Hoofdstuk 11

156 8 9
                                    

Will stond te bibberen in de kou. De herfst was overgegaan in de winter en het was kouder dan normaal. Er lag al zelfs een pak sneeuw, iets wat de andere jaren niet was gebeurd. Zijn handen waren rood van de kou en hij voelde ze ook niet meer. Om ze een beetje op te warmen maakte hij van zijn handen een kommetje en blies erin. Het had echter niet het gewenste effect. "Waarom trek je ze dan ook niet meteen aan?" Hij draaide zich om en zag met grote vreugde dat Melany zijn winterbescherming mee had. Ze waren op weg naar de markt, maar Melany had halverwege genoeg van Wills grootdoenerij. Ze had hem bevolen te stoppen, was terug gerend naar het huisje, had zijn spullen gepakt en was weer naar Will gerend. "Ik dacht dat het niet zo koud zou worden vandaag." Melany keek hem zonder emotie aan en rolde met haar ogen. "Je liegt dat je barst. Het is al de hele week ijskoud." Ze waren nu bij de bosrand aangekomen en liepen niet veel later het dorp in. Nadat ze de boodschappen hadden gedaan, keerden ze terug naar huis. Verbaasd zagen ze Trek en Tintreach opgezadeld voor de veranda staan. Snel borgen ze de boodschappen op en liepen toen naar de stal, waar Halt bezig was om Abelard zijn hoofdstel om te doen. "Waar gaan we heen?" vroeg Melany. "Herinneren jullie je die everzwijnsporen nog in het bos?" antwoordde Halt zonder om te kijken. "Met die boer bedoel je?" Will grijnsde naar Melany toen hij dat zei. "Ja, met die boer ja. Baron Arald heeft me vanochtend verteld dat we over een uur een jacht gaan houden op dat beest. Het leek hem een goed idee om jullie mee te laten doen." Hij keek hen aan en zag dat ze geschrokken waren. "Rustig maar, jullie zullen op de veiligste plek staan." Hij maakte het laatste riempje vast en klopte Abelard liefkozend op zijn nek. Will en Melany liepen eerst de stal uit, gevolgd door Halt en Abelard. Ze bestegen hun paarden en reden naar de ophaalbrug. Daar stonden al een aantal ridders te wachten, een lange lans in de hand vasthoudend. Toen ook baron Arald en krijgsheer Roderick er waren, vertrokken ze naar de plek waar het everzwijn voor de laatste keer gezien was. Iedereen steeg af en gaf de teugels aan een aantal stalknechten die speciaal waren meegekomen. In een bosje zagen ze beweging, die erger werd zodra de honden hard begonnen te blaffen. De ridders gingen in de houding staan, klaar om het beest aan hun lans te rijgen als het hun kant op zou komen. Halt stond achter de zwakste kant, Will en Melany achter de veiligste kant. Heer Roderick stond samen met Arnaut bij Halt, baron Arald stond bij de leerling-Jagers. "Ik hoop dat hij onze kant op komt jongens, dan hebben we een mooie prijs voor aan de muur!" Een aantal ridders moest lachen, wat ervoor zorgde dat de spanning wat verminderde. Het everzwijn voelde hoe het ingesloten was en maakte zich klaar om uit het bosje te rennen. De honden probeerden bij hem te komen, maar konden dat niet omdat de takken te dicht op elkaar stonden. Het everzwijn brulde nog een keer en rende toen naar buiten, rechtsaf. Even leek het erop dat het everzwijn door de linie zou breken. Het liep met grote vaart op een jonge ridder af, zijn ogen vol woede. De jongeman deed geen stap opzij, maar bleef tot het laatste moment in de houding staan. Toen het everzwijn nog maar een paar meter bij hem vandaan was zette hij de achterkant van de lans stevig in de grond en richtte de punt op het aanstormende beest. Het everzwijn liep recht in de punt en was op slag dood. De ridder trilde van de adrenaline en spanning. Het was