1. Het ongeluk

143 6 4
                                    

Weer zat ik op school net als ieder ander meisje, maar achter mij verscholen zat een heel verdrietig verlaten maar ook sterk persoon. Ik was, zoals altijd, weg gedroomd tot ik op schrok van een harde stem “Amanda waar zit je met je gedachten?” “S...sorry...i...ik..eh zal opletten” stamelde ik. Toen hoorde ik de zoemer, yes dacht ik, pauze. ik liep de trap af en liep eerst naar een lokaal waar bijna nooit iemand was, dat was voor mij een gewoonte geworden sinds mijn vriend ziek was geworden van kanker, ik toetste het nummer van zijn mobieltje in die ik inmiddels wel kon dromen. de telefoon werd al opgenomen nadat hij voor de eerste keer over ging, ik hoorde een zwakke stem aan de andere kant van de lijn           “hé liefje, hoe is het met jou?” “Goed, maar ik wil eerst weten hoe het bij jou gaat. Ik maak me de hele tijd zorgen om je ik kan je niet vergeten.” “Amanda... ik red het wel jij zorgt zo goed voor me net als alle dokters” De vorige keer werd zijn mobiel overgenomen omdat hij te zwak was, dat had me heel erg gestrest gemaakt, ik had hem gelijk opgezocht. Maar toen werden mijn gedachten onderbroken. “Hé, meis...vertrouw me ik word beter...wil je me vandaag nog komen opzoeken?” “Ja ik kom vandaag nog wel even langs, zo vaak als ik kan kom ik langs.” Ja ik kwam graag bij hem en dan troostte hij me omdat ik het buitenbeentje in de klas was, dan kon ik mijn tranen op de vrije loop laten stromen zelfs als ik het niet wilde dan trok Thijs ze nog wel uit me en legde mijn hoofd altijd op zijn borst en hij wiegde me dan altijd heen en weer. ik was gelijk in klas één al gepest omdat ik klein was, soms was ik er best blij mee, ik wist niet waarom ze mij moesten hebben. Weer kwam ik erachter dat ik te lang stond te dromen. “Hé, ik ben er voor je als je vanmiddag bij mij bent mag je weer in mijn armen liggen” En dat gaf mij de rest van de schooldag genoeg moed om het nog vol te houden tot ik bij hem was.

De verpleegster wist al wie ik was en zei dat Thijs een nieuwe kamer had gekregen dus liep ik nieuwsgierig achter haar aan, tot ik opeens verstijfde toen ik Thijs zag, hij rende naar me toe en toen hij mij omhelsde kon ik weer bewegen. Ik liep met hem mee naar zijn kamer en de zuster zei dat ik op z'n laatst tot zes uur mocht blijven. “Vertel me alles wat er gebeurt is” Zei hij toen hij zag dat ik moeite moest doen om me tranen in bedwang te houden. Ik liep naar het raam keek doelloos naar buiten, hij ging achter me staan en sloot zijn armen om me heen, toen begon ik mijn verhaal te vertellen, mijn tranen voelde ik rollen over mijn wangen en ze vielen op de armen van Thijs zachtjes duwde Thijs me tegen zich aan en hij draaide me om. Ik lag met mijn hoofd, omdat ik klein was, op zijn borst en hij wiegde me heen en weer en ik wou mijn tranen stoppen maar dat lukte niet. We hadden nog, nadat ik was uitgehuild, gepraat en rondgelopen door de afdeling en met kinderen gepraat die ook kanker hadden en hier ook lagen met kale hoofdjes net als Thijs.

Ondertussen was het al donker geworden. Ik liet Thijs z’n hand los. “Ik moet echt naar huis, anders wordt mijn moeder ongerust.” “Wacht Amanda, blijf nog heel even.” Thijs greep me bij mijn arm.”Thijs laat me los ik kan mama dit echt niet aandoen!” Ik schudde zijn hand van me af. Gelukkig liet hij het toe. “Sorry” Zei ik zacht. Thijs keek me verloren na. Met grote passen stak ik de weg over, niet wetend wat er om me heen gebeurd. Alles ging in een flits. Thijs die mijn naam schreeuwde, een roekeloze auto, achtervolgd door politie en de klap dat dreunde door mijn hoofd. Plots werd het zwart voor mijn ogen. Ik hoorde mensen schreeuwen, huilen, mijn naam roepen, sirenes. En toen was het stil.

Uiteindelijk werd ik wakker uit de nachtmerrie, badend in het zweet. Ik wilde opstaan maar mijn lichaam werkte niet mee. Voorzichtig deed ik mijn ogen open en in een waas zag ik Thijs z'n gezicht. Ik knipperde een paar keer om het beeld scherper te zien. “Hoi Amanda.” Zei hij lief. “Hé.” Zei ik zachtjes. Ik wou meer zeggen maar het praten deed erg veel pijn. “Waar ben ik?” Vroeg ik met een zachte stem. Ik keek onderzoekend rond. “In het ziekenhuis, je moeder komt zo.” “In het ziekenhuis?” Op mijn gezicht stond paniek te lezen. Ik begon zachtjes te huilen. “Stil maar. Blijf maar liggen ik blijf bij je”

From bullied to lovedWhere stories live. Discover now