Wildlands

By TAP0LL0N

67 6 6

De Wildlands zijn een heel stuk ongerepte natuur waar het wemelt van de dieren. Die dieren, maken onderling v... More

Bewoners van de Wildlands
Territoriumdrift
Strijd der toppredatoren
De reizigers

Het oude jachtgebied

11 1 2
By TAP0LL0N

Zijn pootjes waren zo klein dat ze geen enkel geluid maakten toen hij de boom in klauterde. Vliegensvlug holde hij over de grote stam van de reusachtige beukenboom. Onder hem vlogen de blaadjes op en net onder zijn staart voelde hij krachtige kaken toeklappen. Dat had, letterlijk, maar een haar gescheeld. De wolf ijsbeerde nerveus onderaan de boom en staarde hoopvol naar de plek waar hij zijn kleine prooi had gemist. Terwijl zijn rode staart achter hem aan danste begaf Ziggy zich naar de dichtsbijzijnde tak. Hij ging er op zitten, zijn vuurrode staart hing bewegingloos langs de andere kant van de tak, maar wel op zo'n hoogte dat de wolf er onmogelijk in zou kunnen bijten. Ziggy zette zijn kleine pootjes naast zijn oren en stak zijn tong uit, de wolf keek hem zuur aan. Ziggy maakte wat krassende geluidjes die dreigend moesten overkomen, maar vast erg schattig klonken. Toch had de wolf onder hem de boodschap begrepen en de hondachtige droop af, wetend dat hij vandaag geen eekhoorn zou proeven. 

Ziggy was een mooie, kleine, rode eekhoorn. Het was niet gemakkelijk om zo'n klein diertje te zijn, zeker niet in de Wildlands. Het wemelde hier van de roofdieren. Daarentegen kende hij geen mooier stukje land. Dit ongerepte stuk natuur was al tijden een toevluchtsoord voor allerlei soorten dieren die zonder de invloed van mensen hier rustig konden gedijen. Er waren enorme populaties aan prooidieren en voor hun waren er nog grotere populaties aan planten en ander plantaardig voedsel. De aantallen van de roofdieren werden onderling wel bepaald, de Wildlands waren groot, heel groot zelfs, maar toch is het niet goed dat zoveel roofdieren hier op elkaars kap leven. Daardoor gebeurt het wel eens dat een paar van die roofdieren elkaar te lijf gaan, niet zelden vallen er daarbij wat doden. Zo werden dus ook de aantallen van de predatoren in het gareel gehouden. Dat was de levenscirkel van de Wildlands: planten groeien, planten worden opgegeten door prooidieren, prooidieren werden gedood door roofdieren en die moorden elkaar uit of gaan van ouderdom dood, hun stoffelijke resten zijn dan weer voeding voor de bodem om nieuwe planten te groeien. 

Intussen was de wolf tussen de bomen van het Leefwoud verdwenen, een enorm cirkelvormig bos dat rond een nog groter meer was gegroeid. Het Leefwoud was een samenraapsel van elke inheemse boom die hier groeide, er kon daar een eik staan en iets verderop zou er een spar of een wilg staan. Maar bovenal, het Leefwoud was Ziggy's thuis, én ook dat van wolven, een lynx, enkele beren, een paar poema's en adelaars maar daar mocht Ziggy nu niet aan denken. 

Vrolijk sprong hij naar de kortste tak van een esp iets verderop, de adrenaline gierde nog steeds door zijn lijf van de ontsnapping aan die wolf en zijn kleintje hartje sloeg overuren. Nog steeds van tak naar tak springend bereikte hij stilaan het meest zuidelijke deel van de bergbossen, loofbossen aan de voet van de bergketen die de Westelijke grens van de Wildlands vormt. Na nog een paar bomen bemerkte hij de eerste stukken van de bergen. De Zuiderberg (de uiterste berg van de keten) was erg hoog en Ziggy had veel schrik van de adelaars die daar woonden, hij had vorig jaar zo eens een enge confrontatie met zo'n gewone zeearend gehad. Als hij daar aan terug dacht viel hij bijna van schrik uit zijn boom. 

Zoals de meeste eekhoorns echter had Ziggy weinig aandacht om zich lang op eenzelfde zaak te focussen en zijn aandacht werd nu al voor iets anders opgeëist. Een paar meter van de voet van de berg stond een eikenboom, zo'n hele mooie grote. En onderaan die boom lagen allemaal grote overheerlijke eikeltjes op hem te wachten. Ziggy sprong door de lucht naar een volgende tak, zijn staart wapperde op een gekke manier achter hem aan. Bij een hoge den sprong hij van de takken bedekt met groene naalden naar de grond. Toen hij landde dwarrelden er enkele blaadjes op. Ziggy snoof even de geur op, geen poema te ruiken. Dit was namelijk poematerritorium, maar hij wist dat het van een oud mannetje en vrouwtje was. Ze deden hem nooit iets en de laatste keer dat hij ze zag leken ze wel bijna op sterven na dood. Nu hij dat in gedachten hield bemerkte hij dat de geur al heel oud was, grote kans dat hun hart al niet meer klopte. Ergens vond Ziggy het wel zielig, want ze hadden hem altijd eikels in hun territorium laten eten zonder hem iets aan te doen. Althans, dat dacht hij toch, Ziggy was bijlange nooit dapper genoeg geweest om met hen te spreken.

Ziggy was eigenlijk een beetje de ogen en oren van het Leefwoud en het loofwoud aan de voet van de bergen, maar hij was absoluut niet dapper of heldhaftig. Eerder een grapjas. Hij verplaatst zich razendsnel tussen de bomen, als een klein dansend vlammetje dat door de lucht zweeft en al weg is voordat je er goed naar kon kijken. Als er iets gebeurt in zijn deel van het bos heeft hij het bijna altijd wel gezien, als hij er genoeg aandacht voor heeft natuurlijk. 

Die aandacht werd nu opgeëist door die verrukkelijke eikeltjes onderaan de boom. Met kleine sprongetjes wipte hij naar de boom en begon van de heerlijke nootjes te smullen. Een paar begroef hij voor in de winter, als hij ze tegen dan nog wist zijn. Vaak vergat hij al zijn verstopplaatsen waar hij eten had opgeslagen. Vervolgens vond Diederik ze dan, een grote logge das en Ziggy's gezworen voedselvijand. Wat dacht dat omhooggevallen beest wel, zomaar al zijn wintervoorraden plunderen!

Hoewel eekhoorns als Ziggy weinig aandacht voor hetzelfde onderwerp voor een langere tijd hebben, zijn ze zeer opmerkzaam. Dat komt vast ook wel door hun aard als kleine prooi. Een sterke, zware, bloederige geur kwam aandrijven vanuit de bergen. Ziggy verstrakte, snoof nog eens en stelde een onmiskenbare zweem van kat vast in de geur die almaar sterker werd. Ziggy zette zich af van de grond en sprong tegen de stam van de grote eik, van daaruit klom hij verder naar een hoge tak. Een grote kat kwam van de berg af. Hij was groot, maar zeker niet zeer groot voor een kat. Ziggy herkende Sango, de gemene sneeuwpanter die de bergen al enkele maanden onveilig maakte. 

Ziggy herinnerde zich die storing in het evenwicht nog erg goed. Destijds was hij nog klein en toen woonde hij nog in het nest van zijn moeder, in een hoge sparrenboom. Zijn lieve oudertjes woonden destijds in een klein sparrenbos op een laag plateau ten midden van de bergketen. Hun bos maakte deel uit van het territorium van een oudere mannetjespoema. Sango kwam op een donkere dag de bergen binnengewandeld, hij had eerst een hele klim moeten maken om de andere kant van de bergen op te komen en hij kwam de Wildlands binnen via dat plateau. Ziggy's lieve moedertje had zich erg verwonderd over zijn komst, want ze had nog nooit van haar leven gehoord van een sneeuwpanter. Sneeuwluipaarden komen immers enkel voor in de bergen in Azië en dus helemaal niet hier. Sango maakte meteen kennis met die goeie ouwe Bob, de poema die op dat moment een praatje kwam maken met Ziggy's ouders. Bob was al wat ouder, maar nog steeds vaardig in de jacht en de strijd, toch probeerde hij alles eerst op een redelijke manier op te lossen. Dus vroeg hij wie Sango was en vooral wat Sango was. Sango was een sneeuwluipaard die illegaal geïmporteerd was, zo snel hij kon ontsnapte hij uit het reservaat waar hij werd gehouden. Al van verre had hij de bergen van de Wildlands gezien en besloot daar naar toe te trekken, onderweg maakte hij kennis met de dieren die hij kon eten, en welke hij beter met rust liet. Toen Sango was uitgesproken sloeg hij toe voor Bob iets door had. Tijdens zijn verhaal had hij zijn achterpoten opgespannen en als een slang vloog hij naar de keel van ouwe Bob. Een ogenblik later was Bob niet meer en begon Sango zijn nieuwe territorium zo veel mogelijk uit te breiden.