zijn eerste zwijnenjacht en die had hij met succes tot een goed einde gebracht. Zijn collega's kwamen naar hem toe en gingen om hem heen staan. Ze feliciteerden hem en klopten hem op zijn schouders. Hij keek opzij en zag heer Roderick goedkeurend knikken. Dat was voor de jongeman de grootste lof die hij kon krijgen. Een aantal bekeken het enorme zwijn. "Jammer dat hij onze kant niet opkwam, maar je hebt het goed gedaan knaap!" Baron Arald schudde de ridder de hand. Terwijl hij dit deed klonk er vanuit de bosjes achter hem gegrom. Te laat realiseerden ze zich dat er nog een zwijn was. De formatie was gebroken, dus het tweede zwijn kon gemakkelijk doorbreken. Zo snel als ze konden sprongen de ridders uit de baan van het boze zwijn. Daarbij lieten ze hun lansen vallen. Arnaut raapte er vlug een op en wilde deze in de sneeuw zetten, maar gleed uit. Het zwijn richtte zijn kwaadaardige ogen op de jonge rekruut. Will pakte een pijl en schoot. Het zwijn keek om en rende nu richting Will. Trek had in de gaten dat zijn meester gevaar liep en rende op het zwijn af. "Niet doen Trek! Ga daar weg!" Hij was als de dood dat het zwijn een van Treks kwetsbare pezen zou raken. Het paardje danste om het boze dier heen en wist hem zelfs een trap te geven voordat hij eindelijk aan de kant ging. Dat zorgde ervoor dat het beest kwader werd. Intussen had Melany de situatie bekeken en was tot een besluit gekomen. Ze pakte ook een pijl, schoot op het zwijn en rende op een paar meter voor hem langs. Op die manier wilde ze ervoor zorgen dat het everzwijn niet wist waarheen het moest rennen. Will had haar plan door en schoot nog een pijl op het beest af. Vanuit het niets kwam er uit de bosjes een derde zwijn gerend die zich ook op Arnaut richtte. Het was minder groot dan de andere twee, maar nog steeds gevaarlijk. Melany twijfelde geen moment en rende vlak voor het beest langs, nadat ze een pijl in zijn vacht had geschoten. Tintreach zag haar en gaf het zwijn zo'n harde trap dat het een tijdje bleef liggen voordat het weer opstond en achter Melany aanrende. Het tweede everzwijn was het spelletje beu en zijn rooddoorlopen ogen waren op Arnaut gericht. Die lag hulpeloos op de grond. De leerling-Jager bedacht zich geen moment en stelde zich op tussen Arnaut en het aanstormende zwijn. Hij liet zich op een knie zakken en richtte zijn Saksisch mes op het beest. Melany had intussen een pijl door het hart van het kleinere beest weten te schieten en stond gespannen te kijken hoe haar vriend ieder moment kon worden gespiesd door een van de enorme slagtanden. Ineens hoorde ze het bekende geluid van een grote strijdboog die terugsloeg. Opgelucht haalde ze adem. Halt had een pijl achter de linkerschouder geschoten, recht in het hart van het zwijn. Hij liet Abelard stoppen, sprong uit het zadel en rende naar Will toe. Ook Melany kwam eraan gerend en sloeg haar armen om hem heen, nadat Halt hem had losgelaten. De ridders kwamen om hen heen staan en prezen Will om zijn moed. Met zijn laars schopte heer Roderick tegen het karkas aan. "En wij maar denken dat ze met z'n tweeën waren! Die rotzakken vallen nooit met meerdere tegelijk aan." Baron Arald klopte Melany op haar schouders. "Wat Will deed was heel moedig, maar jij deed het ook niet onaardig tegen dat derde zwijn!" Melany moest blozen om de lof van de baron. Arnaut tikte Will op zijn schouder en keek hem ongelovig aan. "Je hebt mijn leven gered. Wat jij deed was het dapperste wat ik ooit heb gezien." Hij wendde zich tot Melany. "En jij dan! Zoals jij vlak voor dat zwijn rende om hem af te leiden. Hij had je zelfs