Woensdag 30 maart - 17.16 uur
Na een blik op mijn horloge zie ik dat ik nog een klein uurtje zou kunnen fitnessen voordat het tijd is om het diner te nuttigen. Ik moet me dan wel haasten. Na het avondeten zal alles minder snel hoeven, maar toch voel ik de drang om nu al te gaan sporten.
Ik sta plotsklaps stil als er een gedachte door me heen raast. Ik heb vandaag mensen vermeden, nauwelijks een woord gezegd, mezelf feitelijk in vol zicht opgesloten en nu ben ik mezelf in allerlei bochten aan het wringen, terwijl ik ook heel goed - beter zelfs - ná het eten kan fitnessen.
En ineens weet ik plotseling waarom ik dat doe: stel je voor dat ik iemand zal ontmoeten, misschien wel een bekende. Stel je voor dat ik dan een gesprek aan moet knopen. De angstscheut in mijn maag zegt genoeg, maar laat mij ook rechterop staan.
Is dat de reden waarom ik vanochtend van de stad áf wandelde? Ik, die graag shopt en huizen kijkt? Met de natuur is niks mis, maar ik ben meer een stadsmens.
Ik weet best dat er een kans is dat ik Sam vanavond weer kan ontmoeten. Sam, een man die me niks heeft aangedaan, me juist heeft geholpen. Iemand bij wie ik me direct op mijn gemak voelde.
Moet ik in mijn schulp kruipen en voor altijd bang zijn? Hierdoor zal Toine winnen. Niet dat hij dat ooit te weten zal komen, maar het is erg genoeg dat ík het weet.
Vastberaden loop ik naar mijn hotelkamer toe en pak een boek. Mijn besluit staat vast: ik ga tot het diner lezen en pas daarna ga ik sporten. De kriebel in mijn maag voelt opeens niet meer zo misselijkmakend aan: er mengt zich een prettig soort spanning nu ik mijn keuze heb gemaakt.
Wederom eet ik licht. Dit keer niet meer door een brok in mijn keel of een knoop in mijn maag. Nee, nu is het omdat ik ga sporten. Lijfelijk gezien was voor het eten sporten slimmer geweest, maar dat is nu al te laat. Bovendien heb ik dit keer een geestelijke overwinning behaald en dat is momenteel veel meer waard dan de lichamelijke soort.
De zaal is niet al te groot en dat is fijn: ik kan rustig mijn ding doen. Als ik wil kan ik hulp krijgen, maar vooreerst heb ik behoefte aan fietsen en dat lukt me alleen wel.
Ik begin er plezier in te krijgen. Toen ik nog naar school ging, fietste ik elke dag tien kilometer heen en dezelfde afstand weer terug. Ook in het begin van mijn carrière lukte fietsen of een andere manier van bewegen nog, maar naarmate ik meer opdrachten kreeg die ik prima aan de keukentafel kon uitvoeren, of waar ik anders een auto voor nodig had, schoot mijn vrijetijdsbesteding er nogal eens in. Tijd voor verandering, besluit ik ter plekke.
Ik begin sneller te trappen en verlies me er zelfs een beetje in. Mijn gedachten verdwalen in mijn hoofd - dit keer op een goede manier - en ik ben in de flow. De beweging die ik naast me gewaar word, komt als een schok. Zeker als blijkt dat het Sam is, die mij komt begroeten.
"Dag Tess, je bent sportief bezig!"
Met wat voelt als mijn eerste woorden van die dag - op de enkele jegens het hotelpersoneel na, is dat ook zo - reageer ik wat ademloos: "Hoi Sam, dat kan je ook van jezelf zeggen!"
"Ja, ach. Ik heb geen leven," lacht hij en knikt me dan even toe. Hij concentreert zich op zijn programma en heeft al snel alle instellingen juist staan. Het is direct duidelijk dat ik daar niet tegenop kan. Als ik even spiek, zie ik dat hij vrijwel alleen maar heuvel op gaat en buiten dat nog voldoende adem over heeft om een gesprek met mij te voeren.
Kom ik aan met mijn tomatengezicht en hortende adem.
"Zo, jij gaat je broers aanmoedigen, volgende week?"
Ik moet lachen, mijn vrij cryptische antwoord van gisteren heeft hem duidelijk nieuwsgierig gemaakt. Het stemt me ook tot nadenken. Hij heeft natuurlijk al lang en breed kennis gemaakt met alle andere tweelingen en omdat ik zo'n unieke positie inneem terwijl de mannen zo hoog in het klassement staan, zorgt het ervoor dat ik me waarschijnlijk als een vreemde eend in de bijt zal voelen. Ik hoop van harte dat ze allemaal net zo aardig zijn als Sam.
