hoofdstuk 3

551 19 19
                                    

heyhey :) oke, niet helemaal op vrijdag, maar ik vind 10 over half 12 ook best een prestatie..:$ het is niet zo'n lang hoofdstuk, maar ik hoop dat jullie het toch het wachten waard hebben gevonden ;)

xx Judith

---------------------------------------------------------------------------------------------------------

Door de brief van Beck was het kleine beetje hoop dat ik had gehad zo diep de grond in geslagen dat de enige emotie die ik voor elkaar kreeg een lege, zombieachtige blik vol hopeloosheid was. Thomas had geprobeerd te vragen wat er aan de hand was toen ik de trap weer af was gestrompeld, maar ik had niks gezegd. Al een paar uur niet meer, nu ik er over nadacht. Hoe verder we renden, hoe meer de omgeving begon te veranderen. De vlakke weilanden maakten plaats voor bergen, de wind werd kouder en zo nu en dan viel er wat sneeuw uit de hoge bomen die we passeerden. Mijn ogen waren strak naar voren gericht en om de zoveel tijd snoof ik diep om zeker te zijn dat we nog steeds op  het goede spoor zaten. Thomas deed een paar pogingen om mijn hand te pakken, maar ik hield ze zo krampachtig gebald dat hij het na een tijdje met een diepe zucht opgaf. Ergens voelde ik me wel een beetje schuldig. Hij had nog steeds geen idee wat er was gebeurt in het torentje en ik wist dat hij zich zorgen om me maakte. Na een korte aarzeling liet ik mijn handspieren wat verslappen. Ik strekte mijn vingers en hoorde ze zacht kraken toen ze hun normale positie weer aannamen. Ik voelde dat Thomas naar me keer. De lucht bewoog toen hij voor de zoveelste keer zijn hand naar voren bracht in een poging hem om die van mij te sluiten. Deze keer liet ik mijn vingers met die van hem verstrengelen. Ik voelde een zacht kneepje in mijn hand. Mijn ogen schoten even opzij en ik zag dat hij met een opgeluchte blik in zijn ogen naar mijn gezicht staarde. ik liet mijn verkrampte schouders zakken en knipperde een paar keer met mijn ogen om ze weer scherp te stellen. Ik richtte ze nu recht op Thomas en zijn bezorgde blik boorde zich in mijn moedeloze. ‘Het komt wel..’ begon hij, maar ik legde hem met een kort handgebaar het zwijgen op. Ik voelde de neiging om mijn hand weer terug te trekken en er vandoor te gaan, een sprint weg van hem. Ik mocht dan wel een deel van mijn terughoudende houding hebben opgeheven, maar dat betekende niet dat ik zin had in nietszeggende, troostende woorden. Ze konden het lege gevoel in mijn borst niet vullen. ‘Het was een afleiding’. Mijn stem klonk schor toen ik na uren zwijgen weer wat zei. Thomas keek me verward aan. ‘Een afleiding?’. Ik irriteerde me aan het feit dat hij mijn woorden herhaalde in plaats van zijn eigen mening er over te geven, maar ik gaf in plaats van het te laten merken alleen een bevestigend knikje. De grond onder onze voeten werd steiler. De lichte sneeuwval had plaatsgemaakt voor grote vlokken die gestaag vanuit de hemel op ons neerkwamen en de rotsige bodem bedekten met een wit tapijt. ‘Waarom?’ zei hij tenslotte. ‘Voor een voorsprong, gewoon om ons te kwetsen, om ons pijn te laten lijden, ik weet het niet. Maar dat het een afleiding was was duidelijk te lezen in haar brief’. Ik citeerde de volgende woorden. ‘ “Afleiding, ooit van gehoord? Nu zal het lastiger worden om ons te vinden”. De boodschap lijkt me glashelder’ mijn stem was bot en nijdig. En hoewel ik wist dat ik mijn woede jegens Beck niet op Thomas moest richten, had hij helaas de ongelukkige positie op zich genomen van enige persoon binnen een straal van duizend meter. Hij knikte zwijgend. ‘En toch..heb jij niet ook het gevoel alsof er iemand naar je kijkt, je in de gaten houdt en de kans afwacht om je te grijpen?’ zei hij plotseling. Zijn woorden zetten mijn alarmsysteem in werking en ik laat mijn ogen de omgeving afspeuren. Nu hij het heeft gezegd, kan ik het gevoel niet meer van me af zetten. ‘Nu wel ja’ ik wil hem net een sarcastische blik geven toen de grond onder onze voeten begon te trillen. Mijn blik veranderd in verbaasd en ik staar Thomas aan. ‘Wat..?’ mijn verwarring was binnen seconden opgelost. De berghelling leek in elkaar te storten. Grote brokken steen vermengd met sneeuw raasden naar beneden, recht op ons af. ‘Rennen!’ Thomas’ stem drong nauwelijks tot me door, maar mijn benen reageerden op de automatische piloot. In hoog tempo probeerden we de naderende lawine voor te blijven, maar het was te laat. Stukje bij beetje won deze terrein, en nog voordat we honderd meter hadden kunnen overbruggen haalde hij ons in. Ik deed een greep naar Thomas’ hand, miste en werd bij hem weggesleurd. Mijn lichaam werd heen en weer geslingerd, botste tegen puntige rotsen en kwam met harde klappen tegen de bomen. Ik voelde hoe kleine houtsplinters zich een weg door mijn huid heen baanden. De pijn die dit voortbracht was onmenselijk. Het vloeide door mijn hele lichaam en liet me verlamd achter, niet in staat te bewegen. Ik kreunde zacht, hopend dat het snel voorbij zou zijn, dat de lawine snel vaart zou minderen en ik eindelijk op een rustige plek kon blijven liggen. Dat zou een hoop schelen, een hoop pijn zou weggaan aangezien die werd veroorzaakt doordat mijn lichaam nog steeds stuiptrekte door de obstakels op de weg naar beneden. En eindelijk, eindelijk ging ik langzamer. Ik voelde hoe mijn lichaam een halve salto maakte en werd weggeslingerd, tot ik met een laatste klap tegen een rotswand aanknalde en als een levenloos hoopje vampier op de grond bleef liggen. Mijn lippen vormde Thomas naam, maar alles wat ik voortbracht was een zacht gekreun.

Zachte voetstappen klonken op, een hand die een pluk haar uit mijn ogen streek. Vaardige vingers die kleine stukjes hout opdiepten uit mijn huid. Een lichte windvlaag toen de persoon weer wegging en een zachte plof toen er iets naast me op de grond werd gegooid. Ik was blijkbaar weggleden in een half bewusteloze toestand, want dit was alles wat ik me kon herinneren van mijn redding. Toen ik mijn ogen opende, lag er een brief voor me op de grond. Mijn arm strekte zich uit en mijn vingers omklemden het dikke papier. Ik vouwde hem open en las de korte boodschap. Kunnen vampiers zonder lucht leven? Je zal er achter komen. Wie is je dierbaarder, Thomas of je vader? Aan beide levens hangt nu een klok…

Thomas. Mijn lichaam verlangde plotseling zo sterk naar zijn warme armen om me heen dat het bijna net zoveel pijn deed als toen er hout in zat. Mijn ogen speurden langs de puinhoop die de lawine had veroorzaakt. Ergens daar onder lag het gehavende lichaam van mijn geliefde. En ergens ver weg was het gehavende lichaam van mijn vader. Beide nog maar korte tijd te leven. Ik sloot mijn ogen, zuchtte diep en opende ze weer. Eerst Thomas. Dan mijn vader. Zonder Thomas zou ik toch te zwak zijn om hem überhaupt te kunnen vinden. Ik ging af op mijn gevoel, volgde de aantrekkingskracht en begon te graven.

searching (on hold, sorry guys♥)Where stories live. Discover now