Hoofdstuk 3

3 2 0
                                    

De wekker leek altijd veel te vlug te gaan naar zijn zin. Met moeite onderdrukte hij een geeuw, terwijl hij naar het ouderwetse apparaat greep om het tot bedaren te brengen. Door zijn nieuwe gaven had hij het volume moeten dempen tot een acceptabel geluidsniveau van twee procent. Alleen op die manier kon hij voorkomen dat zijn woede de overhand nam en hij het ding met één felle beweging tegen de muur zou rammen, waarna het in enorme stukken uit elkaar zou barsten. Hij had nou niet bepaald zin om te stofzuigen. Niet nu de zon net onder was gegaan en hij snel een maaltijd voor zichzelf moest zien te regelen.

Hij maakte zich klaar om op pad te gaan. In een paar snelle bewegingen had hij zich al warm aangekleed. Hij mocht dan wel een levende dode zijn, dat betekende nog niet dat hij zomaar in een T-shirt met korte mouwen de deur uit kon gaan. Je wist maar nooit of iemand 's nachts op het idee kwam door het bos te gaan struinen en hem zou zien. De mensen zouden hem voor gek verklaren als ze zouden merken dat hij geen kou meer kon voelen, ook al was het weer gaan sneeuwen en was de temperatuur inmiddels gezakt naar vier graden onder nul. Hij kon maar beter doen alsof hij normaal was. Hoe minder hij opviel, hoe meer kans hij had op een ijzerrijk avondmaal.

Vlak voordat hij de deur uit ging, wierp hij nog even een blik op het lichaam van de jonge vrouw dat nog altijd onder zijn bed lag. Sinds hij op de bank in slaap was gevallen, had hij niet meer naar haar omgekeken. Nu hij die starende ogen opnieuw in zijn vizier kreeg, begon hij zich nóg schuldiger te voelen over het feit dat hij uitgerekend háár had aangevallen. Ze had in haar hele leven nog nooit een vlieg kwaad gedaan. Dat had hij gelezen in de angstige gedachten die ze uitzond vlak voordat hij zijn tanden in haar keel zette. De wond mocht dan wel opgedroogd zijn, maar haar onuitgesproken woorden stonden nog steeds in zijn geheugen gegrift. Al haar smeekbedes richting de hemel. Alle goede daden die ze in haar zesentwintigjarige leven had verricht. Alles wat ze nog tegen haar vriend had willen zeggen, had hij tot in de meest intieme details gehoord. En nu lag haar zielloze lichaam in deze jagershut. Vermoord door een bloeddorstig monster dat door Lucifer zelf geschapen leek.

Stop!

Hij moest hier weg, op pad, voordat hij het hele gebeuren nog dramatischer ging maken dan het toch al was. Ja, ze was dood en hij had haar vermoord. Maar als hij haar gewoon door had laten lopen, wie weet hoe lang hij dan had moeten wachten op een nieuw slachtoffer. Nu het winter was, kon het soms wel een week duren voordat iemand zo gek was om een avondwandeling te gaan maken. En mede daarom moest hij nu weer het bos in. Voedsel verzamelen voor de winter en elke minieme kans die zich ook maar enkele milliseconden voordeed grijpen. Alleen op die manier zou hij kunnen overleven.

Hij kneep zijn ogen stijf dicht, onderdrukte zijn depressieve gedachten en zonder nog naar het lichaam onder zijn bed om te kijken opende hij de deur. 

BloeddorstWhere stories live. Discover now