Hoofdstuk elf: onverwacht bezoek

234 19 8
                                    

 

Pas op het moment dat ik stopte met het leegdrinken van de mensen, die ik ooit mijn vrienden noemde, en ik begroet werd door een ijzige stilte, realiseerde ik me wat ik had gedaan. Voor de zoveelste keer was ik mijn zelfbeheersing verloren. Dit keer was het alleen niet slechts één slachtoffer, maar vier. Niet eens zomaar vier, maar mijn voormalige vrienden. De laatste mensen op aarde die om mij gegeven hadden. Mijn vader was dood, mijn moeder gaf niet om me en was ten dode opgeschreven. Nu waren ook mijn laatste vrienden dood.

Het vreemde was dat ik niet helemaal zeker was hoe ik me moest voelen. Aan de ene kant voelde ik iets wat op spijt leek. Het gevoel was niet heel sterk, maar toch een beetje aanwezig. Een beetje alsof je een papiersneedje hebt en het aan het genezen was. Je weet wel, een soort branderig gevoel. Niet overheersend, maar lichtjes aanwezig. Aan de andere kant voelde het goed. Natuurlijk eerder. Alsof dit was waarvoor ik gemaakt was. Het voelde zo goed om te moorden, om het warme bloed door mijn keel te laten stromen. Om te weten dat ik zojuist een einde aan iemands leven had gemaakt. Het voelde zo vreselijk goed, maar tegelijkertijd ook weer zo fout. Zo verschrikkelijk fout.

Ineens begon ik hard te lachen. Dit was zo cliché. Oké, niet helemaal cliché natuurlijk. Ik zat in een plas bloed en er lagen een aantal lijken om me heen, wat vast een erg vreemd beeld moest vormen. Het ging meer om hoe ik hier zat. In kleermakerszit, te peinzen over het leven. Zoals een echte tienermeid dat hoorde te doen. Althans, een levende. Daarom stopte ik maar en stond ik op. Ik had allang al geaccepteerd dat ik een monster was, hoe moeilijk dat ook was.

Ik keek even om me heen, niet zeker hoe ik dit nu weer moest oplossen. Ik bedoel, ik was erg creatief, maar hoe moest ik deze vijf lijken in hemelsnaam verbergen of laten lijken op een ongeluk of zo? Juist, dat was onmogelijk. Compleet onmogelijk. Daarom gooide ik mijn armen in de lucht en ging ik op de bank zitten, waar ik de tv aanzette. Televisie bracht me altijd wel op ideeën en ik had nu toch niet veel beters te doen. De dag zat eraan te komen, dus om nu nog terug te gaan naar Karayan was ook onzinnig.

Bij de gedachte aan Karayan liep er een rilling over mijn rug. Die bloedlust van hem begon uit de hand te lopen. Al moordde hij het hele dorp uit, mij een zorg, zolang hij met zijn tanden maar van mijn nek afbleef.

Doelloos staarde ik naar het nieuws, waar ze vertelden dat de Russische geheime dienst nu ook op zoek was naar de seriemoordenaar die woedde in het Oeral-gebied en dan vooral in het vissersdorpje Saranpaoel. Ze waren er heilig van overtuigd dat alle moorden waren gepleegd door dezelfde persoon, aangezien bij iedereen de keel was opengereten. Ook was er speeksel gevonden, maar dit konden ze helaas aan niemand matchen. Het duurde even tot ik erachter kwam dat ik de moordenaar was waar ze het over hadden. Oeps… Begon ik zo op te vallen? Misschien moest ik toch echt een keer op gaan letten.

Ik keek naast me, waar het lijk van Emil met zijn ene arm over de rand van de bank lag en de rest van zijn lichaam viel half van het meubelstuk af. Zijn nek lag in een rare hoek. Het bloed was in de witte stof van de bank getrokken. Zijn ogen waren open en leken me bijna verwijtend aan te kijken, wat ik opzich wel grappig vond.

Even verderop lagen Elle en Sabine bovenop elkaar. Ook hun nekken lagen op een vreemde manier, maar bij hun lag er iets minder bloed. Een beetje om de wonden heen en iets op de grond. Vervolgens nog voetstappen naar de bank toe. Ik volgde de voetstappen met mijn ogen en kwam uit bij mijn eigen voeten, waardoor er een luide vloek uit mijn mond ontsnapte.

“Die waren verdomme nieuw…” mompelde ik geërgerd.

Weer drong het tot me door hoe weinig er nu eigenlijk nog over was van mijn menselijkheid. Boven lag het lijk van mijn ex, hier beneden van zijn zus en vrienden - ik bofte allang dat hij al een poosje het huis uit was, want anders hadden er nog twee lijken bij gelegen - en het enige waar ik me zorgen over maakte waren vieze schoenen. Weer zo’n meidendingetje. Toch grappig, hoe ik mijn hele leven de stoere was geweest en ik na mijn dood ineens veranderde in een meid. Wel, als je me een meid kon noemen. Want hoe noemde je eigenlijk een vrouwelijke vampier. We waren geen mensen meer, dus meisje zou eigenlijk niet echt de term meer zijn. Als we het zouden hebben over een leeuwin zouden we ook niet ‘hé meisje, alles goed?’ nee, dan zouden we eerder ‘godverdomme, daar is een leeuwin, ren voor je leven!’ zeggen.

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Jan 09, 2015 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

Duister OntwakenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu