'Rox??'

110 8 0
                                        



Koens handen trilden terwijl hij de autosleutels uit het contact trok. Hij bleef een moment zitten in de duisternis van de auto, zijn ademhaling zwaar en onregelmatig.

Hij wist het al een tijdje. Of nee—hij had het al een tijdje vermoed. De leugens, de vage verklaringen, de plotselinge avonden waarop Roxy "nog even met een vriendin" ergens wat ging drinken. Maar hij had zichzelf steeds voorgehouden dat hij overdreef, dat hij paranoïde was. Dat ze van hem hield.

Tot vanavond.

Hij slikte de brok in zijn keel weg en stapte uit de auto. De koude nachtwind sneed door zijn jas heen terwijl hij de voordeur naderde. Zijn huis. Hun huis. Maar op dit moment voelde het als een plek waar hij niet thuishoorde.

De lichten binnen waren gedimd. Hij hoorde geluiden—gedempt gelach, fluisterende stemmen. Zijn maag trok zich samen.

Hij ademde diep in en drukte de deurklink naar beneden.

De woonkamer was een chaos. Flessen wijn op tafel, kleren achteloos op de grond. Zijn hartslag versnelde.

Met langzame, beheerste stappen liep hij richting de slaapkamer.

De deur stond op een kier.

Hij kon haar stem horen. En een andere stem. Een stem die niet van hem was.

Zijn keel voelde droog. Met een ruk duwde hij de deur open.

Daar lag ze. Roxy. In bed. Onder de lakens die nog niet zo lang geleden alleen voor hen tweeën waren geweest. En naast haar—een man die hij niet kende, wiens ogen groot werden van schrik toen hij Koen zag.

"Koen!" Roxy's stem was hoog, paniekerig. Ze trok de lakens om zich heen, alsof ze zich kon verbergen voor wat ze had gedaan.

Hij voelde de woede borrelen, maar wat overheerst was iets anders.

Iets kouds.

Iets definitiefs.

"Je hebt me verraden," zei hij, zijn stem laag en gevaarlijk kalm.

Roxy's mond opende zich alsof ze iets wilde zeggen, een excuus, een leugen, maar hij hief zijn hand op. "Nee. Geen woorden. Geen smoezen."

Hij wendde zich tot de man, die inmiddels haastig zijn broek aantrok. "Ik geef je vijf seconden om hier weg te zijn."

De man knikte haastig en graaide naar zijn spullen. In een paar seconden was hij de slaapkamer uit en hoorde Koen de voordeur dichtslaan.

Toen richtte hij zich op Roxy.

"Pak je spullen," zei hij kortaf.

Roxy's ogen vulden zich met tranen. "Koen, alsjeblieft—"

"Pak. Je. Spullen."

Zijn stem trilde nu wel. Van woede. Van pijn.

"Je hebt alles kapotgemaakt," vervolgde hij, zijn kaken strak. "En ik ga niet doen alsof ik je kan vergeven. Dus ga."

Ze staarde hem nog even aan, haar lippen trillend, maar uiteindelijk knikte ze. Misschien besefte ze dat er geen weg terug was. Dat ze hem voorgoed kwijt was.

Koen verliet de slaapkamer en wachtte in de woonkamer terwijl ze haar spullen bij elkaar raapte. Minuten voelden als uren. Zijn hoofd tolde.

Toen ze eindelijk, met een tas in haar hand, de trap afkwam, keek ze hem nog één keer aan.

"Het spijt me," fluisterde ze.

Maar Koen had geen woorden meer voor haar.

Hij opende de voordeur. En zonder nog iets te zeggen, liep ze naar buiten.

'Hou me vast, als dat moet.' Where stories live. Discover now