Ik begin wat rustiger te fietsen om het gesprek te kunnen bijbenen.
"Inderdaad, alle vier," beaam ik. Ik ben benieuwd hoeveel ze verteld hebben.
"Hoe pas jij in het plaatje?"
Hmm, het valt dus mee. Als hij niet eens weet hoe dit zit, hebben ze niet gigantisch zitten roddelen.
"Ik vorm een drieling met de jongste twee, Olivier en Daniël. Wij zijn vijfentwintig jaar. Daarboven komen mijn broers Reinier en Peter, die zijn achtentwintig. Je kunt wel zeggen dat mijn ouders hun handen vol hadden toen we jonger waren."
Vervolgens laat ik een dramatische stilte vallen en zeg quasi-verontwaardigd: "Uiteraard ben ík de allerjongste. Dat is echt niet altijd even leuk."
"Ik zal het Dennis vragen, mijn broertje," verduidelijkt hij, ook Sam fietst nu rustiger.
Ik lach. Hij zal waarschijnlijk heel weinig schelen met zijn broer, maar mijn eigen ervaring heeft mij geleerd dat die paar minuten erg belangrijk zijn.
Opeens besef ik dat ik de hele dag nog niet zo veel heb gelachen als in deze tien minuten met Sam.
Hij kijkt me quasi-bezorgd aan en vraagt: "Ik zal toch Dennis eens vragen of ik hem ook zo bemoeder."
"Dat betwijfel ik. Jullie zijn met zijn tweeën, begrijp ik? Dat zal er heel anders aan toe gaan dan vier broers met hun jongere zusje. En zo zien ze me echt, zelfs Daniël en Olivier. Ik kon niet wachten totdat ik onder hun vleugels weg was, toen pas had ik het idee dat ik me kon ontplooien."
"Ja, dat kostte zoveel moeite?"
Ik zie aan hem dat hij me eigenlijk niet gelooft. Net zoals zoveel vrienden en ook mijn familieleden, zien ze alleen maar de voordelen. En ik weet ook: die voordelen zijn - gelukkig - veel meer aanwezig dan de nadelen, maar die laatste zijn er toch echt. Als ik in hetzelfde dorp was blijven wonen als waar mijn ouders nu nog wonen, was ik verstikt geraakt. Mijn moeder heeft wel eens gezegd dat een kind nooit te veel liefde en aandacht kan krijgen, maar ik durf dat toch te betwijfelen. Ik ben niet verwend, denk ik, maar dat had niet veel gescheeld. Ik weet nog dat ik maar een kik hoefde te geven en mijn ouders en broers renden al voor hun prinsesje.
De keerzijde is: bij jongens in de buurt komen? Wat denk je zelf. Alsof die arme jongens ook maar iets durfden te doen.
Ik voel een steek als ik aan Toine denk. Mijn gebrek aan ervaring met het andere geslacht had mij daar absoluut niet op voorbereid. Ik weet nog steeds niet hoe ik me bij hen moet gedragen. Al gaat het me nu met Sam verrassend goed af, vind ik.
Ik knik maar, Sam wacht nog steeds op een antwoord en al mijn gedachten vertellen is nu niet nuttig. Het is tijd om het onderwerp - enigszins - aan te passen. Sam is me voor.
"Hoe komt het dat je nu pas in beeld komt, bij deze wedstrijd?"
"Het wordt nu pas interessant voor de organisatie. Bovendien zat ik vast in een groot project en kon ik niet weg. Voor de eerste kennismakingsdag was ik wel uitgenodigd, je weet wel: toen met die tweehonderd tweelingen, maar helaas kon ik zelfs dat dagje niet vrijmaken."
Dat laatste is niet helemaal gelogen, maar feit is dat ik er ook niet zo'n zin in had. Waarschijnlijk zou ik als rariteit te boek komen te staan en hoewel dat op dit moment in de wedstrijd natuurlijk ook het geval is, heb ik mijn broers lang genoeg niet gezien om het nu minder erg te vinden. Bovendien krijg ik er een mooi bedrag voor en dat heeft me uiteindelijk overstag doen gaan.