Die Sango was dus nu in zijn bos, vast op zoek naar eten of trachtend zijn jachtgebied nog meer te vergroten. Ziggy schoot weg tussen de bomen, springend van tak naar tak voordat Sango weet had van zijn aanwezigheid. Toen hij al lang weg was hoorde hij het woedende geschreeuw van Sango en een andere kat. Die catfight kon Ziggy echter minder schelen dan zijn eigen veiligheid en hij bleef zo ver mogelijk er vandaan.


Sinds Ziggy Sango in het bos had opgemerkt stond de zon al aan de andere kant van de hemel.  Parker genoot van de zon op zijn bruine poemavacht. Hij geeuwde en zijn grote tanden flikkerden door het zonlicht. Hij lag op de overhangende rots dichtbij de grot in de berg waar hij 's nachts vaak sliep. Van op dit plekje kon hij makkelijk de grote tak van de wilg voor hem bereiken als hij sprong. Een van Parkers coolste eigenschappen was dat hij zich op rotsen of in bomen kon verbergen en dat andere dieren zich daardoor vaak helemaal niet bewust waren van Parkers aanwezigheid. Deze ochtend had hij na het inspecteren van de grenzen van zijn territorium zich op die manier in een boom verscholen, onzichtbaar. Een klein wild zwijn passeerde nietsvermoedend langs zijn boom rond de middag, Parker liet zich dan op de rug van het dier vallen, een beet in de nek en Parker had genoeg eten voor de rest van zijn dag. Toen hij zijn buikje rond had gegeten liet hij de rest liggen voor de adelaars en de kraaien, misschien dat zelfs een enkele lynx ook eens zou komen proeven van het feestmaal. De rest van zijn dag had Parker dan als een kleedje op zijn steen doorgebracht, genietend van de warme zon. 

Een zacht briesje stak op en speelde wat met de haren op zijn staart, de poema genoot wel van de subtiele afwisseling van een klein fris windje met de warmte van de zon en de steen. Maar de wind bood meer dan enkel afwisseling: het bracht een nieuwe geur mee. Een geur die nu steeds sterker werd, merkte Parker. Dit betekende niets goeds. Hij stond op van zijn steen, al zijn zintuigen op scherp. Hij sprong van de rots naar beneden en landde soepel op de kleine rotsen beneden. De kleine stukken steen werden hier en daar al afgewisseld met de zachte veerkrachtige bosbodem. Eenmaal Parker naar de geur toe bewoog, betrad hij al snel de bosbodem. Hier en daar kwam er slechts nog een klein steentje voor, maar de bodem bestond vooral uit begroeiing, schors en dorre blaadjes die ritselden als je er gewoon doorliep. Parker was echter een poema, hij maakte geen geluid en bewoog zich volgens de schaduwen die de zon door het dichte bladerdak nog net wist te werpen. 

Dat hij een poema was betekende echter ook niets, want de geur die de bries met zich mee had gebracht was onmiskenbaar die van een andere poema. Het had ook iets vertrouwelijks, maar hij wist niet wat. Hij was helemaal op zijn hoede. Wijlen hij verder liep werd de geur alsmaar sterker tot hij op een punt kwam dat het echt bijna pijn begon te doen. Parker verstopte zich dicht bij een dikke boomstam zodat hij die indringer eens goed kon laten zien dat dit zijn territorium was. Die prooidief zou er zeker niet mee wegkomen, dat was zeker! Desondanks bleef de poema uit. De geur bleef hangen, maar er was geen kat te zien. Toen drong het tot Parker door en op dat moment gebeurden er veel dingen tegelijk:

Een tak brak en geruis weerklonk, tegelijk draaide Parker zich om en hief zich op zijn sterke achterpoten. Voor Parker lag een grote vrouwtjespoema op de bosbodem, hij (op zijn achterpoten) torende boven haar uit. Ze had zijn techniek toegepast en zich in een boom verscholen tot Parker er aan kwam. Ze keek Parker bang aan met haar goudgele ogen. Daarna begon het vrouwtje te lachen. Parker liet zich terug zakken op vier poten en ook hij begon het uit te proesten. Die ogen zou hij altijd herkennen en plots besefte hij waarom de poemageur hem vertrouwd leek. 

