Hoofdstuk 2 (2)

1.8K 179 92
                                    


Het liep al tegen de middag aan toen Aerendyl en Duvall, zij aan zij, verschenen. Ze hielden een gelijke pas aan terwijl ze over het zonovergoten grasveld beenden en met uitgestreken gezichten voor hen tot stilstand kwamen. In de verte, nog net in de zachte, verkoelende schaduwen van de enorme eiken, leken ze inderdaad vader en zoon. Beide gekleed in lange mantels – zwart en groen – met hooghartige, gezag dragende uitdrukkingen op hun bleke, smalle gezichten met de hoge jukbeenderen en katachtige groene ogen. Er bestond geen twijfel meer over dat ze familie waren.

'Smaakte het eten?' Een buitenstaander zou misschien gedacht hebben dat de elfenkoning werkelijk geïnteresseerd was, maar Genesis wist wel beter. Het kon hem helemaal niets schelen of ze goed hadden gegeten of niet, en dat zag ze aan de verveelde blik in zijn ogen.

'Jammer dat er geen vlees bij was,' zei ze luid en duidelijk.

Duvall sperde zijn ogen open en wierp haar een waarschuwende blik toe. Pax sloeg een hand voor zijn mond terwijl Lunar zich verslikte in het laatste stukje appel dat hij naar binnen werkte. Al hoestend wendde hij zijn hoofd af.

Aerendyl keek haar kil aan, zijn mond vertrokken in een flauwe glimlach. 'Tja,' zei hij. 'Volgens mij heeft de mens al genoeg slachtoffers gemaakt. Lijkt het je niet beter om wat minder bloed te vergieten?'

Daar wist ze niets op te zeggen en ze klemde haar kaken nijdig op elkaar. Aerendyl leek tevreden met die reactie en legde een hand op Duvalls rug. 'Mijn zoon,' vertelde hij, 'heeft nog heel wat met me te bespreken, maar ook met jou en Pax.' Zijn ogen gleden kort over Genesis heen en wat hij zag leek hem allerminst te bevallen. 'Daarom zullen jullie de volgende dagen bij ons geroepen worden, al is het maar voor een paar minuten. We moeten nog heel wat uitzoeken.'

'Over?'

'Jullie verleden, heden en de toekomst,' zei de elfenkoning zacht. 'Ik heb een vermoeden, net zoals Duvall dat heeft, over wat er nog allemaal in het verschiet ligt. Om zekerheid te verwerven, moet ik meer te weten zien te komen over jullie.'

'Ik denk niet dat er iets speciaals met mij is,' protesteerde Genesis, die overeind was gekomen. Ze schudde nogal ongemakkelijk haar hoofd en keek Duvall aan. 'Ik ben geen proefkonijn.'

'Daar gaat het niet om,' zei hij. Zijn schouders stonden opvallend stram. 'Het wordt allemaal nog wel duidelijk.'

'We willen gewoon duidelijkheid,' voegde Aerendyl eraan toe. Hij tikte tegen zijn kroon en keek snel naar Duvall. 'Dat is belangrijk voor de toekomst, zoals je wel zult begrijpen. We willen meer weten over jullie ouders – '

' – mijn ouders zijn dood,' siste Genesis, voor de elf verder kon gaan. Ze balde haar handen tot vuisten en drukte ze al trillend tegen haar zij aan. 'Mijn moeder is door heer Griffin vermoord, nog maar een dag geleden, omdat ze mij probeerde te redden. En mijn vader is hoogstwaarschijnlijk allang dood, zijn botten leeg en hol in de kerkers van dat fort. Ik denk niet dat u nog veel aan ze zal hebben.'

Het koste haar moeite om de woorden uit te spreken, ook al klonken ze nog zo zelfverzekerd. Haar stem trilde een beetje, probeerde niet te breken terwijl de beelden van haar moeder opnieuw voorbijflitsten aan haar geestesoog. Ze had het allemaal nooit gewild; haar moeder die zichzelf had opgeofferd. Het was een grove fout geweest om Griffin op dat moment aan te vallen, en als Garesis er niet was geweest, zou Genesis' lichaam nu zelf daar hebben gelegen, koud en stram en dood in een kil fort.

Ze drukte die gedachte weg en slikte haar tranen in. 'Ik wil het niet over hen hebben, nooit meer.'

Duvall opende zijn mond en stak een hand naar haar uit, maar ze zette een stap terug. De manier waarop hij daar stond, zo naar zijn vader, stond haar niet aan. Ze wendde haar blik af toen Aerendyl zei: 'Dat spijt me.'

PAX - De BegaafdenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu