Eens in een Blauwe Maan #Nett...

By bluebellebumblebee

481 77 30

Voor zolang als ze zich kon herinneren waren ze onafscheidelijk geweest. Adelaide en Louvel. Louvel en Adelai... More

Voorwoord
Proloog
Deel I: Voor altijd
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 7
Hoofdstuk 8
Deel II: Als de maan opkomt
Hoofdstuk 9
Hoofdstuk 11
Hoofdstuk 12

Hoofdstuk 10

7 2 0
By bluebellebumblebee

De daaropvolgende dagen gingen veel te vlug voorbij. Adelaide duchtte iedere seconde, maar de tijd leek voorbij te vliegen alsof het voortgeduwd werd door een sterke windvlaag. De nachten spendeerde ze door te luisteren naar Beau's regelmatige ademhaling, wetende dat deze in een paar dagen vervangen zou zijn door een akelige stilte. Ze deed amper een oog dicht, en iedere ochtend kostte het meer moeite om uit haar bed te stappen.

De motivatie om te gaan werken had ze ook niet, maar de keuze om niet te gaan, bestond niet. Met de dag voelde ze het leven uit haar vloeien op een manier die haar vaagjes bekend voorkwam. Het was een akelig gevoel, alsof een zwarte leegte een gat in haar borst brandde en ze er niets aan kon doen om het op te lossen. Alsof het voor altijd zo zou blijven, tot het gat zo groot werd dat het haar hele lichaam op zou slokken.

Meerdere malen had ze op het punt gestaan er met Beau over te praten. Om Beau de waarheid te vertellen, zeggen wat ze precies dacht, maar het bleek een onmogelijke opgave de woorden over haar lippen te krijgen. Er was een onzichtbare barrière die haar liet stikken in haar eigen woordenstroom iedere keer dat ze het probeerde. Uiteindelijk had ze het dan ook maar opgegeven. De feiten waren helder als glas; Beau zou vertrekken, en snel ook. Adelaide zou er niets aan kunnen veranderen.

De ochtend van Beau's vertrek kostte het haar nog meer moeite zichzelf het bed uit te duwen. Haar hoofd bonsde, haar ogen stonden strak en droog en haar mondhoeken werden naar beneden getrokken door de zwaartekracht. Ze deed niet eens een poging het te veranderen. Eerder had ze nog af en toe aan Louvels brief geprobeerd te denken - dat had haar de eerste paar dagen nog wel opgevrolijkt - maar nu had ook dat zo zijn effect verloren. Alles wat overbleef, was diezelfde kille leegte die om het hele huis hing als een ijzige sneeuwstorm.

Beau had haar koffers al gepakt en stond al ongeduldig in de gang te wachten. Ze leek niets te merken van Adelaides sombere stemming, leek zelfs niet te kunnen wachten om eindelijk weg te zijn. Die gedachte zorgde ook voor een pijnlijke steek. Zou Beau haar dan echt niet missen? Dacht ze dan echt niet aan haar, niet eens een klein beetje? Als het nu al niet zo was, hoe zou het dan zijn in de toekomst? Zou ze dan ooit nog iets van haar horen?

Adelaide wilde graag geloven dat het met Beau anders zou gaan dan met Louvel. De band tussen zussen was niet vergelijkbaar met een relatie op lange afstand. Zussen waren voor altijd. Zij en Beau zouden elkaar steunen voor altijd, zouden er voor elkaar zijn voor altijd. Maar ze had precies hetzelfde gedacht van Louvel. Precies hetzelfde, en toch maakte het geen verschil. Toch was hij daar en zij hier. Toch was er een zee aan afstand tussen hen, die door niets of niemand doorbroken kon worden.

Inmiddels stommelde moeder al ongeduldig van de trap af. "Daar zijn jullie!" riep ze toen geërgerd uit. Ze passeerde de laatste paar treden en kwam toen met haar armen over elkaar geslagen bij het groepje staan.

"Hoe laat vertrekt je trein?" vroeg ze uiteindelijk, toen ze doorkreeg dat beide dochters uit zichzelf niets zouden zeggen.
"Half zeven," antwoordde Beau. Het viel Adelaide nu pas op dat ook haar stem een beetje aangetast leek. Uiteraard kon het ook haar verbeelding zijn, maar ze meende dat ze enige trilling hoorde in haar stem.