'Pam!' riep Parker uit, 'Wat ben je groot geworden! Wat doe je in m'n territorium?' Pam antwoordde: 'Ben je niet blij me te zien, broertje?' Pam was Parkers tweelingzus. 'Natuurlijk, het was alleen zo lang geleden, ik had je geur nauwelijks nog herkend.' riep hij uit. Hij begroef zijn snuit in de zachte vacht van zijn zus en snoof haar geur op. 'Maar Pam, wat is er met je gebeurt? Je ruikt zo ... anders.' 'Wel broertje,' sprak Pam op wijze toon, 'dat heet ouder worden. Ik ben nu al immers moeder van 3 welpen. Ik heb ze vaak over je verteld en als ik ze wat ken, kunnen ze vast niet wachten je te ontmoeten.' Parker keek haar bewonderend aan 'Wauw je hebt welpjes, kwam je me daarom halen?' 'We spreken daar wel over als we bij mij zijn.'

Ze ging hem voor en Parker volgde zijn zus dan maar langs de bosrand. Het was al een hele tijd geleden dat hij haar voor het laatst had gezien. Dat hij haar geur nog kende verbaasde de jonge poema zelfs enigszins. Maar hij had haar vast voor iemand anders aangezien met dat lichte melkaroma in haar karakteristieke geur.

Toen ze bij de derde berg van de keten waren aangekomen (hierboven had Sango zijn schuilplaats) liep Pam naar de voet van de berg. Onderaan waren enorme rotsblokken opgestapeld wat zorgde dat er veel paden naar boven liepen. Pam liep naar een puntig rotsblok en daarna verdween ze. Parker volgde verbaasd en zag daarna dat achter de piek een smalle tunnel was. Zijn zusters ogen lichten op in het donker. 'Ik neem altijd deze tunnel' verklaarde ze toen hij er ook was. Eenmaal binnen was de tunnel best breed. 'Hij gaat bijna recht naar onze grot' Ze liepen door en door en na wat een eeuwigheid leek liep de tunnel omhoog. Ze kwamen uit op een groot plat stuk rots. De zon scheen er op neer en dat voelde prettig aan.

Een klein schril kreetje weerklonk en drie bruine mormels kwamen op Pam en Parker afgestormd. De poemawelpen hadden allemaal nog donkerbruine vlekken op hun vacht, waardoor ze wel identiek leken. Echter was er eentje die groter was dan zijn broer en zusje. Hij had felle blauwe ogen en hij had zijn moeder en hun oom als eerste opgemerkt. Zijn zusje volgde als tweede, ze had prachtige gele ogen. Hun kleinste broer zonk echter ineen en keek Parker argwanend, maar ook verlegen, aan. Hij had een groen oog en een blauw oog en het arme beest trilde over zijn hele lijf. Parker had al medelijden met deze welp, je kon zien dat hij het het minst lang zou overleven. 

'Kids, maak kennis met mijn broertje, Parker.' snorde Pam tegen haar welpjes. De grote kwam zelfzeker naar Parker toe, liep een rondje om hem heen en stopte bij zijn staart om er naar toe te sluipen en hem dadelijk te vangen. Parker liet het puntje van zijn staart expres heen en weer zwiepen. Het meisje zei beleefd gedag tegen Parker, maar ging anders dan haar broer, tussen haar moeders poten lopen. De allerkleinste had nog steeds niet bewogen, zei niets en bleef trillend ineengedoken zitten.

'Parker,' zei Pam, 'dit zijn Pim (ze wees naar haar grootste kind bij zijn staart), Puf (ze wenkte naar de welp die beefde als een rietje maar nog steeds wantrouwend keek) en Pom (ze doelde op haar dochter die zich tussen haar poten was beginnen wassen).' Pam liep weg en allen volgden haar de grond in waar de welpjes uit tevoorschijn kwamen. Op een nest van varens liet ze zich neervallen en haar kittens liepen naar haar toe om te kunnen drinken.

'Wauw, je welpjes zijn echt prachtig, Pam.' 'Dankje' antwoordde Pam gevleid 'Is dat waar je me voor kwam halen?' 'Neen, we moeten het over iets anders hebben ... Mam en pap zijn gestorven.' Parker antwoordde met een intrieste blik. 'Maar ze lieten een prachtig territorium achter in het Leefwoud. Vanochtend ging ik er heen en toen kwam ik ene lynx tegen, Lara. Die ochtend was zij ook een kijkje wezen te nemen in het nieuwe territorium, maar toen was ze in de clinch geraakt met een erg ongenode gast.' 'Sango ...' maakte Parker haar verhaal af. 'Inderdaad, en hij zwerft er vast nog steeds rond, maar ik wil het territorium hebben. Daarom kwam ik naar jou, zodat we hem konden verdrijven en ik en de kids rustig kunnen verhuizen. Zou je me alsjeblieft willen helpen?' 'Maar natuurlijk wil ik dat! Daar heb je me toch voor, en met z'n tweetjes kunnen we die lelijke panter wel aan!'