Omdat mijn broers behalve op hun tweelinghelft, ook op de andere twee lijken, geeft dat hele mooie televisie en ik krijg kriebels in mijn buik als ik denk hoe ik in dit plaatje pas. Het is een grote, enge stap voor iemand die graag op de achtergrond blijft.
"Mijn broers lijken stuk voor stuk dusdanig op elkaar, qua uiterlijk natuurlijk, maar ook qua karakter, dat het buitenbeentje - zoals ikzelf - blijkbaar ontzettend bijzonder is."
Sam lijkt aan te voelen dat ik er niet meer over kwijt wil en vraagt vriendelijk: "Hoeveel procent lijken jouw broers op elkaar?"
Ik kijk even verwonderd, maar weet dan wat hij bedoelt. "Toen jullie gezichten gemeten werden? Eens kijken, ik dacht voor zevenennegentig procent."
Onwillekeurig voel ik een vleug van trots door me heen gaan. Dat was wel een test waar ik graag aan mee had gedaan. Voor hoeveel procent lijk ik op mijn broers?
Sam kijkt fier en zegt: "Dennis en ik lijken voor honderd procent op elkaar. Als je het ons vraagt, klopt dat natuurlijk niet. Wij kunnen je zo een hele hoop verschillen vertellen. Maar volgens het programma was het zo. Punten voor ons."
Ik lach en knik.
"Waar is Dennis nu eigenlijk? Ik zie jou elke keer, maar hem heb ik volgens mij nog niet gezien."
"Hij houdt ook van sporten, alleen hij loopt liever hard. Als het regent, komt hij wel eens mee hoor. Maar zelfs toen ik over jou vertelde wilde hij niet mee."
Tot mijn plezier zie ik Sam een beetje weg kijken en rood worden. Dat zal vast niet van het fietsen komen. Toch wil ik geen onduidelijkheden tussen ons hebben en ik vraag op de man af: "Was mijn bijna-ongeval in het zwembad zo spectaculair dat hij mij maar met eigen ogen moest gaan zien?"
"Dat, en het feit dat je een zus bent van de Van't Lootjes."
Ik lach even om die bijnaam.
"Hij en ook ik, zijn hard op weg om vrienden te worden met je broers. Dus waarschijnlijk zal je ons ook na deze wedstrijd nog wel eens zien."
"Dat lijkt me leuk," zeg ik.
Nu heb ik echt genoeg van het onderwerp en omdat hij hier in de buurt woont, vraag ik hem op de man af: "Iets anders, momenteel ben ik op zoek naar woonruimte. Weet jij misschien iets voor vast of tijdelijk, waar ik per direct in kan trekken? Door mijn werk kan ik overal wonen, als het maar niet bij mijn ouders is."
Door zijn heldere blauwe ogen en vertrouwenwekkende inborst ontvang ik rustgevende signalen van mijn lichaam. Als ik hém niet kan vertrouwen, is de wereld gedoemd.
Tijdens mijn overdenking lacht Sam om mijn laatste toevoeging over mijn ouders en zegt, mij intussen schattend aankijkend: "Ik weet wel wat. Er staat al een tijdje een huis leeg, de oorspronkelijke bewoners zijn geëmigreerd. Ze willen graag de hoofdprijs voor het huis en momenteel krijgen ze het daardoor niet verkocht. Ze zoeken voor die tijd iemand die er antikraak in wil wonen. Dat betekent aan de ene kant dat je er elk moment uitgezet kunt worden, aan de andere kant: je woont in een volwaardig huis en de huur zal niet heel hoog zijn."
Dat lijkt me precies iets voor mij en ik raak enthousiast van zijn geestdrift, Sam ziet het aan me.
"Heb je eind deze week tijd om een kijkje te nemen?"
Ik denk vlug na. Het is nu woensdag, terwijl de wedstrijd volgende week dinsdag gaat beginnen. Tot die tijd kan ik rustig mijn project afronden en sta ik tot zijn beschikking: dat moet geen probleem zijn.
"Dat is prima," geef ik dan ook aan. "Ik kan me naar jouw werktijden voegen."
"Mooi. Morgen zal ik navraag doen bij de bewoners, of eigenlijk de makelaar die hun belangen behartigd, en daar de sleutel aanvragen. Vrijdag kunnen we direct een kijkje nemen, ik ben dan ook vrij. Met een beetje mazzel is het volgende week geregeld."
We wisselen onze nummers uit en spreken af dat we elkaar de volgende dag weer hier, bij de fitness, zullen ontmoeten en uiteindelijk ga ik met een goed gevoel naar bed.
Het was me het dagje wel.