Ik ren door het bos. Zijn voetstappen volgen me. Zijn ogen zien mij. Alleen mij. Hij duwt me op het bed. Hij kust me. Hij fluistert in mijn oor: Alleen jij. Ik kijk om me heen. Ik zie hem niet. Er is niemand. Alleen ik. Hij loopt als een jager op zoek naar een prooi. Maar niemand ziet het. Alleen ik.