Een ekster schrok op van geritsel in het kreupelhout. 2 enorme bronzen katten banjerden door de struiken in zuidwaartse richting van het Leefwoud. Nieuwsgierig als hij was legde hij een oor te luisteren naar hun conversatie. De iets kleinere poema, een vrouwtje, zei: 'Ja, ik heb haar ondergebracht in een boom waar niemand haar zou zien, Parker. Die staat juist aan de rand van het territorium en ik heb er mijn klauwsporen op achtergelaten.' De poema's liepen weg en de ekster besloot hen op veilige gehoorsafstand te volgen. '- ze was er niet aan toe, het arme dier. Het is zo'n prachtige rode lynx met amberkleurige ogen, als ze niet was weggelopen had Sango haar vast helemaal opengehaald tot ze aan haar wonden zou sterven, hij is zo gemeen ook, Parker' 'Ja, vind ik ook, Pam, we moeten iets aan hem doen.' 

De twee poema's liepen nog vele meters door, tot ze stopten aan een boom die sterk naar de vrouwelijke poema rook. Tussen de bladeren door kon de ekster in de boom een prachtige Europese lynx bemerken. Ze sliep. Haar vacht was nu deels rood omdat ze van kop tot teen onder de klauwsporen zat. Onder de tak tussen de bruine dorre bladeren lag een rood plasje dat met elk drupje bloed iets groter werd. Dit dier was in gevaar, maar met de aardige poema's in de buurt kon ze rustig verder slapen en wat aansterken.

De grootste poema, Parker, liet zijn zus achter bij de boom en begon tussen de bomen te zigzaggen, het terrein opnieuw aan het afbakenen met zijn geur, in een poging de vage stinkende geur van de sneeuwpanter te verdringen. Toen hij al de helft van het territorium opnieuw had afgebakend spotte de ekster iets verderop hetgene waar Parker naar op zoek was. Sango verschool zich achter een groepje rotsen wachtend tot de poemageur zo sterk werd dat hij hem kon overmeesteren. Het sneeuwluipaard wist donders goed dat Parker in zijn gestolen jachtgebied rondbanjerde. De ekster moest iets doen ... Hij slaakte een ijselijke kreet en vloog uit de boom op waar hij in verscholen zat. Hiermee bereikte hij het gewenste effect, Parker was gealarmeerd en dacht te weten wat de vogel bedoelde. Hij zette zich af en sprong de boom in waar de ekster zonet zat. Vanhier uit kon hij Sango ook zien. Zo geruisloos als hij was sloop hij naar een volgende tak en bewoog zich zo ongezien boven de grond voort. Sango had geen idee waar de poemageur heen was en waar die nou vandaan kwam. Parker keek geamuseerd toe hoe Sango zich het hoofd brak over zijn verdwijning.

Inmiddels was Parker boven Sango, en deze was letterlijk te dom om naar boven te kijken en zo de cougar vond die hij zocht. Parker besloot ervoor te gaan en liet zich van uit de boom op Sango vallen, deze hiermee totaal overrompelend. Hij stak zijn klauwen in de schouders van de kat en grauwde zo dreigend als hij kon: 'Blijf uit mijn jachtgebied!' Dat had het gewenste effect, Sango raakte in complete paniek, kleine dieren vluchtten weg door het kreupelhout en de vogels stegen op uit de omringende bomen. Parker liet los en sprong achterwaarts van de sneeuwpanter af die er nu vandoor wou stormen. Daarbij beet hij doch nog eens in Sango's achterpoot, waardoor hij jankend en half mank wegdraafde, terug naar zijn berggebied. 

Het oude jachtgebied was veilig voor nu.

Continue Reading

You'll Also Like

16.8K 390 17
Isa en Robbie hebben nooit goed contact gehad. Ze zitten op de zelfde school maar mogen elkaar niet. Op een dag kwam Robbie naar het kluisje van isa...
1.6K 49 43
Lauren's ouders zijn gescheiden. Haar moeder heeft een nieuwe vriend en haar vader woont in Belgiƫ met zijn nieuwe vriendin. De vriend van haar moede...
3.2K 8 2
kolfverhaal
8K 164 12
Hanna is beste vrienden met de bankzitters, met Matthy heeft ze altijd al een speciale band gehad. Wanneer ze na een lange tijd terugkomt van vakanti...