9. Eothaoir

65 11 66
                                    

De gelaatsuitdrukking van Faelan toont een scala aan emoties tijdens mijn geestdriftige verduidelijking, het gaat van verwonderde verbazing naar sceptisch tot uiteindelijk voorzichtig enthousiast.
"Denk je echt dat dát," hij wijst naar het boek op mijn schoot, "alle antwoorden heeft?"

"Ja! Ik bedoel, misschien niet alle maar wel nuttige," zwak ik mijn vers bekomen inzicht wat af. "Zolang we maar de goeie vragen stellen. Denk ik." Faelan haalt zijn schouders op.
"Het valt te proberen."

Faelan staart naar het bijna lege blad en schraapt zijn keel.
"Is alles goed met Qoppa?" vraagt hij met een benepen stem. Vol spanning turen we naar het boek, niets verschijnt.

"Ik denk dat de vraag niet helemaal goed is," geef ik aan. Faelan knikt en probeert het opnieuw.
"Leeft Qoppa nog?" Na weer enkele spannende momenten blijft ook nu het antwoord uit. Frustratie en ongeloof vechten om voorrang op Faelans gezicht. Hij klemt zijn kaken op elkaar, zijn ogen schieten vuur.

"Misschien werkt het alleen als ik het probeer," suggereer ik stilletjes. Met een bruusk handgebaar geeft Faelan me te kennen dat ik moet voortmaken. Na een diepe ademteug probeer ik me af te sluiten van de omgeving en concentreer me op een vraag waarvan we hopelijk wel een antwoord gaan krijgen.

"Hoe is Qoppa er op dit moment aan toe?" prevel ik.

Langzaam zien we voorzichtige lijnen op het blad verschijnen, alsof het boek zelf niet zeker is welk antwoord nu het goeie is. Uiteindelijk openbaart zich een tekening van een liggende, dofzwarte draak die met gesloten ogen languit op zijn buik ligt, z'n vleugels plat op de rug gevouwen. Faelan ademt scherp in. Het is ons niet meteen duidelijk of Qoppa slaapt, dan wel levenloos is.

De omgeving is amper te onderscheiden. Ik zie enkele rotsblokken en iets waarvan ik denk dat het steenstof is, rond Qoppa liggen. Op enkele grijze vegen na, is er verder niets te zien.

"Mist," merk ik op. "En steenstof. Dat zou kunnen verklaren waarom zijn glans weg is." Het klinkt meer alsof ik mezelf ervan moet overtuigen dat we niet te laat zijn.
Ik kijk Faelan aan.

"Is er op de Eothaoir een steengroeve? Ergens waar mijnen zijn? Of geweest zijn?"
Faelan kijkt me met grote ogen aan. Ik zie hem aarzelen en zet me schrap.

"De Quenastgroeve, dat ik daar niet eerder aan heb gedacht..." Hij fronst zijn wenkbrauwen. "Alleen... de Rebecqs laten daar nooit iemand toe zonder strikte voorwaarden. Gewoonlijk zijn ze erg beschermend en op zichzelf. Tenzij... tenzij Scanlan ze heeft weten te overhalen met hem mee te werken! Ja, dat moet het zijn!"

Ik kijk van het boek naar de Trí Sigh en vraag me voor de zoveelste keer weer af waar ik in vredesnaam in verzeild ben geraakt. In gedachten stel ik het boek een nieuwe vraag, terwijl ik het zo hard vastklem dat mijn knokkels er wit van worden. Laat het antwoord alsjeblieft positief zijn.

Eerst zie ik het niet.

Dan pas merk ik de subtiele verschillen met hoe de tekening er eerst uitzag: de kop van Qoppa is wat gedraaid, zijn staart ligt een beetje anders en er kringelt een haarfijn rookwolkje uit z'n neusgaten.

"Hij leeft! Hij leeft!"
Van pure opluchting klinkt mijn stem alsof er een krakende kikker in woont. Bij Faelan zie je dat er echt letterlijk een onzichtbare last van zijn schouders valt. Hij straalt en is ineens vol energie. De drakenmeester springt recht.
"Waar wachten we nog op?! Laten we gaan!"

In een mum van tijd hebben we alles opgeruimd. Even twijfel ik bij mijn nog-net-niet-helemaal-droge spullen die ik tenslotte toch maar weer in m'n tas prop.
Faelan staat ongeduldig te trappelen als ik het boek weer open sla op een leeg blad. Hij mag hier dan al tig keer zijn geweest, toch wil ik zeker zijn van onze route.

QoppaWhere stories live. Discover now