bijna te pakken!" Hij schudde vol ongeloof zijn hoofd. "Jullie hielpen mij terwijl we nou niet echt..." Will onderbrak hem. "Arnaut, we waren inderdaad niet de beste vrienden, maar ik heb nooit een hekel aan je gehad." Hij keek naar Melany en zij knikte instemmend toe. Arnaut keek hen aan en stak toen zijn hand uit naar Will en schudde hem. "Als je ooit hulp nodig hebt moet je me roepen. Dan kom ik eraan. Dat geldt ook voor jou Melany." Hij schudde ook haar de hand. Daarna kwam baron Arald met een grote lach bij hem staan en sloeg zijn armen om de schouders van de jongens en het meisje. Het was een spannende ochtend geweest, met een goede vangst en als toetje nieuwe vriendschappen tussen zijn voogdijkinderen. Hij keek naar de Jager en krijgsheer. "Jullie kunnen trots zijn op jullie leerlingen!" Zoals altijd liet Halt niks merken, maar heer Roderick lachte. "Dat zijn we ook heer!" De karkassen van de twee grote zwijnen werden op een kar gelegd en meegenomen naar het kasteel, het kleinere karkas mocht Melany houden. Zij had tenslotte het dier gedood. Eenmaal thuis verwenden ze hun paarden met een flinke poetsbeurt en appels. "Voor deze keer mag het," had Halt gezegd. Trek en Tintreach hinnikten om het hardst dat ze het een goed idee vonden. Na de nodige knuffels en lofprijzingen liepen Melany en Will naar binnen, achter Halt aan. Halt gebaarde zijn leerlingen bij hem te komen zitten bij de haard. "Vandaag was het wel spannend genoeg lijkt me. Jullie mogen de rest van de dag vrij nemen." Een vrije dag! Dat kwam bijna niet voor. De laatste tijd werd de regel van een vrije zaterdag niet altijd meer gebruikt. "Hup, kleden jullie je maar om, dan maak ik ondertussen wel wat koffie klaar en een lunch." Alsof het was afgesproken rommelden de buiken van de jongen en het meisje. Snel kleedden ze zich om. Will trok een schoon uniform aan, maar Melany trok liever warme nachtkleding aan. Ze had dikke wollen sokken aan en toen ze aan tafel zaten moest ze denken aan de winteravonden met haar vader en later met Crowley. Dat laatste deed haar aan iets denken. Over een paar weken zou het nieuwe jaar beginnen. Voor de feestdagen had zij met Crowley een kerstboom gevonden en opgetuigd. Ook in het weeshuis hebben ze dat altijd gedaan. Misschien dat ze dat ook hier konden doen? "Halt?" De Jager bromde wat in zijn baard, ten teken dat hij luisterde. "Ik zat te denken..." Ze was nog niet uitgesproken of het welbekende zinnetje vloog over de tafel. "Je bent een leerling. Leerlingen moeten niet denken, daar zijn ze nog niet aan toe." Melany zuchtte en ging verder met haar zin. "In het weeshuis haalden we rond deze tijd altijd een boom uit het bos en versierden het. Zouden we dat hier ook kunnen doen?" Halt keek haar even aan en overwoog de vraag. "Will, hoe denk jij erover?" De jongen hoefde niet lang na te denken. Hij vond Kerstmis het leukste moment van het jaar. "Mij lijkt het een goed idee." Halt dronk zijn laatste slok op en stond op. "Nou, in dat geval: als jij mij helpt met een boom uitzoeken, dan kan Melany eens op zolder snuffelen naar kerstspullen. Tenminste, als jullie deze indeling goed vinden. "Ik vind het prima," zei Melany meteen. "Gaan jullie maar voor sneeuwpop spelen, dan blijf ik hier lekker bij de warme haard." Will wilde weer zonder handschoenen, sjaal en muts naar buiten lopen, maar Melany was sneller. "Wachten jij!" Will sputterde tegen, maar het meisje liet hem niet naar buiten gaan zonder winterbescherming. "Zo, en ga nu maar eens een mooie boom uitzoeken!" Ze zwaaide hen gedag en ging zelf op zoek naar de kerstspullen.

