Ik loop naar de keuken met het lege glas en bord. Ik ga weer op de bank zitten waar het meisje ligt. “Ga maar slapen, ” zeg ik zacht. Het meisje sluit haar ogen. Ik strijk het haar uit haar gezicht en pak m’n laptop. Wie zou dit meisje zijn? waarom lag ze  op straat? Wat zou er met haar gebeurd zijn? vroeg ik mezelf af. Wacht! misschien lag er nog wat bij haar op straat. Een tas of rugzak? Ik spring op en trek mijn jas aan. Als ik op straat sta voel ik de frissen buiten lucht. De wind waait hard. Als ik op de straat kom waar ik het meisje heb gevonden, staat er een gebarsten auto aan de kant en midden op straat ligt een jas en een tas. De tas is halfopen. Ik pak de jas en tas en loop terug naar huis. Gek dat niemand het heeft gemerkt de halfopen staande tas en jas? De tas hendel plakt aan mijn hand terwijl ik naar huis loop. Ik open de deur met de huissleutel. De warmte komt me tegemoet als ik naar binnen stap. Het meisje slaapt nog. Ik open de tas. Het bevat een lip balm, een telefoon, een boekje, sleutels en een doosje kauwgom. Ik pak het boekje uit de tas. Ik open het boekje. Het is een dagboek  ik wil het eerst niet gaan lezen maar dan snap ik ook niet wie dit meisje is en waarom ik haar op straat heb gevonden? Er staat in geschreven:

Lief dagboek,
Ik kan het niet meer aan. Ik moet vluchten. Ik wou dat het ging stoppen. Dit kunnen ze me niet aan doen. HELP! Iemand!

Er zit een briefje bij ik vouw het open. Het briefje bevat het zelfde handschrift s in het dagboek. Er staat:

Beste ouders,
Ik wist niet meer wat ik moest doen. Dit was de enige oplossing die ik zag om te doen. Hier is de waarheid waarom ik dit heb gedaan. Ik word gepest. Ik kan niet normaal naar school lopen. Mensen doen gemeen tegen me, ze schelden me uit. De leerkrachten deden er niets aan. NIESTS! Ik kan het niet meer aan. Ik ga er iets aan doen zodat ik nergens meer last van heb. Zeg maar tegen de leerkrachten op school dat het hun schuld is. Ik was ook verlieft op een jongen. Zijn naam is Bas Verlaag. Hij was knap. Maar hij was ook gemeen tegen me. Ik heb iemand nodig. Maar het is nu al te laat.
Dikke kus van Rosa.

Nu weet ik het, ze werd gepest. Ik pak haar telefoon, een groot wit toestel. Een lachend meisje staat op de achtergrond. Het is…Rosa. Er staan twee appen op, Instagram en WhatsApp van sociaal media. Ik open WhatsApp. Een groepen met de naam Lover staat er. Ik open de naam Lover. Er staan een aantal berichtjes. Ik scrol naar boven. Het eerste berichtje zegt. Dit is een leuke groep app. voor de kleine. En een ander berichtje staat een rijtje met woorden. Teef, kleintje, slappeling, domkop en stommerik. Ps. Dood jezelf maar. Ik kan het niet geloven. Ik loop naar Rosa en ga op de bank zitten waar zij ligt. Ik schud haar rustig wakker. “Hey..., hoe gaat het?” zeg ik. Ze kijkt me moe aan. “Waar ben ik?” Rosa kijkt om zich heen. “Veilig. Werd je gepest?” Rosa knikt terwijl ze schamend naar de vloer kijkt. “Hey..., het geeft niet,” zeg ik terwijl ik mijn hand op haar warme schouder leg. “Wie ben jij eigenlijk?” vraagt Rosa. Ik kijk haar aan. “Ik ben Fiona.” Rosa knikt vermoeit. “Hoe komt het eigenlijk dat je zo ziek bent?” Het Is stil  “Ik…” Rosa denkt na. “Ik weet het niet.” Rosa kijkt ernstig naar mij. Ik leg mijn hand  op haar coole voorhoofd. “Het maakt nu ook niet zoveel uit. Ga maar slapen.” Rosa sluit haar ogen.  Ik aai over haar voorhoofd. Misschien kan ik het aan het ziekenhuis vragen waarom Rosa zo moe is?  Ik pak mijn jas en loop maar mijn fiets. Mijn fiets staat buiten tegen het rek. Ik pak mijn fiets en fiets weg naar het ziekenhuis. Ik trap zo hard ik kan. Het is een simpele route. Ik maak mijn fiets vast aan het fietsenrek. Het parkeer terrein staat vol met auto’s sommige plekken zijn vrij. .de meeste plek is aan het einde—het verste van het zieken huis af. Iedereen vind het fijner om dichtbij te parkeren. Natuurlijk als je een noodgeval hebt mag je overal parkeren. Maar dat gebeurt zelden. Ik maak me fiets aan rek vast en loop het ziekenhuis binnen. De lucht ruikt muf in het ziekenhuis. Ik loop naar de balie. Een mevrouw zit achter een computer te werken. “Hebben jullie ook thuis doctors?” de mevrouw kijkt op. “Ja.” Best raar een thuis doctor, ik ben gewend om altijd naar het ziekenhuis te gaan in plaats van andersom. “Ik heb een meisje gevonden maar ik weet niet wat ze heeft?” de mevrouw trekt een wenkbrauw omhoog bij het woord meisje. “Ik heb wel iemand voor je.” De mevrouw loopt weg. Ik kijk rond. Het valt me nu pas op dat het ziekenhuis kleiner is dan van de buitenkant. Als mensen binnen komen weten ze meteen waar ze naartoe moeten gaan. Dat is normaal. Nieuwe mensen gaan vaak, met hun eerste keer naar het ziekenhuis, naar aanwijzingen zoeken of naar de balie. De mevrouw wordt op de voet gevolgd door een klein mannetje. Hij heeft een witte jas aan, een klein bruinkoffertje in zijn hand. Zijn haar staat plat naar beneden dat op zijn schedel rust. “Dit is Jan. Hij loopt met je mee.” De kleine man komt achter de balie vandaan en volg me naar huis. De man zegt de helen weg niets. Ik fiets terwijl hij keihard achter mij aanloopt om me bij te houden. Mijn handen trillen als ik de deur openmaak. De man staat achter me. De deur gaat met een kraak open. Rosa ligt nog te slapen. Ik wijs naar Rosa terwijl ik de deur dicht doe. De man loopt naar Rosa. “Zou je graag de ruimte willen verlaten?” meestal mag je bij de persoon blijven als hij\zij onderzocht word. Ik heb een gevoel dat die man iets verzwijgt ik loop weg naar mijn slaapkamer. Op mijn kamer zit ik te wachten. Tien minuten gaan voorbij. Twintig minuten, dertig minuten en veertig minuten... Er wordt op de deur geklopt. Ik doe de deur open. “Ik ben klaar.” Ik stap naar buiten en loop naar Rosa toe. ”Deze Damen hier heeft iets ingenomen. Wat haar zwakker maakt.” Ik begrijp de meneer niet helemaal. “Wat kan ik eraan doen?”
“Je zou haar moeten laten bewegen.”
“Maar ze is te zwak voor dat.”
“Een anderen oplossing is er niet. Nou ik moet gaan. Dag.” De man loopt weg. En nu? Rosa stort misschien in als ze
loopt.

BFFTempat cerita menjadi hidup. Temukan sekarang