hoofdstuk 2

41 3 3
                                    

Ik loop al een tijdje door het woud. Opzoek naar een pad die ik kan volgen. Maat nu, even een pauze. Ik ga zitten tegen een boom en rommel wat in mijn tas voor eten. Kauwend op mijn appel pak ik de kaart die ik eerder dit seizoen heb gekocht. Ik weet niet precies hoe ik heb gelopen, of hoe ver. Maar dat maakt niet uit. Er moet dichtbij een pad zijn die naar een dorpje lijd. Ik hoop dat ze een herberg hebben. En dat ze daar dan plek hebben. Anders ga ik vragen of ik in een schuur ofzo kan slapen. Zo niet, ga ik buiten onder de sterren. In de herberg hebben ze vast wel een warme maaltijd, maar die hoef ik niet. Ik heb net een appel op.

Na een klein kwartiertje me plannen uitwerken en me benen rust geven sta ik op. Op zoek naar dat pad.

Blijkbaar kan ik snel lopen. Het pad is dichtbij dat ik gedacht had. Naar een paar minuten had ik het al gevonden. Nu volg ik het pad. Het is al best donker. Gelukkig zit het me mee vandaag en schijnt de maan volop. Zo kan ik het nog goed zien. Plus, ik kan redelijk in het donker. Mooie eigenschap in deze situatie.

Ik volg het pad en ja hoor, daar is het dropje. Ik zie ook meteen de herberg. Die is groter dan de andere gebouwen. Dat word dus mijn slaapplaats voor de rest van de nacht. Ik loop naar de herberg. Het is stil. En nu begin ik te twijfelen. Zal er wel iemand open doen? Wat als dat niet zo is? Zou iemand me hier herkennen?
  Dat laatste schud ik snel van me af. Natuurlijk kan niemand me hier. Hoogstens kennen ze me vader. Ik klop op de deur en wacht even. Er doet niemand open. Ik klop nog eens, maar als er niemand open doet. Geef ik op. Ik heb niks om dichtbij te gaan dus ik ga voor de deur zitten en kijk naar de sterren. Het is een heldere nacht. Met een halve maan. Het is prachtig. De frisse lucht. Het vrije gevoel. Ik glimlach, en dat is lang geleden.  Eigenlijk heb ik dit nog nooit gehad, bij mijn vader ben ik nooit vrij geweest. Ik pak me kleine dunne deken, dit moet het doen. Ik heb niets anders. ja, het is nu wat kouder dan "thuis". Maar dit is veel fijner. Nu ben ik vrij. De sterren zijn zo mooi. Zo mooi zijn ze nog nooit gewest. Ik zweer, me leven gaat nu alleen nog maar vooruit. Ik kan eindelijk me dromen waar maken! Wacht... Wat zijn mij dromen? Ik heb er nooit echt over nagedacht. Dat komt vast omdat ik nooit had gedacht dat ik weg zou komen van mijn vader. Man, dit is eigenlijk best beschamend. Agja, ik kan doen wat ik wil. Daar gaat het om.

Ik hoor vogels, ze maken me wakker. De zon is al op. Wacht, waar is de zon dan, ik voel de warmte niet. Ik doe mijn ogen open en schrik me (bijna) dood. Er staat een man voor me. Hij kijkt me onderzoekend aan. Mijn maag begint te rammelen, dat is echt weer een perfecte timing. De man wilt duidelijk wat zeggen maar voordat hij wat kan zeggen horen we een vrouwenstem van binnen: "Lieverd kom je nog?! is die jongen al wakker?!" Meteen twee vragen achter elkaar. De man roept terug: "Ja hij is wakker!  We komen eraan!" We? Ik kijk de man vragend aan. De man begint een beetje te lachen. "Een hongerige kleine jongen voor onze deur gaan we niet zomaar wegsturen! Kom mee, mijn vrouw heeft al eten klaarstaan." Zegt hij. Hij steekt zijn hand uit om me overeind te helpen. Ik ga niet zo'n aardige man teleurstellen door zoiets kleins niet te doen dus pak ik zijn hand vast. Ik kijk rond en al snel merk ik dat mijn spullen er niet zijn. De man heeft door dat ik mijn spullen zoek. "Je spullen hebben we naar binnen gebracht, we hebben er niet in gesnuffel hoor." De man barst in lachen uit. Iki mag deze man wel. Ik volg hem mee naar binnen. Het ziet er gezellig uit hier. Er zijn veel plekken hier om te zitten, maar dat hoort vast bij een herberg. Althans het klinkt logies. De man laat me ergens zitten en al snel komt er een mollige vrouw aan met een groot bord vol eten. "je bent erg mager, dus laten we wat vel op die botten van je krijgen" Zegt ze met een vriendelijke glimlach. Dit, is meet eten dan ik in mijn hele leven heb gekregen. Oké dat is niet waar. Het ruikt heerlijk, ik aarzel niet langer en val aan. De vrouw vind het duidelijk niet erg en gaat er gezellig bij zitten. "Waar kom je eigenlijk vandaan, en hoelang lig je voor de deur?" Vraagt ze. "ik ehm " ik weet niks te zeggen. Ze zal me waarschijnlijk terugsturen naar me vader als ik zeg dat ik weggelopen ben. Dat klinkt logies. "jij?" Vraagt de vrouw als een aanspoor. "ik ben verdwaalt" Geef ik als antwoord. Het klinkt wel goed. "ik wouw hier overnachten maar jullie waren al naar bed, dus ik bleef staan. Ik zou nu weer gaan zoeken. Heet kan niet ver zijn." De vrouw knikt. Ze kijkt even naar haar man. De man weet wat ze van plan is en schud zijn hoofd. Ben benieuwd wat haar idee is. "We gaan je helpen jongen." Zegt ze vriendelijk. Oh nee nee, dat was niet de bedoeling. Snel bedenkt ik wat in me hoofd, om als excuus te kunnen gebruiken. "Het hoeft niet mevrouw, ik wil niet veel aandacht trekken. En u heeft het zelf ook erg druk. Ik red het, de enige gunst die kan aannemen is wat eten voor onderweg." Zelf ben ik best trots op mijn excuus. De vrouw knikt. "vooruit dan, ik ga meteen wat pakken." zegt ze. Ze maakt een daad bij de worden door op te staan en naar de keuken te gaan. De man doet dat ook. 

Ik kijk eens goed rond en zie mijn spullen staan. meteen pak ik mijn kleine boog. Ik voel me meteen al een stuk veiliger. Ook al gaan die mensen echt  niet veel doen. Het zijn aardige mensen. Daar ben ik wel zeker van. Er komt iemand binnen. Ik was bijna vergeten dat dat ook kan. DE man kijkt mij aan en blijft staan. Eigenlijk kijkt hij meer naar mijn boog. Laten we hier maar weggaan. Ik pak snel de rest van me spullen en loop langs de man naar buiten. Op naar het bos. Naar meer vrijheid. Want ja, hoe verder ik ben, hoe minder kans dat me vader me komt halen. Ook al denk ik dat hij mij totaal vergeten is. Agja, des te beter. 





Grijze jager, De jongste leerling.Where stories live. Discover now