deel 3

27 2 0
                                    

Door de regen is het zicht slechter geworden, maar net goed genoeg om te kunnen zien wat er zich afspeelt in de kamer waarin het ‘beest’ zich bevind. Plots zie ik de balk met een enorme snelheid uit de openstaande balkondeuren vliegen. Recht op mij af. Althans, zo lijkt het. Na een tiental meters door de lucht te hebben gevlogen komt de balk met een plof op de grond terecht en blijft daar levenloos liggen. Ik zal het me wel verbeeld hebben, maar het was alsof ik de plof hier kon horen. Wanneer ik mijn blik weer op de kamer richt staat er een zwarte schim met wijd open gespreide armen op het randje van het balkon. Klaar om te springen. Opeens kijkt het ‘beest’ op. Het kijkt recht in mijn ogen, alsof het wil zeggen. ‘Ik weet dat je alles hebt gezien, maar wacht maar wat jou binnenkort overkomt’. Terwijl het mij strak in mijn ogen aan blijft kijken, leunt het ‘beest’ steeds verder naar voren. Het hoofd richt zich weer naar beneden en met een sierlijke duikvlucht valt het naar beneden. Mijn ogen volgen het tafereel wat er nogal magisch uitziet. Zo sierlijk als ‘het beest’ naar beneden viel, zo lomp raakt het de grond. Wezenloos blijft het daar op de grond liggen. Ik blijf er nog een lange tijd naar kijken om een bevestiging te krijgen of ze nou dood is of niet. Na een half uur is er nog niks veranderd.

Er ontsnapt een gaap uit mijn mond. Tijd om naar bed te gaan, hopend dat ik de slaap nog kan vatten.

Na veel gewoel was ik dan toch eindelijk in slaap gevallen. Maar in mijn dromen bleven de verschrikkelijke beelden van die avond rondspoken. Af en toe was ik zwetend wakker geworden, bang om me heen kijkend. Bang dat het meisje naast mijn bed zou verschijnen, me zou vermoorden of mee zou nemen naar die flat om ook mij al mijn menselijke eigenschappen te laten verliezen.

Mijn wekker die hard rinkelt, haalt mij uit mijn onrustige slaap. Automatisch schiet mijn hand ernaartoe om er een enorme klap op te geven. Het is alsof die klap mij in één keer naar de realiteit haalt, want binnen een seconde sta ik overeind. Zo snel mogelijk loop ik naar het raam. De telescoop staat nog in dezelfde positie als gisteren. Ik schuif de gordijnen open en de felle zon komt me tegemoet. Een heel verschil met het weer van gisteravond. Vervolgens neem ik weer plaats achter de telescoop op zoek naar de plek waar het meisje gister nog levenloos had gelegen. Van schrik slaat mijn hart een keer over. Ze lag er niet meer! Ze was weg, verdwenen. De balk was ook in geen velden en wegen te bekennen. Langzaam laat ik mijn blik naar boven dwalen, naar de kamer waar het gisteren allemaal gebeurd was. Maar ook daar is niks meer te zien van de gebeurtenissen die zich de dag ervoor hadden afgespeeld. Alle bloedspetters zijn verdwenen. Het is alsof de flat alle bewijzen van de moord heeft uitgewist. Alsof het nooit heeft plaatsgevonden, alsof het een illusie is.

Het geklepper van de brievenbus doet me uit mijn gedachten opschrikken. Ik loop er naartoe en pak de krant van de deurmat. Daar op de voorpagina stond iets wat al mijn twijfels over de gebeurtenis van gisteren liet wegnemen. Een foto van het pas overleden meisje, met daarboven in grote zwarte letters: Vermist

Na vijftig jaar heeft de flat weer een nieuw slachtoffer gemaakt. Wie is de volgende?

vervloekte zelfmoordWhere stories live. Discover now