"Sorry."

Ik frons. "Waarvoor?"

"Dat jullie nooit iets te eten hebben en wij wel."

"Dat is niet jouw schuld." Het is de schuld van de consuls dat het eten in dit land zo ongelijk verdeeld is. Het hele systeem is gewoon oneerlijk. In theorie zou het voor iedereen mogelijk moeten zijn om veel eten te kopen op de markt, maar eten kost geld en dat hebben de meeste mensen niet. Dus draait het er in de praktijk op uit dat de rijke mensen al het eten kopen en de armen achterblijven met de restjes. "Het is ook niet jouw schuld dat je rijk bent trouwens. En ik heb genoten van het eten gisteravond. Vooral van de worteltaart en die kleine sponsdingen met kaneel die op paddenstoelen leken."

Een lachje klinkt aan de andere kant van de muur. "De muffins."

Daar heb ik nog nooit van gehoord. Het is natuurlijk weer zoiets voor de rijken. Wij eten alleen maar simpele dingen. Ingewikkeld keukengereedschap en de beschikking over talloze ingrediënten hebben we niet, in tegenstelling tot Nynève in de keuken van het paleis.

Mijn aandacht wordt afgeleid door het geroezemoes van de mensenmassa die de arena in komt. Langzaam stromen de tribunes vol met landgenoten. Van een deel van hen weet ik precies hoe ze zich voelen. Van het deel dat vijftien jaar of jonger is en hier komt om toe te zien welke gruwelen zij in de toekomst ook zullen moeten doorstaan. Als ik dit overleef, zal ik ook ontdekken hoe het andere deel van de toeschouwers zich voelt. Zeker als ik ooit kinderen krijg. Wat gezien de wetten van dit land wel zal moeten, wil ik niet alsnog tot de doodstraf veroordeeld worden.

Ik probeer te zien of ik mijn familie ergens kan ontdekken. Helaas kan ik vanuit mijn cel maar een klein stukje van de tribune zien en daar krioelen te veel mensen door elkaar. Allemaal zijn ze op zoek naar een zitplaats in de buurt van de vrienden en familieleden die zich niet onder de deelnemers bevinden.

Geleidelijk aan wordt het iets rustiger, maar nog steeds is er geen spoor van mijn familie te bekennen. Totdat Vinny op de rand van de tribune af rent en naar me begint te zwaaien. Tot mijn grote opluchting ziet ze er vanaf hier in ieder geval nog kerngezond en onaangetast uit. Ze hebben dus niets ergs met haar gedaan na gistermiddag. Theoretisch gezien kan dat ook helemaal niet, vanwege het feit dat kinderen niet gestraft mogen worden, maar je weet maar nooit wat er gebeurt. Er zijn altijd mensen voor wie de regels niet lijken te gelden. Zeker niet als het gaat om de personen die dit land moeten leiden.

"Leuk kind, je zusje."

"Dank je." Ik weet niet goed waar ik hem voor bedank, want ik kan er niets aan doen of mijn zusje wel of geen leuk kind is, maar het voelt onbeleefd om het niet te doen. Dat ik niet erg sociaal ben, wil nog niet zeggen dat ik ook niet beleefd ben.

"Maar ik vind jou leuker."

Het is alsof mijn lichaam bevriest, maar dan zonder de kou. "Wat?"

"Je hebt me wel gehoord."

"Dat klopt. Ik vraag me alleen af of ik het wel goed gehoord heb."

"Geloof me, dat heb je."

Zuchtend laat ik mijn hoofd tegen de muur rusten. Had Bodine dan toch gelijk? Zit deze jongen met me te flirten? Maar hoe kan hij dat nou doen als we op het punt staan om letterlijk te vechten voor ons leven? Wat voor zin heeft het om nu nog aan de liefde te denken?

"Deianeira?" klinkt het na een tijdje. "Vond je dat zo vreselijk om te horen dat je jezelf al van kant hebt gemaakt?"

"Nee." Ik slik moeizaam. "Volgens mij heb ik mijn zusje gisteren beloofd dat ik hier weer levend uit zal komen, ook al weet ik niet hoe ik haar dat ooit kan garanderen. Maar geloof me, als ik nu een lijst zou moeten geven met dingen waar ik me druk over maak dan sta jij daar niet op." Wat natuurlijk een beetje gelogen is, want hoe kan ik nou stoppen met denken aan wat hij net heeft gezegd? Ik kan er nu geen liefdesperikelen bij hebben.

(Uitverkoren) - De hoofdprijs (Wattys 2016 winnaar)Donde viven las historias. Descúbrelo ahora