"Jullie vader kan ieder moment hier zijn. Naar mijn mening is dat wel een goed punt om afscheid te nemen," deelde ze toen haar plannen mee.

Adelaides mond viel een stukje open en haar wangen leken nog slapper langs haar lijf te vallen. Haar stem leek zich vrij te vechten, en bleek hierin te slagen. "Afscheid nemen?"

De hoofden van haar moeder en haar zus draaiden zich tegelijk naar haar toe. "Precies, afscheid nemen," antwoordde haar moeder. "Dat leek me wel het fatsoenlijke om te doen."

Beau snoof verontwaardigd, maar moeder negeerde het. Ze hief enkel kort haar ogen ten hemel, alsof ze daar om raad moest vragen voor dit onhandelbare kind.

"Dat begrijp ik, maar gaan we dan niet mee naar het station?" Adelaide sloeg haar armen over elkaar om zich te beschermen voor de plotselinge kou die het huis was binnengedrongen.

Moeder fronste haar wenkbrauwen en klemde haar lippen een beetje op elkaar. "Dat was niet de bedoeling, nee. Was dat wat jij in gedachten had?"

Ze vroeg het alsof het een logisch gegeven was, maar Adelaide vond het in de verste verte niet logisch klinken. Waarom konden ze niet mee? Ze was toch ook meegegaan met Louvel?

Ze wist niet wat haar overspoelde, maar plots spanden alle spieren in haar lijf zich aan, vormden haar vuisten twee samengeknepen balletjes en leek ze een paar centimeter te groeien. "Ja, dat was eigenlijk precies waar ik aan dacht."

Moeder kneep haar ogen tot spleetjes en staarde naar haar. Voor een lange tijd was dat het enige wat ze deed. Ze stond daar gewoon, met haar slangenogen en haar lippen kaarsrecht op elkaar geklemd. Of het nu wantrouwen was of juist woede, goed was het in ieder geval niet.

Ook madame Bourgoin leek zich echter te ontspannen en met een stem zo zoet als honing zei ze: "Adelaide, liefje, je moet vandaag werken. Bovendien heeft je vader het ook heel druk met zijn werk en maak ik op woensdagen het huis schoon. Je begrijpt toch wel dat een extra moeite er in zodanig geval niet bij kan?"

Adelaide snoof, harder dan ze wilde. Vanuit haar ooghoeken zag ze hoe Beau haar een waarschuwende blik toewierp, maar het slaapgebrek had haar zo diep getroffen dat logisch nadenken niet meer in haar systeem zat. Ze had er vrede mee gehad dat haar moeder iedere dag vervelende opmerkingen naar Beau maakte. Ze had er vrede mee gehad dat haar moeder ook naar anderen deed alsof Beau niets waard was. Ze had er zelfs vrede mee gehad toen haar moeder deed alsof Beau's vertrek een vrolijke gelegenheid was in plaats van iets waar ze om moesten rouwen. Maar dit, dit niet. Het maakte haar niet uit wat haar moeder van haar zou denken. Ze zou meegaan met Beau, tenminste tot het station. Dát was iets wat haar moeder niet van haar kon afnemen.

"Ik heb mevrouw Harlain ervan op de hoogte gebracht," deelde ze koel mee. "Ze vond het prima als ik een uur later kwam, op voorwaarde dat ik een uur langer zou blijven. Bovendien heb ik haar beloofd zondag te komen, direct na de kerk. Ze leek in het geringste opzicht niet teleurgesteld."

Moeder staarde haar ijzig aan. Voor een lange tijd bleef haar blik op Adelaide gericht. Het was alsof haar ogen een ijskoude lucht uitstoten die de omgeving liet bevriezen in de tijd. De seconden tikten traag voorbij, alsof ook de klok aangetast werd door de stemmingsverandering. Na een eindeloze stilte die uren leek te duren, zei madame Bourgoin uiteindelijk: "Wel, als dat werkelijk is wat jij wenst te doen, zie ik niet in waarom ik je daarbij zou moeten belemmeren. Het baart me echter wel enige zorgen dat je dacht dat jij in de positie staat dit soort dingen achter mijn rug om te regelen. Hier zou ik je eigenlijk om moeten straffen, maar vooruit, deze ene keer zie ik het door de vingers."

