Hoofdstuk 10

16 4 0
                                    

Bij Ebbenzwartje

"Veel plezier met werken, dwergies!" riep Ebbenzwartje de stoet de volgende dag na.

"Jij veel plezier met schoonmaken gewenst!" riep Boosje terug. Argh. Rotdwerg, dacht ze. Ze ging eerst maar eens brieven voor haar nichtjes schrijven.

Lieve Sneeuwwitje,

Hebben de dwergen bij jullie door dat Boosje over twee dagen jarig is? Ik had het in ieder geval pas door toen ik zijn kamer schoonmaakte en zag dat er voor morgen op zijn kalender staat dat hij jarig is. En, ik weet, hij is een mopperkont, maar ik weet niet of hij van binnen echt zo is. Ik denk dat hij eigenlijk plezier heeft in opmerkingen terug maken. En ik ook. Ik mag hem eigenlijk wel. Denk ik. Ik weet niet.

Maar goed, gisteren struikelde Kukeltje dus over zijn houweel en die is nu gebroken. Hij zou het wel waarderen als hij voor zijn verjaardag een nieuwe krijgt, denk ik. Ik wil het in ieder geval doen, al kan ik eigenlijk nauwelijks geloven wat ik nu schrijf. Hebben de dwergen bij jou nog een reservehouweel liggen?

Groetjes,

Ebbenzwartje.

Bij Rozenroodje

Rozenroodje was aangewezen om Blobbertje met de waterlelies in de vijver te helpen. Ze trok haar laarzen uit, legde ze naast die van Blobbertje en stapte de vijver in. Ze rilde. Blobbertje gebaarde haar om naar hem toe te lopen. Hij stond al naast de witte waterplanten. Ze liep naar hem toe en huiverde toen ze voelde dat het koude water steeds hoger reikte.

Terwijl ze bezig waren, begonnen zij en Blobbertje te praten. "Leuk werk, hè?" zei Blobbertje. 
"Ja hoor," zei Rozenroodje. "Het is alleen wel héél, héél erg koud."

"Tsja, daar kan je niet veel aan doen," zei de tuinkabouter.

"Je zou de vijver kunnen gaan verwarmen," stelde ze voor, niet helemaal serieus.

"Nee, dat lijkt me geen goed idee, dat is slecht voor de waterlelies," zei Blobbertje. "Tenminste, dat denk ik. Ik heb nooit onderzocht hoe waterlelies op dat soort warme temperaturen reageren."

"Dat wordt dan misschien eens een keertje tijd," plaagde Rozenroodje.

"Nee! Niet studeren!" riep de dwerg met grote ogen. Toen gaf hij me grijnzend een knipoog. "Ik heb nooit van school gehouden. Zeg, waarom ben jij eigenlijk weggelopen? Geen zin meer in school?"

"Nee," zei het meisje. "Lag het maar zo gemakkelijk."

"Wat was het dan?" vroeg de dwerg. "Mag ik dat eigenlijk wel weten?"

Ze maakte al aanstalten om 'nee' te zeggen toen ze zich bedacht. Zij wist een geheim van deze mannetjes, namelijk dat ze tuinkabouters waren, dus het was niet meer dan eerlijk als zij ook een geheim aan hen vertelde. Ze zuchtte. Waarom was haar vader met die verschrikkelijke stiefmoeder van haar getrouwd? "Je mag het weten, hoor. Ik ben weggelopen voor mijn stiefmoeder."

"Die wilde je zeker huiswerk laten maken, ofzo?" grapte de dwerg. Ze wilde dat hij hier niet zo luchtig over deed. Dat maakte het niet makkelijker, al dacht de dwerg misschien van wel.

"Nee, ze probeerde me te vermoorden," zei ze.

"Oh," zei Blobbertje met ogen zo groot als waterlelies. "Dat is... niet erg fijn. Waarom deed ze dat?"

"Ze wil de macht hebben. Ze trouwde met mijn vader, de koning, zodat zij koningin zou worden. Dat is gelukt, al weet ik niet hoe ze mijn vader heeft overtuigd. Ze heeft ook twee dochters en ze wil dat de oudste, Grasgroentje, haar opvolgt. Maar daarvoor zit ik in de weg, omdat ik het oudste kind van de koning ben. Dus wil ze van mij af."

"Kan ze je hier vinden?" vroeg de tuinkabouter, met een lichte frons in zijn voorhoofd.

"Ik weet het niet," zei ik eerlijk. "Mijn twee nichtjes zijn ook allebei gevlucht, maar hun stiefmoeders hebben hen wel teruggevonden. Tot nu toe hebben ze allebei één moordpoging overleeft. Misschien komt mijn stiefmoeder er ook wel één op mij plegen."

"Dan moeten we je beschermen," zei Blobbertje en hij rechtte zijn rug. "Ik zal het aankaarten bij de andere tuinkabouters." Toen sloeg hij een hand voor zijn mond. "Nee! Ik zei tuinkabouters! Ik heb nog zo beloofd om er niks uit te flappen." 


"Rustig maar!" zei Rozenroodje. "Ik wist het al..."

Blobbertje keek haar verbaasd aan. "Maar... maar dat is een ramp! Hoeveel mensen weten het?"

"Eén, oftewel ik," zei ik.

"Houd je het geheim?" vroeg Blobbertje met een sprankje hoop.

"Ja," zei ik zacht. "Niemand komt het van mij te weten. Zelfs mijn nichtjes niet. Jullie geheim is veilig bij mij."

De 3 nichtjes en de 21 mormeltjesOn viuen les histories. Descobreix ara