Peter had gelijk.

842 53 10
                                    

Lees a/n op het eind! Nou, ja, mag...

Lily en ik keken verbaasd op. 

"Fontaine!" werd er weer geroepen. Fronsend deed ik de deur van de meidenslaapzaal open, maar zag helemaal niemand.

"Wattes?" mompelde ik in mijzelf . Ik sloot de deur weer, maar toen viel mijn oog op een kleine uil. 

"Nina, wat is er?" vroeg Lily, ze kwam naast me staan. "Volgens mij is die brief voor jou... De uil kijkt naar jou." Lily wees naar een briefje dat aan de poot van de uil hing. 

"Niet naar jou?" vroeg ik plagend. Lily grijnsde en schudde haar hoofd. 

Zuchtend liep ik naar beneden. Het viel me op, dat niemand de uil opmerkte. Na ja. Ik maakte de brief los en aaide de uil over zijn kop.

Nina,

Ik moet je spreken. Kom morgen ochtend voor de lessen naar de uilenvleugel. Kom alleen.
-David.

Waarover zou David me willen spreken? 

Naar de brief starend, liep ik terug naar Lily, die nog steeds in de deurpost stond.

"Wat staat er in?" vroeg ze. Ik gaf haar het briefje. Daarna duwde ik haar naar binnen, zodat we wat meer privacy hadden. "Waarom wil David jou spreken?" Ik haalde mijn schouders op, pakte mijn boek, die nog steeds op de grond lag en ging op mijn bed zitten. 

"Misschien iets over Jackson?" stelde ik voor. Ik veegde wat van mijn zwarte haren naar achter.

"Ja, zou kunnen," zei Lily zacht. Zij ging op haar bed zitten en bekeek de brief aandachtig. "Anders kan je aan de jongens vragen of ze je willen helpen, want ik zou... ja." 

Ik lachte even. 

"Anders vraag ik de jongens inderdaad wel," zei ik. "Zal ik nu al gaan?" Lily knikte.

Ze gaf me het briefje en ik liep naar beneden, en weer naar boven, de jongensslaapzaal in.

"Hé, Fontaine!" zei James ter begroeting.

"Potter, je kan weer praten?" zei ik met een onschuldige grijns. Hij stak zijn tong uit. 

"Maar, even serieus," zei ik weer. "Ik heb een briefje van David gekregen en die wil me spreken, maar ik weet niet of het-"

"Wel te vertrouwen is?" maakte Sirius mijn zin af. Hij lag languit op zijn bed met zijn ogen dicht. 

"Ja, eigenlijk wel," zei ik en leunde tegen het bed van Remus aan. Hij was er niet. 

"Is het een val?" vroeg Peter, die een boekje doorbladerde. Ik haalde mijn schouders op.

"Ik ken David wel goed, maar zijn ouders zijn Dooddoener, dus heeft hij het niet overgenomen van hen?" Ik beet op mijn lip.

"Kunnen we niet mee?" stelde James voor. 

"Nee, er staat kom alleen," zei ik en liet het briefje aan hem zien. Sirius kwam overeind en pakte het van me aan. 

"Maar er staat niet, dat wij ons niet ergens mogen verstoppen, om jullie te bespieden." Zijn grijns stond me niet aan. 

"Ja, waar hebben jullie afgesproken?" vroeg James.

"Uilenvleugel," antwoordde ik. "Voor de lessen beginnen."

"Dan zitten we verstopt en houden we jou en die David in de gaten," concludeerde Sirius.

"Ik kan morgen niet," zei Peter. "Moet naar Anderling." Wij knikten.

"Kom jij morgen hier naar toe om zeven uur?" vroeg James. Ik knikte en verliet de slaapzaal weer.

Me and the MaraudersWhere stories live. Discover now