Hoofdstuk 6

51 6 0
                                    

Je personage in je boek moet echt zijn. Alle personages
trouwens. Niet dat je personage moet bestaan in onze wereld maar dat je bij het
lezen het gevoel krijgt dat je personage leeft. Een goed verhaal schrijf je als
je in je personage kan inleven. Als je personage loopt, dan zie je hem of haar lopen.
Maar ook waar die loopt en je kan je inbeelden hoe die loopt. Maak er vooral
geen standaard figuur van. Een slimme goed uitziende jongeman of mooie knappe
meid. Die wat gezette kok in de keuken of wijze oude vrouwtje. Simpel en erg
vlak maakt het niet interessant. Flat Character
noemen we deze personages. Je laat ze iets meemaken of ze ontdekken
iets. Maar erg bijzonder zijn de personen zelf niet. Deze personages zijn goed
om het verhaal aan te vullen maar maak ze niet je hoofdpersoon. Niet de drager
van je verhaal of boek. Je hoofdpersoon of personen zijn personages waar je je
in gaat meeleven. Waar je verliefd op gaat worden. Ze moeten iets aparts hebben.
Ze moeten kunnen veranderen waardoor je verhaal gaat groeien. Je personage moet
ook fouten kunnen maken als het moet. Maak van je flat character een boeiende
personage als een plant die graag zijn bloem wil laten bloeien. Die plant heeft water
nodig. Eén extra eigenschap kan een
personage al extra aantrekkelijk maken. Geen je die plant ook nog licht. Je
mooie meid heeft wellicht iets gevaarlijks wat niemand in haar verwacht.
Aangezien ze graag op een mountainbike over heuvels fiets en stunts uitvoert. En
die nogal gezette kok maakt niet alleen mooie gerechten. Zijn inspiratie heeft
hij namelijk van het schilderen wat hij eigenlijk graag doet. Er bestaan zoveel
mogelijkheden. Let daarbij op dat je niet al te cliché werkt. Een stoere sterke
vent die zacht en warm is. Typisch iets wat we niet verwachten maar als er iets
te verwachten valt, is dat het wel. Geef die verwachting een extra eigenschap
door die sterke vent ook erg behulpzaam te maken bij bejaarden. Je zal zien dat
je een type bodybuilder met enorme spierballen ziet in een te strakke t-shirt achter
een rolstoel een oudere dame helpen. Met zijn te grote handen een klein kopje
koffie vasthouden voor een bejaarde. Laat staan dat hij het koekje niet breekt.
Nu hebben we al een behoorlijke personage. Als laatste stap moet je je personage
nog dat extra realisme geven zodat hij ook herkenbaar is voor je lezer. Hij
moet dus ook boodschappen doen, wil hij zijn sportieve lichaam gezond houden.
Of je mooie meid moet nodig naar de kapper. Puntjes zijn weer gespleten. Maak
je personages dus goed herkenbaar met nieuwe en wellicht onbekende
eigenschappen. Je zal zien dat jij zelf tijdens het schrijven je personage
boeiend zal vinden.

Hoe schrijf je?Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu