Hoofdstuk 5: De storm

1 0 0
                                    

Die maandag gaat de wekker van mijn kamergenoot, een aardig meisje die zich voorstelde als Gwen, om 7 uur als een malle tekeer. Ze drukt hem uit en staat op, om vervolgens mijn dekens van me af te trekken. Ik kreun van de plotselinge kou die over mijn lijf kruipt.
"Gwen," kreun ik zacht terwijl ik met een hand naar mijn dekbed probeer te graaien. Maar Gwen heeft natuurlijk het dekbed zover naar achteren gelegd dat ik er niet bij kan.
"Kom op, sta op," zegt Gwen. Ik kreun nog eens en ga dan maar rechtop zitten, terwijl ik de slaap uit mijn ogen wrijf. Ik kijk om me heen, op zoek naar mijn kleren en zie ze dan op mijn bureaustoel hangen.
Ik gris ze van de stoel en duik door de deur naar de badkamer. Daar was ik me, trek eerst schoon ondergoed aan en daarna mijn uniform.
Zodra ik mijn haar in een staart heb gedaan, loop ik naar buiten, waar Gwen nog op me wacht.
"Kom, we gaan." Ze haakt mijn arm in de hare en zo lopen we naar buiten.
Voor het ontbijt neem ik een gebakken ei en, net als Gwen, een zwarte worst die ze bloedworst noemen. Dat is vast normaal hier, in Engeland. Bij mijn oom hadden we vrij Nederlands gegeten, vergeleken hier.
We nemen tegenover elkaar plaats aan een van de vele lange tafels van de kantine en beginnen te eten.
"He, Gwen, wie is dit?" Een blonde jongen staat naast ons en kijkt nieuwsgierig naar mij.
"Dit is Aemelia, ze is gisteravond gekomen," zegt Gwen. "Aemelia, dit is Arthur."
De jongen steekt zijn hand uit. Ik pak hem aan en schudt hem. "Aangenaam kennis te maken," zegt hij glimlachend. Ik glimlach terug. "Insgelijks."
"Dus, Aemelia," zegt hij terwijl hij plaatsneemt naast Gwen en kijkt me nieuwsgierig aan over zijn ontbijt. "Waar kom je vandaan?"
"Oorspronkelijk uit Nederland, maar sinds de dood van mijn ouders woon ik bij mijn oom Jack in Kent Downs."
"Aha," zegt Arthur. "En, ben je al een beetje gewend?"
Ik knik. "Voor zover dat kan als je maar een week bij je oom woont en dan meteen word weggestuurd naar de andere kant van het land," zeg ik, bitterder dan ik bedoel.
Arthur fluit tussen zijn tanden en Gwen kijkt me medelevend aan. Dat hoeft nou ook weer niet.
"Nou," zeg ik ongemakkelijk terwijl mijn hoofd op volle toeren werkt om het op een ander onderwerp te brengen. "Eh, wat doen jullie hier, zoal - je weet wel - in je vrije tijd?"
"Hm, waarom kom je vanmiddag na de lessen niet naar het plein, dan kun je zelf zien wat we doen en kun je mijn vrienden ontmoeten," zegt Arthur bedachtzaam.
"Is goed," knik ik. Dit gaat goed. Hoop ik.
Na het ontbijt, pak ik eerst mijn boeken voor de ochtend (Geschiedenis, Spaans en Frans) neemt Gwen me mee naar een lokaal waar ik moet zijn, zegt gedag en gaat weg. Ik zucht, gooi mijn boekentas hoger op mijn rug en loop het lokaal binnen waar ik moet zijn voor de kennismakingspraatje.
Langzaamaan druppelen er een paar leerlingen naar binnen en gaan om me heen aan een tafeltje zitten.
Als laatste komt er een docent binnen. Een meneer met een kaal hoofd en een pak aan. Hij doet zo'n standaard welkomstpraatje dat bijna een halfuur duurt, waarin hij alle regels (en dat zijn er nogal wat; ik ben de meeste weer vergeten) opdreunt en zegt dat elke les om halfnegen begint in het lokaal wat op je rooster staat.
Oké, zover was ik al wel, eerlijk gezegd.
Na het halfuur mogen wij naar onze les, wat in mijn geval Geschiedenis is, in lokaal 405.
Ik ren de trap met twee treden tegelijk omhoog tot ik op de vierde verdieping ben. Daar zoek ik naar lokaal vijf, ga naar binnen en als de docent gebaart dat ik mag zitten, neem ik plaats voor Gwen, aangezien zij al met een ander meisje zit, naast een jongen met zwart haar en wat naar buiten staande oren.
De docent gaat verder met zijn uitleg, terwijl ik gauw blader naar de juiste bladzijde in het boek.

