5

42 3 3
                                    


Ik kijk om heen en realiseer me dat ik nier meer bij August ben. Ik draai rondje om te weten waar ik ben. Maar ik heb geen flauw idee waar ik ben.

Maar wat ik wel weet is dat ik een heel ander deel van het bos ben. Het is hier is verdord, en de bomen staan dichter op elkaar en zijn ouder. Tussen de bomen in hangt er stroken mist die als doorzichtig stof door de bomen zwemt.

'Grace,' zegt iemand op fluistertoon. Het is een zoete lichte stem. 'Grace,' zegt de stem opnieuw. Maar nu klinkt die wat anders, wat, ouder. Ik draai me om om te kijken of er iemand is.

Niemand.

Zou ik het me verbeeld hebben, die stemmen? Misschien. Of er is gewoon iemand met me aan het kloten. Maar dat legt nog steeds niet uit wat ik aan de andere kant van het bos doe.

Ik bijt op mijn lip terwijl ik denk om hier weg te geraken.

'Grace! Grace! Grace!' Ik leg mijn handen op mijn oren om het luider en luider worden van de stemmen af te dekken. Het is niet meer die zoete stem van daarjuist. Ik doe mijn ogen toe op het geluid was te doen. Maar het lukt gewoon niet.

Ik doe mijn ogen open alleen maar op drie meisjes te zien. Ze dragen alle drie een ivoor wit japon die tot hun enkels reikt. Hun gezicht is groten deels niet zichtbaar door hun raven zwart haar die ervoor hangt. Maar hun groene ogen prikken in mijn ziel.

Ik kan zweren dat ze hier juist nog niet waren.

'Wat willen jullie!' Roep ik naar hun. Ze zwijgen alle drie. Waar is August als je hem nodig hebt?

Ze staren met hun groene ogen naar me. Één van de drie meisjes - het meisje in het midden - spreekt. 'Wij zijn de zusjes Hale,' zegt ze. Ze heeft een zoete stem die jong klinkt. Het meisje kan niet ouder dan zeventien zijn.

Ik kijk hun raar aan. 'Ja. En?' De meisjes grijnzen alle drie als kleine duivels naar me.

Flitsen van de meisjes komen voor mijn beeld. Ik schrik van het aanzicht en val zelf over een wortel van een boom.

'Grace! Grace! Grace!' Fluisteren ze.

Hun ivoor witte japonnen zitten vol met bloed. En ze houden hoofden hun hoofden in hun handen. Behalve het meisje die rechts van het meisjes stond die had gesproken. Haar hoofd was half doorgehakt. En bloed stroomde op haar japon.

Maar het beeld was even snel weg als ze gekomen was. 

* * *

'Hey! Gaat het?' Vraagt August. Hij helpt me omhoog. Blijkbaar lig ik op de grond.

'Wa-wa-wat is er gebeurd?' Vraag ik omhoog komen. Mijn hoofd bonkt dat het geen naam heeft. Een pijnlijke kreun verlaat mijn mond.

'Je bent flauw gevallen Grace,' zegt hij me helpend. Alleen een kreun komt uit mijn mond.

'Hoelang--,'

'Een uur.' Onderbreekt hij me.

'Een úur!' Roep ik verbaasd. August knikt. 'Breng me terug naar het weeshuis.'

'Sorry,' zegt hij triestig. 'Voor wat?--,' August tekkelt me. Ik val hard op de grond.

'AUGUST! Wat heb je!' Vraag ik woest. Zijn zwarte oogkleur is bijna even zwart als zijn irissen. Maar dan laat hij me los.

'Sorry. Ik had een paniekaanval,' zegt hij zich schamen. Ik kijk hem ongelovig aan. Een paniekaanval? Ik trek een wenkbrauw op. 'Geloof je me niet of zo?' Vraagt hij me aan staren.

Ik stond recht. 'Ik moet geloven dat je een paniekaanval had? Je viel mij August! Dat is niet normaal,'

'Ik zag jou als Borquita,' zegt hij vol venijn.

'Wie is Borquita August!'

'Borquita Hale! Oudste zuster van de Hale zusjes die hier vermoord zijn!' Ik wordt stil. En kijk hem met grote roodbruine ogen aan. Hale. De zusjes Hale. Hun bebloede witte japonnen. En hun hoofd die ze vast houden in hun handen.

'Wat is met die meisjes gebeurt?' Vraag ik aan hem. Hij werpt een blik op me en loopt verder het bos uit.

Ik kijk hem aan, maar loop dan snel naar hem toe. Hok is de enige die me uit bos kan helpen.

Na een stille wandeling uit het bos gemaakt te hebben komen we aan de weide aan vol met lavendel en houten kruisen.

Het is August die zijn mond open doet. 'Mijn huis is die kant op,' hij wijst in de linker richting waar een wijk vol huizen staan. 'Het tehuis is die kant op.' Hij wijst  in de rechter richting. Waar er een weg is die vol staat met bomen die gevaarlijk dicht op elkaar staan. Ik knikt en begin op mijn weg naar het weeshuis.

'Grace!' Ik draai me om. August. 'Als een keer zint hebt - en mag van mevrouw Halow - kom eens langs,' zegt hij glimlachend. Ik kan niets anders doen dan terug glimlachen. 'Hoe ik kan afspreken als je niet eens weet wonen?' vraag ik hem toe roepen. 'Ik zit meestal bij priester Corley. In de plaatselijke kerk,' ik knik en kijk naar de witte houten kerk. Ik ben sinds mijn twaalfde niet meer in een kerk geweest. Ik zucht  en draai me om. Ik negeer August die naar me zit te zwaaien. En begin aan mijn reis terug naar het weeshuis. Bladeren knisperen onder mijn voeten als ik de kasseien weg neem. August zag me aan als Borquita Hale, de oudste zuster van de Hale zusters. Maar ik zag ook de Hale zusters. Volgens hem zouden ze daar vermoord zijn. Maar dat is steeds nog geen verklaring dat ik de Hale zusters heb gezien.   

Misschien moest ik me maar bij neer leggen. Maar het is toch geen toeval dat ik ze gezien heb? Ik bedoel, ik weet niet eens wie ze zijn - waren. 

Ik ben zo in mijn gedachten verzonken dat ik haar niet eens heb gezien.

'Grace. Waar heb je gezeten?' ik kijk voor me zie mevrouw Scarlett voor me staan. 

de Heksen Komen│a Southern Gothic TaleWhere stories live. Discover now