'De waarheid aan het licht'

57 6 0
                                    

Ze staart me aan, recht in mijn gezicht. Haar benen waren opgetrokken.

'Wat. Doe. Je.'

Ik leg nadruk op elk woord.

"Wat?"

Ze zegt het heel onschuldig alsof dit allemaal niks is. Alsof ze me kent. Toen dacht ik weer aan wat ze had gevraagd aan de deur. "Pleun Dozen?" Haar stem weerklonk even duidelijk door mijn hoofd als toen ze nog aan de deur stond. Schor, ze was vast verkouden. Als dat zo was, zou me dat niet verbazen. Ze stond buiten in een hémdje. Het is winter. Het régende.

'Wat kom je hier doen?' Ik begon mijn geduld te verliezen wat ik niet vaak deed.

"Ik kom hier op bezoek." Ze klonk nonchalant.

'Oke, ken ik je misschien ergens van?' Wat moest ik anders zeggen, ik had niet echt veel anders.

"O ja daar wilde ik het met je over hebben."

Ik kijk haar verwachtingsvol aan maar ze verwacht blijkbaar een antwoord want ze zwijgt. Ik weeg mijn antwoorden af.

Wil je wat drinken?

of

wegwezen uit mijn huis anders bel ik de politie. Mijn nieuwsgierigheid neemt de overhand en het wordt dat eerste. Ze schudt haar hoofd en blijft me maar aanstaren. Het wordt een beetje eng.

'Ehh..' stamelde ik. Maar ze laat me mijn zin niet afmaken. Ik had toch niet geweten hoe ik mijn zin zou moeten afmaken, maar toch.

"Oké" ze zucht een hele diepe zucht die recht vanuit haar tenen lijkt te komen "ik zal het je wel vertellen dan. Ga zitten."

Ze wijst naar de bank en ik kijk haar aan alsof ze gek geworden is. Ik schud mijn hoofd als teken dat ik totaal niet in de zin ben om te gaan zitten. Zeker niet naast háár.

"Beter van wel."

Dit keer klonk er medeleven door in haar stem met een vleugje bezorgdheid. Dat verbaasde me heel heel erg. Ze kende me amper. Tenzij ze me had gespioneerd had en ik mijn ogen had verstopt want anders had ik haar echt wel gezien. Ze ziet er precies hetzelfde uit als ik. Stel dát ik haar echt niet had gezien, dan hadden anderen haar wel gezien.

Toch ging ik zitten, ik weet niet waarom. Maar wel op de andere bank die voor het raam stond en niet voor de TV. Ik weigerde naast haar te gaan zitten. Ik kijk haar verwachtingsvol aan. Ze kijkt me weer aan met haar angstaanjagende ogen en begint met een waterval van woorden haar verhaal.

"Vroeger" ze maakt een wegwerp gebaar met haar hand "vroeger, toen jij en ik nog bij elkaar waren, toen we nog speelden in de zandbak en tikkertje speelden op het schoolplein, waren we nog bij elkaar. Een gelukkige tijd, we waren klein en onwetend maar nu, nu zijn wij groot."

Ik geloofde er geen woord van. Ze stopte even en haalde diep adem. Er kwam nog meer en ookal geloofde ik het niet, luisterde ik toch aandachtig naar de woorden die dit meisje uitstootte.

"Toen we ongeveer zeven of acht waren was het over. We werden ruw uit elkaar gehaald. Jouw vader en moeder, mijn vader en moeder, ze hebben dingen verzwegen, Pleun."

Ze keek me doordringend aan en ik werd onzeker.

"Verzwegen, voor jou en voor mij. Maar ik ben erachter gekomen en jij..jij komt er nu ook achter. De waarheid voor ons allebei."

Ik greep de leuning van de bank krampachtig vast, bang voor wat er zou komen.

"Ze stopten mij weg, Pleun. Onze ouders, de verraders. Het zijn mijn ouders al lang niet meer. Wil je het weten Pleun, wil je weten wat ze hebben verzwegen?"

Ik hoorde het haat van haar stem druipen. Ik was bang maar knikte toch heel lichtjes. Ik klampte de bank nog steviger vast.

"Ze hebben je je zusje afgepakt, je tweelingzusje."

Haar gezicht was verkrampt van woede.

Net als mijn handen.

"Ze hebben onze jeugd afgepakt, ons geluk."

PleunWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu