Hoofdstuk zeven: karma is een bitch

327 43 19
                                    

Met de man op mijn schouder, sprintte ik tussen de bomen door. Ik wierp schichtige blikken over mijn schouder, bang om betrapt te worden door Karayan. Hij zou woedend zijn als hij merkte dat ik de man meegenomen had. Er liep een rilling over mijn rug.

Met alle kracht die ik in me had, rende ik verder weg. Pas toen ik een donkere grot bereikte, stond ik stil. Ik sloot mijn ogen en luisterde.

Een zacht gebrom kwam uit de holte in de berg, stappen van grote poten vulden mijn oren. Er speelde een zwakke grijns om mijn lippen, dit was perfect.

Even snoof ik, een muskusachtige geur drong mijn neusgaten binnen. Zou dit dan een van de vele bruine beren zijn die dit woud bevolkten? Met hoop in mijn borst, liep ik de grot naar binnen. Ik kon de man hier gewoon achterlaten. Hij was nog niet veranderd, het vampirisme had zijn lichaam nog niet overgenomen. Nu zou hij nog sterfelijk zijn. Althans, dat leek me logisch.

Hoe verspreide het zich ook alweer? Eerst verving de onsterfelijkheid het bloed. Toch? Daar deed het een dag over, nam ik aan. Wat zei Karayan nu ook alweer? Ik kreunde, waarom kon ik nooit dingen onthouden? Ik moest echt gaan beginnen met een beetje opletten.

Ik verplaatste de man een beetje op mijn schouder en vervolgde mijn reis dieper de grot in. De grot was erg klam, het vocht drukte me gewoon op mijn huid.

Het was altijd vochtig in het Oeral gebergte, daar niet van, maar nu was het niet eens leuk meer. Met mijn enige losse hand veegde ik wat vocht van mijn hoofd af, mijn scherpe nagel liet een lange wond op achter. Vloekend smeet ik de kerel op de grond en veegde wat van het zwarte spul van mijn hoofd af. Nog steeds vond ik het walgelijk dat mijn ‘bloed’ niet rood was, maar zwart. Hoe smerig was dat?

Ik greep de man argeloos vast aan zijn been en sleepte hem mee verder de grot in. Zijn hoofd raakte de grond meerdere malen, maar dat toverde slechts een glimlachje om mijn lippen. Het gedempte gebonk van zijn hoofd dat contact maakte met de grond, echode door de grot heen.

De geur van de beer werd steeds sterker, maar dit maal rook ik ook de ijzerige bloedgeur. Ik snoof nogmaals om zeker te zijn waar de geur vandaan kwam. Het kwam toch echt van achter uit de grot. Waarom bloedde de beer?

Ik versnelde mijn pas en greep de man wat steviger om zijn enkel vast. Ik wierp een blik over mijn schouder en zag tot mijn verbazing dat de man nog steeds niet bloedde. Ik vloekte en stampte zo hard als ik kon met mijn voet op zijn hoofd. Maar ik liet geen krasje achter.

Misschien was de onsterfelijkheid toch sneller verspreid dan ik dacht.

Ik kreunde inwendig en gooide de man weer over mijn schouder. Dit had ik weer. Ik vermoord één iemand, gewoon omdat hij het verdiend, en dan komt de klootzak terug. Echt waar. Ik wist van karma, maar dat ze zo snel terugsloeg, wist ik niet. Zoals mijn moeder altijd zei: karma is een bitch.

Eindelijk kwam ik aan bij een open plek in de grot. Ik zag twee beren zitten, naast de beer lag een bebloed hert. Kan ik dan niet één keer geluk hebben? Vind ik eindelijk de perfecte manier om de man aan zijn lot over te laten, hebben de beren al gegeten.

Woedend smeet ik de man op de grond neer. De doffe klap alarmeerde de beren en een zacht gegrom verliet hun gevaarlijke mond. Ik gromde verveeld terug en keek toe hoe de beren zich terugtrokken in de grot. Ik grinnikte zachtjes, ze dachten vast dat ik een grotere beer was. Ik wist zeker dat ik sterk was, maar van twee beren zou ik niet gewonnen hebben. Gelukkig kwam mijn gegrom intimiderend over.

Ik keek walgend naar het zielloze lichaam van de vent. Ik wist zijn naam niet eens, maar wel wist ik dat ik deze ook nooit hoefde te weten. Wat boeide mij nou de naam van deze irritante Rus. Hij had verdomme mijn leven verpest. Ik was normaal nooit zo van het vloeken en schelden geweest, maar deze kerel riep wel meer in me op. Jammer voor hem, waren geen van deze ‘gevoelens’ positief.

Duister OntwakenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu