12. Een verloren strijd

52 8 36
                                    

Op een afstand van zowat een Rijnlandse roede houden de Holhoornen uiteindelijk halt. Met hun bolle ogen turen ze ons, van onder hun zware oogleden, geagiteerd aan. Na wat een eeuwigheid van snijdende spanning lijkt, zet de grootste - en lelijkste - Holhoorn enkele passen vooruit, al blijft hij nog steeds netjes buiten bereik. Zou hij het toch niet helemaal vertrouwen, misschien?

Zijn boog staat strak gespannen en hij houdt een vlijmscherpe pijlpunt op de borst van Faelan gericht, duidelijk klaar om nog maar bij het kleinste of de minste verkeerde beweging zijn wraak volledig bot te vieren.

Spottend lijkt hij de drakenmeester uit te dagen tot een staarwedstrijd. Faelan gaat erin mee en blijft de Holhoorn recht in de ogen kijken, zonder ook maar één enkele keer te knipperen. Ik krijg vaag het ongemakkelijke gevoel dat het niet de eerste keer is dat dit gebeurt.

De Holhoorn is uiteindelijk de eerste die wegkijkt. Zijn lippen krullen omhoog en onthullen een reeks onverzorgde, platte bruine tanden in een groteske grijns. Even meen ik een wuft van verrot tandvlees te ruiken.

Aan de reactie van de andere wezens te zien, denk ik dat de kans wel heel groot is dat dit de leider van de bende is. Mijn ogen flitsen heen en weer. Zo goed als allemaal hebben ze hun aandacht bij de interactie tussen die lelijkaard en Faelan. Dat geeft mij de kans om uiterst voorzichtig de allerlaatste Beikenbladbol uit de bruinlederen buidel aan m'n gordel te halen. Ik heb geen flauw idee wat ik ermee kan aanvangen tegen deze overmacht, maar het geeft me tenminste het gevoel dat ik niet helemaal weerloos ben.

"Faelan, Faelan."

Het duurt enkele tellen voor ik door heb dat de Holhoorn aan het woord is. De raspende stem klinkt dreigend en geamuseerd tegelijk. Verward vraag ik me af wat dan wel precies zo grappig aan deze hele situatie is.

"Je leert het toch ook echt nooit, hee? Zo voorspelbaar... Hoeveel keer nog? Hoeveel keer gaan we je nog moeten tegenhouden eer je ein-de-lijk snapt dat je niet voorbij ons," hij wijst de cirkel rond, "zal raken?" Hij kijkt even weg om daarna terug te draaien en met priemende ogen recht in die van Faelan te turen. De drakenmeester staart nog steeds stoïcijns en openlijk terug. Ik durf te betwijfelen dat deze hele staarwedstrijd onze situatie vooruit helpt.

Mijn hersenen lijken wel een slappe spons. Denk na, Noa. Denk!

Voor de zoveelste keer in dit hele avontuur vraag ik me twijfelend af of de Poortwachter met mij wel een goede keuze heeft gemaakt. Ik heb geen magische krachten waarmee ik een wit konijn uit de hoed kan toveren, hell, ik heb zelfs geen fysieke krachten waarmee ik ons een weg hieruit zou kunnen knokken.

De spanning die voelbaar tussen die lelijkaard en Faelan hangt, maakt me onrustig.

 Het doet me wat wiebelen op mijn benen en ik merk aan de subtiele verandering in de houding van Faelan dat zijn aandacht meer bij mij zit, dan bij die Holhoorn.

Impulsief geef ik hem twee korte, haast onmerkbare duwtjes met mijn elleboog aan de kant waar ik de Beikenbladbol in mijn hand geklemd hou. Quasi nonchalant laat ik mijn armen naast mijn lijf hangen, mijn adem gespannen ingehouden. Enkele tellen later ben ik zeker dat geen enkele Holhoorn het heeft opgemerkt en adem ik rustig weer uit.

Faelan heeft het gelukkig wél gesnapt. Na wat een eeuwigheid lijkt, voel ik zijn vingers tegen de mijne. Heimelijk duw ik de bol in zijn hand en wacht tot ik zeker weet dat hij ze stevig heeft omklemd.

"Wat moet dat hier eigenlijk?!"

Ik verstijf, alle kleur uit mijn gezicht trekt weg.
Dit is het, het einde! We zijn ontdekt!
Achter mij voel ik hoe ook de drakenmeester zijn schouders opspant.
De Holhoorn staart nog steeds recht in Faelan's ogen.

"Ik had gedacht dat je creatiever zou zijn," vervolgt de leider langzaam zijn monoloog. "Meer oplettend. Beter voorbereid. Zeker nu je die Noa - hij spreekt het uit als Nowaaagh - bij je hebt. Moet dát..." Hij wijst met zijn kin naar mij. "... je grote hulp van de Andere Zijde voorstellen? Laat me niet lachen!"

De Holhoorn klokt als een kalkoen met astma.

Ik voel Faelan een tikje ontspannen. Zelf heb ik inmiddels ook wel begrepen dat we niet ontdekt zijn, wel integendeel. Die lelijkaard hoort liever zichzelf praten dan dat hij oog heeft voor wat er onder zijn neus gebeurt.

Maar tot mijn grote frustratie moet ik toegeven dat hij gelijk heeft: als hulp stel ik niet veel voor. Kon ik nu maar aan het boek vragen wat we moeten doen...

Ineens lijkt het alsof ik aan de grond genageld sta. Geluiden dringen maar half door, vaag registreer ik hoe de Holhoorn zijn alleenspraak hervat. Ik kan mezelf wel voor de kop slaan, al doe ik dat nu beter niet. Het boek! Tuurlijk!

Dan komt de realiteit weer keihard binnen, net zoals de geluiden die tegelijkertijd en onverbiddelijk mijn oren binnendringen. Met tientallen ogen op ons gericht is het onmogelijk om het boek ongemerkt uit mijn tas te vissen. Bijna kreun ik wanhopig.

"... kloof was een goed idee van me, nietwaar? Helemaal zelf bedacht!"

Ik moét het proberen.

Met mijn rug geef ik wat druk tegen Faelan's schouder. Ik voel hoe hij wat naar me toe leunt, zijn hoofd een fractie naar me toe gebogen. Licht gebukt probeer ik hem toe te fluisteren. Door het nasale gebeuzel van de Holhoorn op de achtergrond valt zoiets veel minder op.

"Hou hem aan de praat."

Er gebeurt niets. Ongerust vraag ik me af of hij het heeft begrepen. Was ik te stil? Ik ben bang dat het teveel de aandacht zal trekken als ik luider ga fluisteren.

Net wanneer ik aanstalten maak om het nog een keer te proberen, stelt Faelan een vraag.

"Vertel me eens, wat heeft Scanlan jullie beloofd?" Ik kan niet verhinderen dat mijn mondhoeken wat naar boven trekken. Hij heeft het tóch gehoord.
Hij vraagt het op een heel normale toon, alsof hij elke dag een gesprek op deze manier start. Het blijft oorverdovend stil.

Mijn hart slaat een tel over.
Het is voorbij, we zijn er geweest.

Een diep gerommel komt vanuit de Holhoorn. Het duurt even voor ik doorheb dat hij staat te schudden van het lachen, hij moet er zelfs even zijn boog voor laten zakken. Niet lang, na enkele tellen richt hij de vlijmscherpe pijlpunt weer netjes op Faelan's borst.

"Oooooooo het drakenmeestertje heeft besloten deze keer zijn mond open te doen! Wat is er, wil je zo graag indruk maken op je Noa? Maar je hebt het goed geraden hoor. Onder Scanlan gaat alles beter worden voor ons. Het zit namelijk zo..."

Ik luister al niet meer naar wat die lelijkaard staat te vertellen. Hij is in elk geval goed op dreef en zo te zien luisteren de andere Holhoornen gretig mee.

Zonder veel op te vallen, schuif ik de tas helemaal op mijn rug. Ik heb bedacht dat het veel minder snel opgemerkt zal worden als ik achter mijn rug het boek uit mijn tas pruts. Vlot weet ik de flap stiekem open te krijgen. Mijn vingers glijden over de stevige kaft van het boek, op één of andere manier stroomt er een bepaald soort energie over, die me rust en extra vertrouwen in een goeie afloop geeft.

Na enkele spannende momenten, waarbij ik het boek bijna uit mijn handen liet glippen, klem ik het eindelijk voor mijn buik. Met mijn nagel vind ik het laatste beschreven blad en weet m'n duim tussen de pagina's te steken.

"Genoeg geleuterd!" Ik schrik van de scherpte in de stem van de Holhoorn. Aan alles is te merken dat hij erg verveeld begint te raken. "Je kan wel praten, drakenmeestertje, maar ik heb je door." Het is duidelijk dat mijn tijd opraakt!

Enkele Holhoornen aan mijn kant schuiven onrustig als ik het boek open vouw. Met het hart in de keel blader ik door het boek. Ik bekijk de pagina's voor en achter het laatst beschreven blad maar er is niets, helemaal niets te zien. Wat moet ik doen?!

"Het is tijd dat we er voorgoed een einde aan maken."
De leider van de Holhoornen spant zijn boog tot het uiterste, zijn ogen tot spleetjes geknepen.

Een minder grote - even lelijke - Holhoorn komt met grote passen op me af.
"Geef hier," gromt hij, waarbij hij zijn arm uitstrekt, klaar om het boek uit mijn handen te grissen.

"...daarom Faelan, byebye."

"Duik!" gil ik.

QoppaUnde poveștirile trăiesc. Descoperă acum