Adelaide knikte traagjes. De plotse zelfzekerheid die ze eerder had gehad leek nu ook bevroren. Toen de temperatuur in de kamer steeg, smolt het tot het punt waar het niet meer aanwezig was. Ze was weer dezelfde persoon die ze had gekend. De persoon die nergens tegenin ging, die alles accepteerde zoals het was. De persoon die ze, realiseerde ze zich nu, eigenlijk niet wilde zijn. Het gevoel kwam zo plots opborrelen als haar dapperheid verdwenen was. Ze haatte zichzelf voor wie ze was. Een laffe, meningloze dienstmeid die inderdaad nooit iets in haar leven zou bereiken.

Plots zag ze wat Beau al die tijd had gezien. Ze verafschuwde het. Hoe had Beau met haar kunnen leven? Ze had altijd gedacht dat het goed was dat ze naar moeders wensen luisterde en zich zo makkelijk kon aanpassen aan wat de samenleving wenste. Had altijd gedacht dat een mening niet nodig was, omdat het toch alleen maar lastigheid veroorzaakte. Het was beter om meteen te kunnen denken wat er van je verwacht werd, niet? Alles maar gewoon te accepteren zoals het was, in plaats van een scène schoppen die de realiteit toch niet zou veranderen?

De gedachte overviel haar met een rilling. Zonder om te kijken naar de anderen aanwezigen in de kamer rukte ze haar jas van de kapstok, trok deze aan, sloeg een warme, zelfgebreide sjaal om en stormde naar buiten. Ze hoorde hoe haar moeder haar kwaad achterna riep en voelde Beau's wantrouwende ogen staren in haar rug. Ze had weliswaar ook niet meer naar Beau omgekeken, maar toch zag ze haar gezichtsuitdrukking zo helder als glas in haar gedachten. Haar normaal gesproken in één strakke lijn getrokken mond was hoogstwaarschijnlijk lichtelijk open gevallen van verbazing, en hoewel haar ogen verrieden dat ze zich zorgen maakte over Adelaide's uitbarsting, zou er ook een sprankeling van trots in te zien zijn. Beau was waarschijnlijk wel trots. Trots omdat Adelaide eindelijk had gedaan waar zij al zolang op hoopte. En toch voelde het voor Adelaide niet goed.

Ze wist niet eens hoe ze Beau zo levendig voor zich kon zien. Het was niet alsof ze eerder zo naar Adelaide gekeken had. Er was nooit echt reden geweest voor zoiets bij haar. Sterker nog, Adelaide betwijfelde of Beau ooit wel zo gekeken had. En toch wist ze het zeker. Ze wist wat Beau zou voelen, duidelijker dan ooit. Ze kon het niet verklaren, maar misschien hoefde dat ook niet. Misschien was het feit dat ze zussen waren ook wel de enige verklaring die ze nodig had. Zussen, voor altijd. Of toch niet.

Toen ze ver genoeg van het huis verwijderd was, liet ze zich vallen op de stoeprand en begroef ze haar hoofd in haar handen. Hoewel ze een tranenregen verwacht had, bleven haar ogen droog. Haar hoofd stond er ook niet naar te gaan huilen. Ze voelde zich leeg. Donker en leeg. Alsof het enige wat ze kon, staren was. Staren in de verte, naar de eindeloze massa van huizen. Staren naar de horizon, maar toch niets zien. Alleen dat wat onzichtbaar was voor het oog, wat verder niemand kon zien. De leegte van de wereld invulling geven met haar eigen fantasie. Hoe hard ze ook probeerde, het gapende gat in haar borstkas leek enkel te groeien.

"Soms is het makkelijker om gewoon te doen wat anderen willen, weet je," hoorde ze plots een zachte stem achter haar, waarna ze voelde hoe diezelfde persoon naast haar kwam zitten. Ze hield haar blik echter naar voren. Ze hoefde geen bewijs waar te nemen met haar ogen om te weten dat Beau degene was die naast haar zat. De simpele klank van haar stem was al genoeg geweest.

"Er was een tijd dat ik dat deed," legde ze verder uit. "Een lange tijd. Ik zou willen zeggen dat ik niet weet waarom, maar ik denk dat we dat allemaal weten."

Ze zuchtte en staarde ook in de verte, naar hetzelfde punt als Adelaide. Alsof ze allebei precies hetzelfde zagen daar, en toch was het in werkelijkheid zo verschillend.

"Hoe wist je het?" vroeg Adelaide na een tijd van stilte. Haar stem kraakte, deels door vermoeidheid, deels door de breekbaarheid. Het was een goede weerspiegeling van hoe ze zich voelde.

"Dat alles in mijn leven in teken stond van een ander?"

Adelaide schudde haar hoofd. "Dat ik daarmee zat."

Ze voelde hoe Beau haar schouders ophaalde. "Je uitbarsting. De schok op je gezicht. Misschien zelfs de manier waarop je toen wegrende. Ik wist het niet zeker, maar ik dacht dat dat was waar je mee zat."

Toen Beau niet verderging, blies ze een ademwolkje uit die direct condenseerde. Tegelijkertijd speelde ze met haar vingers, die inmiddels ook al blauw waren geworden van de kou.

"Ik heb nooit doorgehad dat jij het ook deed." Nu pas gunde ze Beau ook een blik. "Ik dacht dat je altijd al een eigen mening had gehad."

"Ik leerde het redelijk snel," gaf ze toe, "maar ook bij mij kostte het tijd. Het is best moeilijk om nee te zeggen als iedereen om je heen ja schreeuwt."

"Moeder zal me haten," verzuchtte Adelaide, waarna ze haar hoofd weer in haar handen liet zakken.

"Ik denk niet dat moeder je ooit zal kunnen haten," wierp Beau tegen. "Blij zal ze niet zijn, maar ze zal jou niet verantwoordelijk stellen. Waarschijnlijk legt ze de schuld bij mij neer. Niet bij jou, jij blijft voor altijd haar kleine meisje."
Adelaide haalde haar vingers door de sneeuw. Ze werden direct nog kouder. Haar hele lichaam trilde door de ijzige temperatuur buiten. Hoe had ze ook ooit kunnen denken dat het slim was om midden in de sneeuw te gaan zitten? "Ik begrijp nooit waarom. Waarom ik? Wat heb ik ooit gedaan dat zo geweldig was? Waarom niet Claire?"

Een tijdje was het akelig stil. Beau was daar altijd goed in. Ze kon soms zo stil worden dat het ongemakkelijk werd, tot het punt waar je eigenlijk geen antwoord meer verwachtte. Precies dan opende ze altijd haar mond. Adelaide was er inmiddels aan gewend geraakt. Deze keer duurde de stilte echter langer.

"Ik zou het niet uit kunnen leggen," zei Beau toen.

Adelaide moest bij zichzelf grinniken. "Niet?" vroeg ze toen met een halve glimlach om haar mond. Beau die iets niet wist. Dat was ook nieuw.

Weer gaf Beau geen antwoord. In plaats daarvan stond ze gehaast op, klopte de sneeuw van haar jas en zei: "Als ik de trein nog wil halen, is het beter als we nu gaan."

Adelaide volgde stilletjes haar voorbeeld waarna ze samen richting het station slenterden. Ze kon merken dat Beau liever meer tempo wilde maken, maar zelf kon ze zich er niet toe zetten harder te lopen. Met iedere stap die ze zette, werd de druk op haar schouders groter. Met iedere stap die ze zette, was ze een stap dichterbij het moment dat ze zo erg duchtte. Het moment dat Beau weg zou gaan.

Ze kon maar niet begrijpen dat Beau, die anders altijd haar gedachten kon lezen alsof het een open boek was, niet doorhad hoe ze hierover dacht. Ze leek haar stemming niet eens te kunnen peilen, en dat terwijl ze normaal al voelde in wat voor gemoedstoestand Adelaide verkeerde voor deze de kamer in was gelopen. Als je alles bij elkaar optelde, klopte het gewoon niet. Er was iets mis. Dat gevoel had Adelaide de laatste tijd vaker bij Beau gehad. Alsof ze allemaal losse draadjes had, maar ze deze niet met elkaar kon verbinden. Ze zou ze moeten kunnen verbinden, maar het was te ingewikkeld. Het zat simpelweg niet in haar denkpatroon hier het antwoord op te vinden. Ze moest het weten, maar ze kon het niet.

Inmiddels kwamen de eerste sporen van het station al in zicht. Het stenen gebouw zag er redelijk afgelegen uit, maar overal op het station waren mensen te vinden, vooral jonge mannen en zo hier en daar huilende vrouwen. Niemand wilde afscheid nemen. Afscheid nemen was een van de vele dingen die mensen liever vermeden, maar waaraan ze nooit konden ontsnappen.

Adelaide beet op de binnenkant van haar wang om zichzelf ervan te weerhouden hier verder aan te denken. Het branderige gevoel in haar ogen maakte maar al te duidelijk dat ze ieder moment in tranen uit kon barsten en hoewel ze zag dat dit uiteindelijk onvermijdelijk zou zijn, wilde ze het zolang mogelijk voorkomen. Toch bleven de gedachten door haar hoofd zweven als  bladeren die van de boom vielen aan het begin van het koude jaargetij. Beau ging weg. Ze moest afscheid nemen. En dan zou Beau weggaan. Misschien zag ze haar wel nooit meer terug.

"Laide?" Beau's stem klonk kalm, bijna emotieloos. Het was bijna alsof ze helemaal niets voelde, maar dat was niet mogelijk, toch? Het was toch onmogelijk dat ze helemaal niet dacht aan haar zusje en het missen van diens aanwezigheid?

Adelaide schraapte haar keel. "Ja?" Ze wist dat haar stem trilde en elke emotie verried. Ze wist ook zeker dat Beau het hoorde. En toch zei Beau niets. Toch hield ze haar mond, alsof ze er geen woorden voor had. Toch liet ze Adelaide verder verdrinken in haar verdriet, zonder dat ze het zich in enige zin aan leek te trekken.

"Ik wilde alleen vragen of je misschien niet helemaal mee kon lopen naar het perron. Dat we hier al afscheid konden nemen."

Adelaide stopte direct met lopen en draaide zich naar Beau toe. "Pardon?" vroeg ze toen lichtelijk verontwaardigd, maar vol hoop dat ze het op de een of andere manier verkeerd had gehoord. Niet mee naar het perron... Zag Beau dan niet dat dat was wat ze nodig had? Een waar afscheid?

"Ik zou het fijner vinden als we hier al gedag konden zeggen," herhaalde Beau. "Dat maakt het wat makkelijker voor mij."

En voor mij dan? wilde Adelaide schreeuwen. Is er iemand hier die nog denkt aan wat het makkelijkst is voor mij? Is er nog iemand die stilstaat bij hoe ik me voel? Of is dat allemaal onbelangrijk geworden sinds de oorlog?

Ze hield de woorden echter tegen. Het was niet eens zozeer dat ze ze niet durfde uit te spreken, noch dat ze bang was een scène te trappen. Het was niet eens zo geweest dat ze haar laatste moment met Beau niet ruziënd door wilde brengen--al was dat natuurlijk niet de situatie die ze ideaal gezien voor ogen had. Waarschijnlijk had ze de woorden ook uitgesproken als ze de plotselinge flits van emotie in Beau's gezicht niet had opgemerkt. Het was kort, maar duidelijk. Mensen zeggen altijd dat ogen alle emoties verraden en hoewel Beau daar meestal een uitzondering was, zag Adelaide het deze keer ook. Slechts een enkele seconde was het zichtbaar, maar het was genoeg. Ze had het gezien. Ze kon het niet eens uitleggen, maar de pijn die slechts enkele seconden gereflecteerd werd in haar grote, donkere pupillen was zo kwetsbaar, zo echt, dat de woorden spontaan verdampte in haar warme ademhaling.

"Als dat..." Adelaide aarzelde even en slikte toen de brok in haar keel weg. Ze wist echter dat dit was wat ze moest doen. Niet omdat ze Beau geloofde, maar omdat ze erop vertrouwde dat er een goede reden voor was. Een reden die ze zou moeten respecteren. "Als dat echt is wat je wil, dan zal ik hier al afscheid van je nemen."

Zelfs het uitspreken van de woorden viel zwaar, maar met de acceptatie voelde ze zich op de een of andere manier lichter. Alsof er een druk van haar schouders af was gevallen. Desondanks maakte het het afscheid niet bepaald gemakkelijker.

Voor de zoveelste keer die dag bemerkte Adelaide de onpeilbaarheid van haar zuster en hoe ze nog steeds niet kon voelen wat haar zus dacht. Het voelde leeg, alsof hun verbintenis nu al aan het vervagen was. Het voelde zelfs ongemakkelijk toen ze naar voren stapte en haar armen in een stevige knuffel om Beau klemde.

"Zorg goed voor jezelf, Beau," mompelde ze in de jas van haar zus. Als reactie drukte die Adelaide nog steviger tegen zich aan. Het leek het eerste teken te zijn dat erop duidde dat Beau haar misschien toch wel zou missen, in plaats van de stoïcijnse blik die ze eerder op haar gezicht had gedragen.

Ze voelde hoe Beau's armen al begonnen te verslappen en merkte dat haar armen hetzelfde deden. Ze wilde niet loslaten. Als ze de tijd kon bevriezen, zou ze dit moment kiezen, voor eeuwig opgesloten in de omhelzing. Het maakte niet uit dat het eigenlijk heel ongemakkelijk was voor beiden, omdat je nooit precies goed stond en iedere positie uiteindelijk wel ging irriteren. Het maakte niet uit dat de hele situatie imperfect was. Dat was juist de hele reden dat dit moment bevroren moest worden. Want hoewel het niet ideaal was, was het wel de beste weergave die je kon krijgen. Vanaf hier zou het alleen maar slechter worden. Nee, als de tijd stopgezet kon worden, moest het nu gebeuren. Maar het was niet mogelijk.

Haar armen hingen binnen enkele tellen alweer slap langs haar lijf. De brok in haar keel groeide en ook de zware druk op haar schouders leek terug te komen. Of nee, niet op haar schouders. Het was eerder op haar borst. Een aparte druk, die het deed lijken alsof langzaam alle lucht uit haar longen geperst werd. Ze kreeg niet genoeg zuurstof binnen, voelde hoe ze stikte in haar eigen ademhaling, maar enkel en alleen van binnen. Van buiten zag ze er even kalm uit als haar zus.

Ze meende iets te zien schitteren bij de ogen van Beau. De ogen die zo erg op de hare leken dat het een exacte kopie kon zijn. Ze meende ook dat het een traan was, maar Beau had het met een beweging al weggeveegd en meer volgden er niet. Ze opende haar mond nog en Adelaide meende dat ze woorden van afscheid zou krijgen, maar Beau had haar mond alweer gesloten. In plaats daarvan draaide ze zich om en liep ze weg. Weg, richting het station. Richting een ander leven, zonder haar familie, zonder haar zusje.

Ze wachtte. Wachtte tot haar zus zich zou omdraaien. Wachtte tot ze zich omdraaide, naar haar toerende. Wachtte misschien zelfs tot er een stortvloed van woorden en tranen van haar zus zouden komen, maar niets van dit alles gebeurde. Beau liep gewoon door. Alsof het niets was wat ze achterliet. Alsof het enkel de weg naar voren was die er toe deed.

En Adelaide wachtte. Wachtte op iemand die niet meer terug zou komen.

Continue Reading

You'll Also Like

zijn leugens By Anastasia

Historical Fiction

3 0 1
Katherina was een vrouw van reputatie & rang. Haar vader deed goede zaken voor het land en haar moeder had een groot sociaal kring. Ze hadden haar he...
98 15 5
Mijn kijk op de Titanic geschreven door Vanja Codée met Historische feiten. Personen van mezelf zijn berust op toeval alle Credits naar TITANIC FA...
1K 275 10
23 juni 1624 Liefste Lynne, Dit wordt waarschijnlijk het langste dagboekstukje ooit. Wat ik allemaal in één nacht gedaan heb, is ongelooflijk. En om...
Amélie By Sarah

Historical Fiction

7.9K 316 27
Amélie is een gewoon meisje dat op het platteland leeft. Ze is enig kind en woont en werkt op de wijngaard van haar ouders. Dan krijgt ze een brief o...