Zodra de laatste les van de dag - muziek, waar ik jammer genoeg achter ben gekomen dat ik niet in de buurt van Arthur wil zijn als hij een viool in zijn handen heeft - klaar is, ruimen we de muziekinstrumenten op en lopen we naar buiten. Eerst gooi ik met Gwen mijn tas op mijn kamer en dan lopen we samen naar het plein.
Het is er erg druk, waarschijnlijk omdat het nog best warm is, voor het einde van de zomer - het lijkt wel of heel Excelibur is leeggelopen.
"Kijk, daar zijn ze," Gwen wijst naar een groepje jongens die onder de boom zitten te genieten van de zon. We lopen ernaartoe en Gwen wordt onthaalt als een verloren verwaande vriend die opnieuw voor de deur staat.
Dan kijken ze allemaal naar mij.
"Wie is dit, Gwen," zegt een jongen met zwart haar tot zijn schouders.
"Dit is mijn kamergenoot, Aemelia," zegt Gwen en ze gebaart dat ik dichterbij moet gaan staan. aarzelend zet ik een stap naar voren. Waarom ben ik ook altijd zo zenuwachtig?
"Ze is zaterdag aangekomen," gaat Gwen verder.
"Aha," zegt een jongen met kort blond haar en gespierde armen. "Arthur ken je waarschijnlijk al?" De jongen gebaard achteloos naar Arthur en ik knik. "Dat is Gwaine," de blonde jongen gebaart naar een andere jongen met halflang, zwart haar met een pluk haar voor zijn ogen.
"Hoi," zegt Gwaine met een knikje.
"Hai," zeg ik.
"Dat is Merlijn." De jongen waar ik tijdens Geschiedenis mee zat, steekt een hand op als groet en ik groet terug. "Die twee zijn Leon en Elyan," de gespierde jongen wijst een andere blonde, halflang harige jongen en een jongen met een donkere huidskleur aan.
"En dat is Lancelot," besluit de blonde jongen en gebaart naar de laatste jongen. Hij heeft kort, bruin haar en heel indrukwekkende ogen...
Wacht wat?
"En ik ben Percival," sluit de jongen af en hij wijst op zichzelf.
Voordat ik iets kan doen wat op een groet lijkt, steekt er een harde wind op, zodat we omver geblazen worden en tegen elkaar aanvallen. De lucht is pikzwart geworden en het regent plotseling met bakken naar beneden.
"Wat is dit?" vraag ik mezelf af. Is dit normaal, hier? Thuis was er nooit zulke harde winden.
Iemand grijpt mijn hand en als ik opkijk, zie ik Lancelot naar me kijken.
Dan worden we opgetild en word ik verblind door wit licht en hoor ik een constante piep in mijn oor.

"Aaaah!"
Ik kijk op, merk dat ik in een schemerig bos sta en dat er een of andere malloot met een opgeheven zwaard naar me toe rent.
Wat...? Waar...? Wie...?
"Duik!"
Ik word opzij geduwd door een zwaar lijf en belandt op de grond.
Voor ik kan zien wie me van de onthoofding heeft gered, is diegene alweer opgestaan en heeft een zwaard getrokken. Hoe komt hij aan dat zwaard? Wat is hier aan de hand?
En waar zíjn we?

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: Oct 18, 2020 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

Chronicle of CamelotWhere stories live. Discover now