Hoofdstuk 4

6 1 0
                                    

William liep de trap af en stond stil. Twee enorme bewakers in grijze pakken blokkeerden een deuropening. In de hal achter hen was het bomvol. Een van de twee bewakers was druk in de weer met een kleine boze man die naar binnen wilde. Het mannetje hield een kaartje onder de neus van een bewaker. 'Ik heb al betaald. Je kunt me de toegang niet weigeren als ik een kaartje heb!' riep hij. 'Dan had je hier eerder moeten zijn. We kunnen geen mensen meer binnenlaten. Het is stampvol.' De bewaker wees demonstratief naar de mensenmenigte achter hem. 'Kijk dan naar me, ik ben 1 meter 49 lang en weeg 50 kilo. Niemand zal er ook maar iets van merken als ik naar binnen ga,' vervolgde het mannetje. 'Het spijt me,' zei de andere bewaker resoluut en hij sloeg zijn armen over elkaar.

De kleine man bleef een paar seconden staan. William zag dat hij zijn vuisten balde als een koppige vierjarige kleuter. Zijn gezicht werd roder en roder. Hij zag eruit alsof hij elk moment kon ontploffen. Toen draaide hij zich om en sprong de trap. William liep naar de bewakers. 'Sorry,' zei hij zo onschuldig als hij maar kon. De twee mannen keken op hem neer. 'Ik ben hier met mijn klas en we moesten daar naar binnen,' zei hij wijzend. 'Is jouw klas daarbinnen?' vroeg een van de bewakers. 'Eh... ja,' zei William, een kansje wagend. 'Heb je een stempel?' William stond even met zijn mond vol tanden. Hij wilde net iets zeggen toen er plotseling een gedaante aan kwam stuiven en een van de bewakers een stoot gaf.

'LAAT ME ERIN!! LAAT ME ERIN!! LAAT ME ERIN!!' riep de kleine man en hij sloeg zijn armen om de nek van de bewaker terwijl hij probeerde over zijn hoofd te klauteren om door de deuren naar binnen te gaan. De bewaker probeerde hem van zich af te schudden alsof hij werd aangevallen door een wesp. 'Haal hem van me af!' riep hij. 'Haal hem van me af!' De andere bewaker vloog op het tweetal af, greep de benen van de kleine man beet en probeerde hem van zijn collega af te trekken. Maar de kleine man klampte zich als een woedende inktvis vast. 'Hij is sterker dan hij eruitziet, Harald. Kietel hem eens onder zijn armen, misschien laat hij dan los!' riep de bewaker. 'Kietel hem zelf, Sven!' riep Harald terug terwijl hij met zijn armen zwaaide. Een paar andere bewakers schoten te hulp.Iedereen was zo druk dat niemand in de gaten had dat William door de open deuren naar binnen glipte.

Algauw stond William midden in een grote ruimte, omringd door mensen. Overal in zijn lijf voelde hij kriebels. Het was natuurlijk slechts een kwestie van tijd voor meneer Humburger zou ontdekken dat hij weg was, en de Onmogelijkheidstentoonstelling zou de de eerste plek zijn waar hij zou gaan zoeken. 'Nog maar vijf minuten om de moeilijkste code ter wereld te ontcijferen!' riep een stem door de luidsprekers. 'Veel mensen hebben het al geprobeerd, maar het is niemand gelukt. Nog niet.' William keek om zich heen. Aan de andere kant van de kamer ontdekte hij een scherm aan de muur met grote, rode getallen die de seconden aftelden. Daarboven hing een poster met een afbeelding van de Onmogelijkheid. William baande zich een weg naar voren.

Hij was niet van plan een poging te wagen om de code op te lossen. Hij wilde hem alleen zien. Liefst terwijl anderen hem probeerden te ontcijferen. Hij voelde hoe zijn hartslag versnelde en de adrenaline door zijn lijf werd gepompt. Een paar minuten later was William erin geslaagd zich helemaal naar voren te dringen en stond hij voor een klein podium. Op het podium stonden een tafel en een stoel. En op de stoel zat een dunne man van halverwege de veertig. Zijn lange, blonde haar zat in een paardenstaart. Hij zat gebogen over de tafel en draaide aan de cilinder. Zweetdruppeltjes glinsterden aan zijn voorhoofd. Hij pufte en hijgde terwijl hij steeds nerveuze blikken op het digitale bord wierp.

Een mollige man in een krap pak trippelde nerveus langs de tafel. William zag meteen wie het was. Hij had hem al vaak op tv gezien. Hij heette Ludo Klabbert en was een soort komiek die van alle markten thuis was. Ludo Klabbert bracht een microfoon naar zijn mond en keek omhoog naar het bord terwijl hij begon af te tellen. '10... 9... 8... 7...' Algauw telden alle mensen in de zaal met hem mee. De langharige man zag eruit alsof hij elk moment kon flauwvallen. '5... 4... 3... 2... 1... 0!' riep Ludo. 'De tijd is om! Heb je het opgelost, Viktor Hansen?' Ludo liep naar de zwetende man aan de tafel toe. Viktor Hansen legde de Onmogelijkheid voorzichtig neer en schudde beschaamd zijn hoofd.

'Zelfs Viktor Hansen, de man met het hoogste IQ van Noorwegen, speelt het niet klaar om de Onmogelijkheid op te lossen. Deze noot is wel heel lastig te kraken, mensen!' riep Ludo. Plotseling stond Viktor Hansen op en gritste de microfoon uit Ludo's hand. 'Dit is gewoon nep! Een slechte grap! Je kunt hem helemaal niet oplossen,' blafte hij opstandig in de microfoon. Viktor Hansen pakte de Onmogelijkheid op en hield hem dreigend boven zijn hoofd alsof hij hem op de vloer wilde smijten. 'Dit is gewoon onzin!' riep hij. Ludo Klabbert wenkte twee bewakers in uniform. Ze sprongen het podium op, rukten de Onmogelijkheid uit Viktors handen en gaven hem aan Ludo. De bewakers trokken Viktor Hansen van het podium af. Sommige mensen moesten lachen, anderen riepen boe. 'Ik ben nog altijd een stuk slimmer dan jullie allemaal bij elkaar!' riep Viktor Hansen, terwijl hij door een deur naast het podium werd afgevoerd. 'Jullie zijn gewoon een stelletje boerenpummels, vergeleken bij mij. Ik ben briljant!'

Toen knalde de deur achter hem dicht en het werd stil in de zaal. Ludo bleef knorrig op het podium achter, met de Onmogelijkheid in zijn handen. Er ging geroezemoes door de mensenmassa. 'Is het allemaal maar nep?' riep een stem. 'Dat moet wel!' riep iemand anders. 'Nee, nee!' Ludo zwaaide verontschuldigend met zijn handen. 'Bewijs het dan!' riep een derde stem. 'Laat het nog 1 persoon proberen!' Ludo keek nerveus om zich heen. Zijn blik bleef rusten op een serieuze vrouw met een strenge bril die naast het podium stond. Ze knikte. 'Oke, nog eentje dan, meer niet. De tijd is eigenlijk verstreken. Wie wil er nog een poging wagen?' riep Ludo en hij veegde met de rug van zijn hand het zweet van zijn gezicht.Het werd doodstil in de zaal. Sommige mompelden wat, anderen schudden hun hoofd. 'Niemand?' vroeg Ludo. 'William!' riep plotseling een luide stem.

William draaide zich om en zag hoe meneer Humburger zich een weg door de menigte baande terwijl hij op William wees, die bij het podium stond. En toen keek iedereen naar William. 'Ja laat hem het proberen,' riep een stem. Ludo Klabbert keek William verwonderd aan. 'Een kind? Ach waarom ook niet? Je weet maar nooit.' Hij gebaarde naar William. 'Nee wacht!' riep meneer Humburger. 'Het was niet mijn bedoeling om...' Maar het was al te laat. Ludo had William het podium opgetrokken en hem de Onmogelijkheid in zijn handen geduwd. William tuurde omlaag naar de glanzende cilinder. Hij kon zijn ogen niet geloven. 'Nee, niet...' riep meneer Humburger. Hij wilde op het podium stappen, maar werd aan zijn benen weer omlaaggetrokken.

Ludo keek William aan. 'Heb je zin om een poging te wagen? Een paar van de knapste koppen ter wereld hebben het geprobeerd, zonder succes.' William schudde zijn hoofd. 'Nee, ik geloof niet...' 'Ah, kom op, het kan toch geen kwaad om het te proberen?' zei Ludo met een glimlachje. Hij wende zich tot het publiek en zwaaide met zijn pafferige wijsvinger. 'Wat zeggen jullie? Willen jullie dat hij het probeert?' De menigte barstte spontaan in applaus uit. William keek naar de Onmogelijkheid.

Hij had niet een van de tekens op de cilinder eerder gezien.
Het waren geen letters en geen getallen. Maar toen gebeurde er iets.
Zo ging het altijd. Het begon in zijn buik, als een warme tinteling. Daarna verspreidde het zich omhoog naar zijn borstkas en verder naar zijn handen en zijn hoofd. Het was net alsof de dingen vanzelf gingen. William probeerde zich nog uit die greep los te maken. Maar het was al te laat.

Nu leken de kleine onderdelen van de cilinder in zijn handen tot leven te komen. Sommige delen werden kleiner en andere veranderen van kleur. Sommige werden lichtgevend, andere werden zo donker dat ze bijna verdwijnen. De tekens kwamen los van de cilinder en zweefden om zijn hoofd heen als een zwerm vlinders. Hij volgde ze met zijn blik. Toen begonnen zijn handen te werken. Ze draaiden de kleine knoppen alle kanten op. Zijn vingers gingen sneller en sneller. Klik... klik... klik... klonk het. Het leek alsof tijd en ruimte niet meer bestonden.

Pas toen een overweldigend gejuich bijna het dak van de grote hal eraf blies, werd William uit zijn trance gerukt. Hij keek omlaag naar de Onmogelijkheid, die hij nog in steeds in zijn handen hield. Maar nu was het geen cilinder meer. Hij was in tweeën gedeeld. En op het ene stuk zat een koperen plaatje waarin gegraveerd stond: Gefeliciteerd! William kon geen woord uitbrengen, hij staarde maar wat naar het koperen plaatje in de cilinder. Zijn ogen zagen wat er stond, maar zijn hersens weigerden het te geloven. Hij moet kapot zijn, dacht hij. Ik heb de Onmogelijkheid niet opgelost... ik heb hem kapotgemaakt. Hij keek op naar Ludo Klabbert die sprakeloos naast hem stond. Daarna wierp hij een vluchtige blik op meneer Humburger, die naar zijn hoofd greep en vooor het podium in elkaar zakte. William probeerde de twee delen weer in elkaar te zetten. Maar tevergeefs. Hij probeerde het nog eens. En nog eens. Hij moest stuk zijn. Dat kon niet anders!

William Wenton en de luridiumdiefWhere stories live. Discover now