voor me hoe hij aan de andere kant zit; zijn rug tegen de mijne, alleen dan met een muur ertussen. Onze handen zijn het enige deel van elkaar dat we echt kunnen zien, en zelfs dat nog maar vaag dankzij het donker.

Het is nog even stil, maar dan doorbreken zijn woorden de duisternis. "Volgens mij besloot mijn vader al bij de geboorte van Aeneas dat dat zijn favoriet was. Zijn oudste zoon en degene die later het werk van hem over moest nemen. Hij deed alles voor Aeneas."

Hoor ik daar een zweem van jaloezie? Zelfs rijke mensen hebben blijkbaar niet altijd een perfect leven.

"Toen werd ik geboren. Mijn moeder verwachtte dat mijn vader net zo goed met mij om zou kunnen gaan als met Aeneas, maar dat was niet zo. Integendeel. Hij ging mijn broer steeds meer voortrekken. Aeneas mocht alles en kreeg altijd overal het beste van. Ik was gewoon maar het kleine, sneue broertje dat niets kon. En dus ging ik in het geheim trainen om mijn frustratie te uiten."

"Sorry, maar dat klinkt best wel cliché." Dit land kent tradities waarbij in de zomer rond een kampvuur verhalen verteld worden over de mensen die hier ooit lang geleden geleefd hebben. Wat Arthur me nu vertelt, lijkt rechtstreeks uit één van die verhalen te komen.

"Bedankt dat je mijn leven als een cliché beschouwt. Zal ik dan maar liegen zodat het iets meer aan jouw eisen van spannend entertainment voldoet?"

"Nee. Vertel me alsjeblieft de waarheid." Ik knijp in zijn vingers in een poging hem te laten weten dat ik aan zijn kant sta. Ik dacht altijd dat alle vaders waren zoals die van mij. Vaders die vrolijke liedjes zingen voor hun kinderen en ze op hun schouders het land door dragen. Die hun kinderen vertellen over vroeger, over hoe ons paard geboren werd of over hoe de wijngaard beschermd wordt tegen alle beesten die proberen de druiven op te eten. Het is hartverscheurend om te horen dat dat niet zo blijkt te zijn.

Na wederom een korte stilte vervolgt Arthur zijn verhaal. "Op mijn kamer deed ik allerlei soorten oefeningen. Ik las stiekem boeken over sport en haalde daar inspiratie uit. Buikspieren zijn mijn sterkste punt."

"Dus daarom wilde je die proef voor me doen."

"Ik begrijp niet hoe je dat kunt denken. Het ging me niet om de buikspieren. Ik had elke proef voor je gedaan. Maar goed, ik trainde dus stiekem. Om het voor mijn familie verborgen te houden, zorgde ik er bijvoorbeeld voor dat ze me nooit zonder shirt zagen en verzon ik een voorkeur voor wijde kleding."

(Uitverkoren) - De hoofdprijs (Wattys 2016 winnaar)Where stories live. Discover now