"Wat vind je van deze?" Will wees op een jonge boom. Halt bekeek het en bedacht zich of het in hun huisje paste. "Nee, deze is te breed en te hoog. Als we die nemen dan kan ik mijn kamer niet meer in." Ze liepen nog een tijdje door, op zoek naar die perfecte boom. Na ruim een uur struinen was Will er wel klaar mee. Halt had het ook wel een beetje gezien, maar hij wilde niet zonder boom thuiskomen. Uiteindelijk vonden ze een boom die prima in hun huisje zou staan. Will hakte hem om en Halt deed er touwen om. Samen trokken ze het boompje naar huis. Thuis zetten ze hem eerst op de veranda en klopten het sneeuw ervan af. "Ik heb geen zin om dat straks te moeten gaan dweilen," mompelde Halt. Will moest vaagjes lachen. "Is er iets?" vroeg de Jager. "Nee, niks," antwoordde de jongen.

Melany had op de zolder het een en ander gevonden aan versieringen. Ze verbaasde zich erover. Ze had altijd gedacht dat Halt niet zo van feestdagen hield. Ze had hem bijvoorbeeld nooit met Oudejaarsdag gezien, maar dat betekende niet dat hij er nooit was. Ze pakte een paar dozen waaruit Will en Halt konden kiezen, dat leek haar wel zo eerlijk. Ze was net beneden en hoorde voetstappen op de veranda. Ze opende de deur en zag daar eerst een boom staan. "Wat moet dit voorstellen?" Will, die in een melige bui was, besloot haar te plagen. "Ach vrouwe, heeft u een plaatsje voor een koude, arme boom?" Melany hield haar hoofd schuin en dacht na. "Ik zou graag willen meneer boom, maar ik vrees dat Halt er niet zo blij van wordt. Ik mag namelijk geen vreemden in huis laten." Om Will terug te plagen gooide ze de deur dicht. Het begon te waaien en de koude lucht sneed in Wills gezicht. "Mel! Doe open! Het is koud," riep hij. Halt schudde met zijn hoofd. Wat had hij zich in zijn hoofd gehaald door twee leerlingen in huis te nemen? "Melany doe onmiddellijk die deur open!" Meteen ging de deur open. "Ik vind het best dat je Will in de kou wil laten staan, maar laat mij dan eerst van de warmte meegenieten." Melany schoot in de lach toen de jongen beteuterd naar de twee keek. "Durven jullie wel, twee tegen een?" Halt keek hem aan en gooide toen de deur dicht. "Halt, mag ik er alsjeblieft in? Ik heb het echt heel koud!" klonk het zielig van de andere kant. "Wat vind je, mag hij erin?" Halt keek Melany met een heel klein lachje aan. "Jazeker! Dan mag hij mooi de boom optuigen, dan wordt hij wel weer warm," grinnikte ze. "Kom erin ijspegeltje," zei ze, de deur weer openend. Will liep gelijk naar de haard en warmde zijn handen. "Die kou gaat zelfs door mijn wanten heen!" Toen Will weer was opgewarmd kleedde hij zich om en trok zijn nachtkleding aan. Halt had gezegd dat ze nu echt niet meer naar buiten gingen, dus hij volgde Melany's voorbeeld. Alle spullen lagen klaar en de leerlingen keken hun leraar aan. "Nou, laten we maar beginnen, wat jullie?"

De Grijze Jager: Een droom komt uit (GAAT HERSCHREVEN WORDEN)Where stories live. Discover now