8. Liris

20 2 12
                                    

Slapen wilde ik niet, mijn lichaam was nog wakker genoeg door alle adrenaline van net, maar ik wilde wel met rust gelaten worden.

Bewegingsloos lag ik op het bed met gesloten ogen, net zoals ik een half jaar geleden op de bebloede straat had gelegen na een val uit een raam in de regen met al mijn ledematen in elkaar gerammeld tot ze moes waren. Het was een herinnering die ik niet kon ontsnappen, zelfs in de gevangenis was dit het enige waar ik aan kon denken. Alles stond zo vers op mijn geheugen gegrift dat ik het haast kon voordragen.

Merijn die over me heen boog, me vertelde dat ik het niet verdiende om de leider van de Tijgerklauwen te zijn. Al zijn handlangers met bebloede pijpen en knuppels om hem heen die met hem instemden. Ze hadden expres geen pistolen gebruikt, maakten mijn marteling zo langzaam mogelijk.

'Ik had nooit jullie leider willen zijn.' De woorden die nooit mijn mond verlieten, omdat mijn trots het enige was dat ze nog niet hadden gebroken.

Ik die niet durfde te bewegen, hopend dat ze dachten dat ik onder het bloed en spuug eindelijk dood was en me met rust lieten. Ontsnappen was geen optie, het verduren was een marteling. Het was zo ontzettend koud die dag en mijn met bloed doorweekte kleren hielpen me niet. Ik rilde, beet op mijn tong tot ik ook vanbinnen bloedde.

Mensen die over me heen bogen, me uitlachten en me een extra klap gaven. De pijn voelde ik niet eens meer in mijn armen, maar nu diep in mijn borst.

Mijn bloedende hart die tegen mijn ribbenkast aanbonsde alsof het moest vluchten uit mijn lichaam, of het zou ter plekke vermoord worden.

Het was koud.

Tot Ryven de deken uit het niets over me heen legde.

Mijn lichaam verstijfde, ik hield mijn adem in. Kleuren dansten voor mijn gesloten ogen terwijl mijn herinnering langzaam in scherven wegviel als een gebroken spiegel. Mijn linkerarm bonsde zachtjes van de pijn, ook al was hij er niet meer.

De deken was warm. Het trok me weg van de natte straat terug naar de realiteit. Ryvens voetstappen waren zacht, alsof hij moeite deed om me niet wakker te maken. Hij nestelde zich op de houten stoel in de hoek van mijn kamer, aangezien dat de enige zitplek was op mijn bed na. Ik ademde zachtjes uit, voelde de warmte kriebelen aan mijn palm. Mijn mondhoeken trokken een beetje omhoog, voor het eerst sinds ik in de gevangenis was beland, had ik nu iets anders om over na te denken.

Ryven.

Ik kwam pas weer overeind toen mijn maag begon te rommelen, de steeds donker wordende kamer had geïndiceerd dat het alweer laat was geworden, de tijd leek hier zoveel sneller te gaan dan in de gevangenis. Zuchtend greep ik naar mijn zaklamp, ik had gezweet in deze trui en voelde me vies.

Ryven negerend die op een stoel in de hoek van de kamer was gaan zitten slapen, maakte ik mijn weg naar de kleine badkamer van mijn kamer. De hiel van mijn voet zeurde, hij was niet blij geweest toen ik de deur intrapte. Mijn arm was stijf, te lang had het niet meer vrijelijk bewogen en daar voelde ik nu de consequenties van.

De badkamer was minder dan anderhalve vierkante meter, met de douchekop haast direct boven het toilet. Een voordeel was wel dat ik kon zitten tijdens het douchen, maar een nadeel was dat mijn toilet urenlang vochtig was nadat ik gedoucht had. Daarnaast wilde ik niet eens kijken naar de schimmel op het plafond door de slechte ventilatie.

Ik klikte de zaklamp aan en zette hem rechtop op de spoelbak van het toilet om een bron van licht te hebben. In de spiegel vol met tandpastavlekken zag ik hoe er nog een kleine smeer van opgedroogd bloed op mijn wang zat. Ik staarde ernaar, keek naar hoe het donkere rood contrasteerde met mijn bleke huid. Mooi. De gedachte flitste door mijn hoofd en snel boog ik voorover zodat ik mijn spiegelbeeld niet kon zien. Met wat water schrobde ik het weg, tot mijn huid rood gloeide.

Het moest eraf.

Het bloed was ook op de lichtblauwe trui gekomen, wat me pijnigde. Teleurgesteld trok het over mijn hoofd, wat minder soepel ging met een arm dan ik dacht. In drie rukken had ik mezelf uiteindelijk bevrijd, maar mijn haar zag er nu helemaal niet meer uit.

Ik trok het elastiekje uit mijn krullen en keerde terug naar de kamer om een nieuw topje te pakken. Ryven wreef in zijn ogen, het was alsof hij net wakker werd. Een glimlach vormde meteen op mijn gezicht. Het verbaasde me dat hij niet had geklaagd tot nu toe. Loom keek hij me aan, met zijn hand wreef hij over de stijve nek.

'Lekker geslapen?' vroeg ik hem terwijl ik een lade van mijn kast opende. Mijn kleren lagen er nog gelukkig, sommige van mijn favoriete topjes verkochten ze allang niet meer en dat zou ik zonde vinden.

'Het kon beter,' bromde Ryven, zijn schorre stem was toe aan wat te drinken. 'Heb jij goed geslapen?'

Ik knikte, onderdrukte de neiging om te zeggen dat ik alleen over hem had gedacht de laatste uren en te klinken als een psychopaat. 'Goed genoeg om je sanfia op te zoeken.' Mijn blik viel op een donkergroen topje die perfect was voor ons vervolgplan. 'Ik hoop dat je van feestjes en alcohol houdt.' Vanuit mijn ooghoeken keek ik hem aan, maar besefte dan dat zijn blik niet op mijn gezicht gericht was. Zijn ogen kleefden aan de tattoo op mijn zij die tot mijn rok liep. Mijn glimlach viel kort en ik trok het topje snel over mijn hoofd heen, dit was de snelste manier om de aandacht van mijn tattoo weg te halen.

'We gaan zo naar de discotheek,' begon ik hem uit te leggen, Ryvens blik schoot omhoog en ik deed net alsof ik zijn gestaar niet had opgemerkt. 'Ik denk niet dat Kirze Ari zou kennen, want zijn geheugen is absoluut bagger. Maar misschien zien we hen daar aangezien de discotheek een van de weinige dingen is die je hier kan doen. Als we zo doorgaan dan moeten we alleen nog de radiotoren bezoeken en dan hebben we alle toeristische plekjes gehad.' 

Ik was ook talloze keren daar naartoe gesleept, maar nooit had ik de lol ervan ingezien. Alle mensen zaten altijd zo dicht op elkaar, dat terwijl iedereen ook uit hun bek stonk door de alcohol. Merijn had me een paar keer geprobeerd te overtuigen om ook te drinken, vertelde dat het daarna beter zou worden, maar het werd nooit beter. Zelfs als ik dronk werd het alleen maar naarder, omdat mijn gedachten zo wollig raakten dat ik bang was dat ik de controle over mezelf zou verliezen.

Ryven keek naar de muziekdoos die op mijn lage kast stond. 'Een feestje hè,' mompelde hij met een hand over zijn nek rekte hij zich uit. 'Niet mijn ding.'

'Dan zijn we het over een ding eens.' Ryven was geen fan van feestjes en ergens had ik dat wel verwacht. Hij vond normale gesprekken al te veel moeite, laat staan gesprekken die mensen de volgende dag niet meer zouden herinneren. Mijn ogen gleden over de jongeman, over zijn witte blouse waar zijn zegel doorheen scheen. Gelukkig zouden de meeste mensen die niet herkennen op het eerste gezicht, en anders zouden ze denken dat het een getatoeëerde nepzegel was. Geen enkele verstandige zegelhouder zou zich ooit in Basal bevinden.

'In ieder geval moeten we ons wel kleden alsof we naar een feestje gaan.' Ik keek naar mijn benen, het zou beter zijn als ik de panty uitdeed, maar dan was mijn tattoo weer te zien. In plaats daarvan verruilde ik mijn rokje met een korte spijkerbroek.

'Wat is het met jou en felgekleurde kleren?' vroeg Ryven in zichzelf mompelend, wanneer hij een blik in mijn lade vol kleren gooide. De lade was gevuld met allerlei kleuren van de regenboog, behalve zalmroze omdat die me nog bleker liet lijken dan ik was. Mijn schouderophalend duwde ik de lade dicht.

'Wat, dacht je dat ik me alleen in het zwart kleedde met een leren jasje zoals al die mensen in de films?' Ik haalde mijn neus quasi-beledigd op en zette een hand op mijn hart. 'Je moet niet stereotypes geloven, Snoepje. Ik houd van erg gekleurd kleden, dat laat me opvallen en geeft mensen een waarschuwing. Je weet wel hoe sommige dieren felle kleuren dragen om grotere dieren te waarschuwen dat ze giftig zijn.'

Ryvens frons raakte haast zijn ogen aan terwijl hij luisterde naar mijn redenering. 'En jij lachte me uit omdat ik het woord nestgenoot gebruikte? Wat ben je, een insect?' Mijn geproest inhoudend draaide ik me weg, Ryven keek ook weg. Het was de eerste keer dat hij mijn grap beantwoordde, al had zijn tegenwoord een geïrriteerde ondertoon.

'Je onderschat wat insecten doen.' Met een wijsvinger schuddend in Ryvens gezicht, leunde ik naar voren. 'Bijen zijn essentieel voor de maatschappij en de voortplanting van planten.' Ryven leek er helemaal klaar mee te zijn, duwde zachtjes mijn hand uit zijn gezicht en kwam overeind.

'Gaan we nog of niet?'

ZoekendeWhere stories live. Discover now