Hoofdstuk 3

55 2 12
                                    

Aminta


Doran geeft met een ruwe schop zijn paard de sporen en Crevans hand verdwijnt van Aminta's been. De duistere nacht ligt voor hen, met enkel het schijnsel van de maan en sterren om hun weg te verlichten. Aminta ziet niets. Ze heeft haar ogen gesloten en vecht machteloos tegen een misselijkmakend voorgevoel dat haar doet kokhalzen.

Wanneer de man achter haar dat doorkrijgt, houdt hij vliegensvlug halt en even later zakt ze als een hoopje op de grond. De maaltijd, die een paar uur geleden nog zo smakelijk had geleken, ligt nu op de donkere aarde. Er is geen licht om haar bij te staan, maar deze keer is ze daar dankbaar voor. Ze wil niemand zien. Geen vreeswekkende grote paarden, geen minachtende mannen en zeker geen Doran, die net zo erg als haar vader blijkt te zijn. De man die ze eerder nog zo bewonderd had en die met zijn grote laarzen boven op haar dromen is gaan staan.

Zwetend en uitgeput rolt ze weg van de plaats waar ze haar maag geleegd heeft. Ze krijgt maar even respijt. Een natte lap wordt in haar handen gepropt en nadat ze haar gezicht heeft afgeveegd, wordt ze zonder pardon terug op het paard gezet. Opnieuw sluit ze haar ogen. Als ze in slaap valt mag hij haar wat haar betreft, overdwars verder vervoeren. Als een stapel elandenvachten die verkocht gaat worden. Of als een karkas.

Een snik ontsnapt uit haar keel.

"Niet huilen, vrouw. Je leven zal goed zijn in Holm Geirr," klinkt er ineens achter haar.

Goed? Ze moet er bijna om lachen. Wat kan er nou goed zijn aan deze situatie? Wacht eens, wat zei hij nou?

"Vrouw?"

Er volgt geen antwoord en een nieuw soort afgrijzen vult haar binnenste. Oh nee. Nee, nee, nee. Als slavin te moeten leven was nog tot daar aan toe, maar als zijn vrouw ...

Haar poging om tegen te stribbelen is zwak dit keer en ze geeft het al snel op. Ze heeft geen energie meer. Angst en honger vechten in haar buik en als haar maag niet al geleegd was, zou ze dat nu ter plekke doen. Ze is nog maar zeventien.

De wereld wordt zwart in haar hoofd als ze uiteindelijk het bewustzijn verliest.

---

Licht dringt door haar oogleden heen en met moeite knippert ze een paar keer tot haar blik wat scherper wordt. Ze is misselijk. De wereld schudt en ze sluit haar ogen maar weer. Is er een aardbeving aan de gang?

Langzaamaan wordt ze zich bewust van een scherpe kou die in haar gezicht snijdt. Achter haar is het echter warm. Is het tentdoek opengescheurd? Maar het moet toch zomer worden? Deze tijd van het jaar is het nooit zo koud in de nederzetting.

Ze dwingt haar ogen opnieuw open en nu concentreert ze zich. Voor haar gaat het hoofd van een bijna zwart paard op en neer. Lange manen wapperen mee op het regelmatige ritme van een stevige stap. Onder dat hoofd en voor haar uitgestrekt, zover als haar oog kan zien, is sneeuw. Spierwitte, ijskoude sneeuw die alles begraaft wat hier lang geleden geleefd heeft. Aminta's blik schiet naar links en dan naar rechts. Aan beide kanten rijden mannen met dikke bontmantels om. Hun paarden, wiens benen ook zijn omwikkeld met lappen leer, maken diepe sporen in de sneeuw, maar verder is er niets te zien. Ze kijkt omlaag en volgt de teugels tot ze twee handen in dikke wanten ziet die het paard sturen. Hoe weet hij waar hij heen gaat?

Hij: Doran. De man die haar gekocht heeft. Vrouw. Het woordje schiet door haar hoofd en even heeft ze zin om heel hard te gaan gillen. Waarom eigenlijk ook niet?

Ze opent haar mond, haalt diep adem en zet het op een brullen. Ze houdt het twee tellen vol, dan krijgt ze een gemene tik tegen haar hoofd. Het paard schrikt zo erg dat het struikelt en met moeite weet Doran te blijven zitten.

Tussen de Ringen (GEPUBLICEERD)Where stories live. Discover now