Hoofdstuk 13

52 13 12
                                    

Met een kwaad gezicht en humeur kom ik thuis en stamp de trap op. Die rot Violet ook. Liv zal me nu wel haten. Héél erg haten.


Uit de slaapkamer van m'n ouders klinkt zachtjes gehuil. Ik blijf staan en luister stil. Zacht gesnik klinkt er aan de andere kant van de deur en ik aarzel even of ik moet aankloppen of niet.

Ik krijg de kans niet. Opeens word ik in mijn nekvel gegrepen en ruw weggetrokken van de deur. Mijn vader sleurt me mijn kamer in en kwakt me tegen de muur. Ik kijk hem angstig aan. 'Waar denk je dat je mee bezig was?!' spuwt hij in mijn gezicht. 'M-maar..' stotter ik. Hij knijpt zijn ogen tot spleetjes. 'Je bemoeit je niet met je moeder, begrepen?! Iedereen zorgt hier voor zichzelf.' zegt hij ruw en hij kijkt me kil aan. Dan haalt hij uit en slaat me in mijn gezicht. Hij stampt mijn kamer uit en bonkt de trap af.

De tranen branden achter mijn ogen, maar huilen wil ik niet. Dat heeft die vent niet verdiend. Ik maak mezelf klein en ga op de grond liggen en sluit dan mijn ogen.

Was mijn leven maar voorbij.


Het Raam ~2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu