2. herinneringen van die dag

18 2 0
                                    


"Ik ben hier omdat ik wel eens wilde zien hoe mijn zusje haar leven leidt," zegt de man nonchalant. Bij zijn woorden beginnen mijn handen te trillen. Deze man zegt dat ik zijn zusje ben, maar mijn broer is tweeëntwintig jaar geleden verdwenen. Deze man is mijn broer niet, dat kan niet. Toch begin ik hem te geloven.

"Ik ben je broer, Rosaline." Zijn stem is dik van verdriet en tranen springen in zijn ogen. Als bevroren blijf ik de man voor mij aankijken. Mijn broer leeft nog. In shock verwerk ik de zin, waar ik zolang op heb zitten wachten. Hij is mijn broer. Meteen denk ik terug aan de dag dat ik mijn broer, Robert, voor het laatst heb gezien.

"Kom!" roept Robert, die voor mij naar de suikerspinnenkraam rent. We wilden allebei ontzettend graag een suikerspin en dus rende we naar de kraam. Achter ons hoorde ik mijn moeder roepen: "Rosa, Robert, kom eens terug!" Abrupt bleef ik staan en keek ik achterom naar mijn moeder. Zij keek bezorgt terug naar mijn broer en ik. Daarna kijk ik weer naar Robert. Hij rent nog door naar de kraam en lijkt mijn moeder niet gehoord te hebben.

"Robert!" roep ik naar mijn broer. Angst vult mijn lichaam, maar tot mijn opluchting draait mijn broer zich wel om. De angst die zo snel gekomen was, verlaat mijn lichaam in een net zo snel tempo. In een rap tempo rent Robert op mij af. Ook mijn moeder komt mijn kant op met mijn vader op haar hielen.

Als we allemaal weer bij elkaar staan, kijkt mijn vader Robert en mij streng aan. Schuldig kijk ik naar mijn rode glitterschoenen, mijn lievelingsschoenen. Een sterke hand pakt liefdevol mijn kin beet en zorgt ervoor dat ik omhoog kijk. Daarna schudt mijn vader mijn haar door de war. Zijn strenge blik is nergens meer te bekennen, wat betekent dat hij ons heeft vergeven.

"Blijf alsjeblieft dichtbij ons. We willen jullie niet uit het oog verliezen," verteld mijn moeder ons en braaf knik ik. Robert begint meteen te protesteren. Hij is dan ook al veertien jaar oud. Volwassen vergeleken met mijn elfjarige zelf. "Ik ben oud genoeg om even zonder toezicht rond te kunnen lopen," protesteert Robert en slaat daarbij zijn armen over elkaar.

"Nee, Robert. Niet als je je zo kinderachtig gedraagt. Dadelijk raken we je zusje ook nog kwijt in deze drukte, omdat ze denkt dat ze oud genoeg is," moppert mijn moeder. Robert durft hier niets tegenin te brengen. Hij kijkt even mijn kant op, maar geeft dan toe aan de woorden van mijn moeder.

"Laten we nu maar eens een goede plek uitzoeken voor jullie om naar de optocht te kijken," verandert mijn vader van onderwerp. Meteen lijkt de stemming in ons gezin weer terug te gaan naar de vrolijke stemming van toen we hier aankwamen.

Instemmend met het idee pak ik mijn vaders grote handen vast. De drang om een suikerspin is ook helemaal uit mijn hoofd verdwenen. Samen met mijn ouders en broer, die nog een klein stil protest houdt, zoeken we naar een goede plek tussen de menigte.

Uiteindelijk vinden we een goede plek en blijven we daar staan. Ik laat enthousiast mijn vaders hand los en ga voor hem staan om de optocht nog beter te kunnen zien. Robert komt naast mij staan en kijkt één keer verlangend naar de suikerspinkar. Ik por hem in zijn zij en hij kijkt abrupt mijn kant op. Streng schud ik mijn hoofd, zodat hij begrijpt dat hij niet moet gaan proberen om naar de kar te gaan.

Robert zucht een keer en kijkt dan naar de optocht, die net is begonnen. Overal vult confetti en snoepgoed de ruimte om mij heen. Meteen krijg ik een overweldigend sensatiegevoel in mijn maag. Lachend kijk ik naar de figuren die ons voorbij lopen. Verwonderd neem ik alles in mij op.

Daarna kijk ik nog eens naar recht, waar Robert staat. Maar tot mijn schrik zie ik Robert daar niet staan. Hij is weg. Met tranen in mijn ogen kijk ik om mij heen. Waar is Robert? Mijn ogen vallen op de suikerspinkar, die is ook verdwenen.

Overstuur draai ik me om naar mijn ouders, die alles nog niet eens in de gaten hebben. "Mama!" roep ik. Geschrokken kijkt ze mij aan. Daarna kijkt ze naar de lege plek naast mij. "Anton," zucht mijn moeder geschrokken. Mijn vader kijkt haar aan en kijkt daarna ook naar de lege plek naast mij.

"Robert?!" roept hij daarna, terwijl hij om zich heen kijkt. Stevig pakt hij mijn hand vast en trekt mij met zich mee. Met zijn drieën beginnen we mensen te vragen of zijn mijn broer hebben gezien en hard roep ik zijn naam. Ik zie hem nergens.

Met tranen in mijn ogen kijk ik de man voor mij aan. "Bewijs het," vraag ik met een trillende stem. De man, die zegt dat hij Robert is, staat half op om zijn paspoort uit zijn achterzak te halen. Daarna klapt hij hem open en onthult hij zijn officiële gegevens. Vol ongeloof kijk ik naar Roberts paspoort. Alles klopt: leeftijd, volledige naam, alles.

Met tanen in mijn ogen omhels ik mijn grote broer. Het gemis dat ik heb gevoeld is onkenbaar en nu maakt dat gevoel plaats voor opluchting. Mijn broer leeft toch nog en hij is mij op komen zoeken in mijn muziekschool, gaat er door mij heen. Maar waarom is hij niet eerder teruggekomen? Was hij weggelopen door zoiets kinderachtigs als een suikerspin? Waar is hij al die jaren geweest?

De vragen spoken door mijn hoofd en op elke wil ik zo snel mogelijk een antwoord. Ik wil weten wat er die dag is gebeurd, en wel nu. Vastberaden trek ik mij terug uit onze omhelzing om het stellig aan te kijken. Hij heeft heel wat uit te leggen en dat weten we allebei.

De (geheime) orde van de Zilveren Zwaan (Voltooid)Donde viven las historias. Descúbrelo ahora