(Hoofdstuk 2) ~ Duisternis

7.1K 372 18
                                    

Hoofdstuk 2

~ Duisternis

Katie

 

Verward stond ik hun aan te staren. Ergens ver weg hoorde ik een bekende stem ‘Dit is niet wat je denkt!’ Zeggen. Er was ook nog een andere stem, iets vrouwelijker die ook van alles zat te mijmeren ‘Katie, het spijt me. Het is niet zoals het lijkt te zijn!’ Maar ik luisterde niet. Ik hoorde ook nog een truttige stem lachen. Ik wankelde achteruit en voor ik het wist begon ik te lopen. Ik wilde weg. Ik wilde hier niet meer zijn. Ik wilde ontsnappen aan de pijn die op dit moment ondraagelijk was. Wat is er mis met eens een leven te leiden zonder leugens. Of verraad. Ik had het gevoel dat ik niemand meer kon vertrouwen. De tranen rolden over mijn wangen. Ik rende door de vertrouwde kamers - van een niet vertrouwbare persoon – op zoek naar de deur naar buiten. ‘Katie! Kate, wacht!’ hoorde ik Michael achter me roepen. Ik negeerde hem. Ik liep de deur uit en bleef zo een tijdje doorlopen, zonder mijn vaart te verminderen. Na een tijdje stond ik even hijgend stil en trok mijn pumps uit. Mijn voeten deden pijn maar dat zorgde er ook voor dat de pijn aan mijn hart verlicht werd. Zo probeerde ik me te concentreren op de pijn aan mijn voeten. Ik snikte en had niet eens genoeg kracht om mijn tranen weg te vegen. Ik hield mijn pumps in een hand vast en mijn andere hand omklemde mijn clutch. Wat een rot avond… Ik was een vriendje verloren en een beste vriendin. Ik werd dan ook nog eens verraden. Na een tijd kwam ik tot stilstand. Waar was ik eigenlijk? Ik nam de omgeving in me op. Ik bevond me in een mistig, donker bos. Ik rilde. Het was koud en mijn voeten deden zeer. Ik was er bijna zeker van dat ze zaten te bloeden. Ik liep een tijdje door maar er kwam geen eind aan dit bos. Ik hapte naar adem. Ik was toch niet… verdwaald?  Overwoekerd door gevoelens stond ik daar dan. Helemaal alleen, gebroken in een groot, mistig donker bos. Hoe heeft het allemaal zo kunnen uitlopen? Toen ik het opgaf omdat dit oneindig lange bos niet ten einde kwam, draaide ik me om. Ik had mínsten 5 kilometer gelopen, en ik wist niet meer van welke kant ik kwam. Het gevoel van wanhoop kreeg de leiding over mijn lichaam en ik voelde me achtergelaten in dit bos. Ik zwoor dat het niet zo donker en mistig was in het begin van dit bos. Maar hier… Ik schrok me rot doordat er een uil voorbij vloog. Verderop hoorde ik een tak breken. Als een wild dier draaide ik me met een ruk om en keek met ogen nog groter dan de maan rond. Ik zag niets. Die mist, godverdomme… Ik hoorde opeens nog een tak breken, en toen nog een, en nog een. Mijn hart bunkerde als een gek in mijn borstkas. Hij klopte zo hard dat zelfs een doof iemand die zou kunnen horen. Toen er nog een tak brak, zó dichtbij, zwoor ik iemands adem op mijn blote schouder te voelen. Ik gilde het uit en zette het op lopen. Hijgend struikelde ik over alles wat ik tegen kwam en vloekte ik elke keer weer binnenmonds. Vermoeid moest ik wel minstens twintig keer overeind kruipen. Als een verwildert dier liep ik in het midden van niemandsland. Niemand zou me horen gillen of zien hier, besefte ik. Ik had het gevoel dat ik iemands prooi was. Niet erg aangenaam, dat gevoel. Ik liep en bleef zo een tijdje doorlopen. Mijn voeten brandden en waren helemaal kapot.

Er was sowieso een paar uur verstreken – ik had al die tijd maar blijven lopen. Ik voelde me zó kapot. Zó moe dat ik was. Ik had zelfs een paar keer overwogen om gewoon tegen een boom aan te kruipen en daar in slaap te vallen, maar dat deed ik niet. Wat deden mijn voeten toch zoveel pijn! Ik had mijn armen om mijn middel geslagen van de kou. Mijn voeten waren compleet gekneusd. Die zaten dan ook nog eens onder de schrammen, sneeën, splinters en waren verstruikt. Ik liet me op een gegeven moment op mijn knieën zakken. Ik kon niet meer. Op mijn wangen bevond er zich een klodderige mengeling van opgedroogde tranen en uitgelopen mascara. Mijn haar was een bos vol knopen en klitten, waar ongetwijfeld takken en bladeren in zaten. Ik had nog nooit zo lang zo veel gelopen. Het was hier zelfs nog donkerder en mistiger, terwijl ik dacht dat dat niet meer kon. Ik had een droge keel en begon te huilen. Ik dacht dat ik uitgehuild was, blijkbaar niet.  Ik besloot om verder te kruipen, al moest het op mijn handen en knieën. Ik kon hier niet blijven, ik zou uithongeren. Ik slikte, ik zou sterven! Dat mocht ik niet denken, maar de angst overspoelde mij. Ik ben nog te jong om te sterven! Dacht ik paniekerig.

Duistere PrinsWhere stories live. Discover now