5

27 2 5
                                    

5

Het is nog herfst, maar de kille winterdagen staan er zeker aan te komen. Er zijn veel grote ramen in de muziekkamer, waardoor ik het bos kan zien, dat onder een dun laagje sneeuw is gevallen. Julius houdt zijn kin omhoog als hij zijn lange pianovingers op de toetsen plaatst en een ballad begint te spelen. Zijn hoofd beweegt met alle passie die uit zijn vingers stroomt mee. Zijn gezicht is verlicht door het daglicht, waardoor hij er gezonder en jonger uitziet dan normaal. Zijn huid lijkt net die van een pasgeborenen, op de kleine littekens op zijn knokkels na. De kuiltjes in zijn wangen en boven zijn lip vallen ineens meer op en passen bij zijn scherphoekige gezicht. Zijn gelaatstrekken vallen in de schaduw, maar zijn nog zichtbaar en glimmen van het zweet. Het is niet eens warm, maar hij verbruikt een groot deel van zijn energie op de piano. En het is het waard want ik heb nog nooit iemand zo goed horen spelen. Niet dat iemand ooit voor mij gespeeld heeft.
   ‘Ik zie dat je er wat van kan,’ zeg ik droogjes als hij klaar is met spelen.
   ‘Ik kan je wel wat simpele dingen leren.’ Hij plaatst zijn hand naast hem op de tweepersoonspianostoel en wacht totdat ik er aarzelend op ga zitten. Met mijn handen begint hij een liedje te spelen dat mijn vader altijd voor me zong als ik bang was, maar dan iets rustiger, waardoor het ineens als een triest liedje klinkt. Ik voel zijn ruwe vingers over de rug van mijn hand en aan mijn vingertoppen. Zijn lichaam geeft warmte door aan het mijne, en ik kan alleen maar leven in het moment. Het verleden en alle vooruitzichten verdwijnen als sneeuw voor de zon. Ik hoor de piano. Ik hoor zijn hart kloppen. Ik hoor het mijne precies even snel kloppen. En mijn vader heeft hier niks mee te maken, al is dat alleen maar wat ik mezelf wijs maak.
   Ik trek mijn handen met een ruk terug. ‘Dit is niet wie ik ben,’ zeg ik, ‘ik ben geen pianist. Ik ben een gebroken iemand. Ik wil niet dat je invloed op me hebt, Julius. Ik ben mijn eigen persoon, en jij bent jou.’
   Hij werpt me een geschrokken blik toe, met vochtige ogen en trillende lippen. ‘Ik dacht dat het eindelijk goed zou kunnen gaan tussen ons.’
   ‘Het gaat ook goed,’ zeg ik, ‘maar niet meer dan dat. Alleen goed. Niet “super” of “uitstekend” of “we zijn zo verliefd dat we alleen maar eten wat de ander eet en alleen maar douchen als de ander dat doet”. Goed, als in “ik heb niet meer zo’n gigantische hekel aan je” en “ik wil die prachtige glimlach eigenlijk helemaal niet van je smoel af slaan”. En ik ben al helemaal niet van plan met jou te trouwen.’
   ‘Prachtige glimlach?’ herhaalt hij grijnzend.
   Ik geef hem een stomp op zijn schouder. ‘Hou toch je mond,’ zeg ik, maar glimlach erbij.
   Hij wrijft over zijn schouder. ‘Dat deed best wel pijn.’
   ‘Watje.’ En na een lange stilte, besluit ik het gewoon te vragen. ‘Wat zag jij? In het toekomstvuur?’
   ‘Oh moge de boze heks medelijden hebben. Iemands toekomst is behoorlijk persoonlijk. Zo persoonlijk, dat het bijna onmogelijk zal zijn er zélf achter te komen zonder een beetje hulp van de heksenmeesters. De toekomst is persoonlijker dan het verleden.’
   ‘Denk je dat de heksenmeesters het toekomstvuur creëren?’ vraag ik en schuif iets verder van hem af, omdat ik zijn onweerstaanbare lichaam niet wil kunnen voelen aanspannen als hij praat of beweegt.
   ‘Wat anders? Ik denk dat ze ons er op de één of andere manier aan willen herinneren dat zij ons hebben geschapen, door ons af en toe een wonder toe te sturen.’ Hij zucht. ‘Maar om je vraag te beantwoorden, ik zag alles wat me dierbaar was. De aparte onderdelen kropen naar elkaar toe en vormden een muzieknoot, datgene wat me het aller dierbaarst is. En toen stierf die muzieknoot langzaam af als brandend papier, een stervende bloem of afbladderend behang.’
   Even is alles stil, zelfs het gezoem dat ik standaard hoor. Niks heeft meer zin om geluid te maken.
   ‘Mijn toekomst lijkt heel erg op de jouwe,’ zeg ik zacht en vertel hem over het gestoken hart.
   En dan is opnieuw alles stil, behalve zijn oplopende ademhaling.
   ‘Ander onderwerp?’ bied ik aan.
   ‘Ja. Morgen, als we een nieuwe deur gaan kopen in de stad. Er is daar altijd een gigantisch muziekevenement en ik wil je daar heel graag mee naartoe nemen, als vrienden. Dat muziekevenement zal je gelijk laten zien hoe wij hier leven in Occulta Regnum. Het is immers een typisch cultuurevenement. Interesse?’
   ‘Klinkt goed,’ zeg ik en voel me opgelucht omdat we beiden kunnen doen alsof er niks tussen ons is gebeurd.
   ‘Zullen we dan nu verder gaan met de rondleiding?’
   ‘Wat jij wilt, watje,’ zeg ik.

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: Jan 31, 2015 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

De Gracht {1}Where stories live. Discover now