Hoofdstuk 1

78 8 3
                                    

Na een lange dag op school, pak ik mijn fiets. Ik haal hem van het slot af en fiets naar huis.

Ik ben thuis en probeer de achterdeur open te maken. Op slot. Gek, de deur is altijd open. Ik zet mijn fiets neer. Mijn sleutels zijn weg. Dit begint steeds raarder te worden. Het is ook heel stil in de buurt. Normaal racen er altijd scooters voorbij en fluiten de vogels. Nu niet. Ik pak mijn fiets en ga naar de voorkant van het huis.

De gordijnen zijn dicht. De voordeur is altijd op slot, dus het heeft geen zijn om die deur proberen open te maken.

Ik klop op de deur. Geen antwoord. Het lijkt alsof er niemand thuis is. Ik pak mijn telefoon en probeer mijn moeder te bellen. Voicemail. Dan probeer ik mijn vader te bellen. Nogmaals voicemail. Ik begin in paniek te raken. Het lijkt wel alsof ze van de aardbodem verdwenen zijn.

Ik denk dat ik de politie moet bellen. Ik begin me zorgen te maken. Wat nou als iemand ze heeft ontvoerd? Ik toets 112 in en iemand neemt meteen op. Ik vertel hem wat er aan de hand is. "We sturen iemand op je af." zegt de man. "Ik blijf aan de lijn, totdat de politie is gearriveerd."

Na vijf minuten hoor ik ineens sirenes. Ik kijk in de verte en zie twee politieauto's. Ik vind het best spannend. Ik heb nog nooit de politie hoeven bellen. Maar ik hoop dat ze mijn ouders kunnen vinden. De politieauto's zijn ondertussen aangekomen op de parkeerplaats naast mijn huis. Drie mannen en één vrouw stappen uit.

"Wat is er gebeurd?" vraagt de vrouw. "Ik kwam thuis uit school en mijn ouders zijn ineens weg. Ik heb ze geprobeerd te bellen, maar ze nemen niet op. Ze zijn nooit weg als ik naar huis kom. Zelfs de sleutel is weggehaald." "Gevalletje 306", zegt de vrouw in haar portofoon. 306? Wat is gevalletje 306? "We gaan hier even onderzoeken", zegt de politievrouw tegen me. "Misschien is het handig als je even weg gaat", voegt haar collega eraan toe. "Bel me als jullie meer weten." Ik pak een briefje en schrijf mijn telefoonnummer erop. Ik geef het aan de politievrouw. "Komt goed." Ik pak mijn fiets en fiets naar het parkje in de buurt.

Hier is het ook al zo stil. Het lijkt wel alsof alles stil staat. Tenminste, voor mij wel. Ik hoor geen enkele auto, ik hoor geen vogels en al helemaal geen mensen. Ik pak mijn telefoon en bel Noah, mijn beste vriendin. Alweer een voicemail. Het lijkt wel alsof iedereen ineens weg is. Behalve de politie. Ik zie ook niemand op straat, terwijl er normaal wel tientallen mensen in het park zijn.

Ik probeer nu Mae te bellen, mijn andere beste vriendin. Alweer een voicemail. Ik geef het op. Ik ga nu iedereen uit mijn contacten bellen, totdat er iemand opneemt.

Er heeft niemand opgenomen. Wat nou als echt iedereen weg is? Ik pak mijn fiets en fiets naar huis om te kijken of de politie er nog staat. Gelukkig zijn hun er nog wel. Ik loop naar een politieman toe en vertel wat er net is gebeurt. "Gek, misschien moeten we ons hele team maar inschakelen, aangezien het ook een beetje tè rustig is in de meldkamer.

Hij loopt van me af en praat met iemand via zijn portofoon. "Rare situatie hier, niemand is te bereiken en iedereen is weg", kan ik hem nog net horen zeggen. Het is inderdaad een rare situatie hier.

Er loopt een ietwat oud vrouwtje naar me toe. "Woon jij hier?" vraagt ze. Ik knik. "Al 8 jaar."

"Ik hoorde van de politie dat iedereen uit de buurt weg is." zegt ze nerveus.

"Ja, mijn ouders ook. Ze waren er vanochtend nog, en nu zijn ze weg en niet meer te bereiken."

"Wat raar! En je vrienden dan?"

"Die zijn ook niet te bereiken."

"Ken je nog iemand die niet in deze buurt woont?"

"Ja, mijn oma. Hoezo?"

"Bel haar! Misschien weet zij iets!"

Ik pak mijn telefoon, toets het nummer van mijn oma in en bel haar. Eindelijk wordt er opgenomen. Maar niet door mijn oma.

"Wat moet je?" hoor ik een zware mannenstem zeggen.

"Wie ben je en wat heb je met mijn familie en vrienden gedaan?!"

"Ik ben iemand en ik heb niets met je familie en vrienden gedaan." Ik hoor hem kwaadaardig lachen.

"Waarom lach je dan zo dom?!"

"Omdat het grappig is, liefje."

"Noem me niet liefje, jij domme creep!"

"Waarom niet liefje? Je zult mijn stem nog veel vaker horen..."

*piep* *piep* *piep* *piep* Hij heeft opgehangen. Ik ben bang. 'Je zult mijn stem nog veel vaker horen' wat zal hij daarmee bedoelen? Gaat hij me stalken of ontvoeren?

"Help..." zeg ik zachtjes.

"Wat zei ze?" vraagt de vrouw.

"Geen ze..."

"Hoe bedoel je? Geen ze?"

"Het was mijn oma niet, maar een of andere creep!"

"Wat zei hij?"

"Iets over dat ik zijn stem nog vaker ga horen, en hij noemt me steeds liefje."

"Moet je de politie hier niet over inlichten?"

Ik schud mijn hoofd.

"Hoezo niet? Misschien ben jij morgen ook weg. Maar als je het aan de politie verteld niet."

"Ik durf niet."

"Moet ik het voor je doen?"

"Ja, als je dat wil, graag."

De vrouw loopt naar de politie toe. Ik kan niet precies horen wat ze zegt.
Waar moet ik vanavond eigenlijk slapen? Ik kan mijn huis niet eens in!
De vrouw komt alweer terug.

"Dat was snel", zeg ik.

"Klopt. Trouwens, je mag je huis de hele dag niet meer in. Dat moest ik doorgeven."

"Waarom? En waar moet ik dan slapen?"

"Ze zeiden niet waarom, maar je kan wel bij mij slapen."

"Hoe kan ik zeker weten dat hij er niks mee te maken hebt?"

"Soms kun je dingen niet zeker weten, dan moet je uitgaan van vertrouwen."

"U hebt gelijk."

"Noem me maar Maria."

"Leuk je te ontmoeten, Maria. Ik heet trouwens Vera."

"Leuke naam."

"Misschien moeten we maar alvast gaan", zeg ik.

"Goed plan! Kom je met me mee?"

Ik knik en loop met haar mee. Zij weet immers de weg. Maar wat nou als het een complete freak is? Misschien heeft zij er wel iets mee te maken. Ik weet niet meer wie ik kan vertrouwen en wie niet...

Hoi! Dit is het eerste deel van mijn nieuwe boek! Het heeft 1072 woorden, voor als je dat wou weten. Elk hoofdstuk wordt ongeveer zo lang. Want ik doe mee aan de WattNed writes! :) Laat alsjeblieft even weten wat je ervan vond! Spellingsfouten mag je altijd melden!

Verlaten | #WattNedWritesWhere stories live. Discover now