Opdracht 1: Kind

62 8 7
                                    

Even een algemene waarschuwing, dit is niks zoals mijn gewoonlijke schrijfsels. Dit is een inzending voor de schrijfwedstrijd van @Dragongrimm

De opdracht was om in het hoofd van een kind te kruipen onder de tien jaar. Mijn kindertijd is al een tijd geleden, maar er is één gebeurtenis die me altijd bij is gebleven en ik heb besloten om deze als inspiratie te gebruiken.

Genregewijs is het eerder een tragedie denk ik, dus totaal tegenovergestelde van wat ik anders schrijf. Veel leesplezier.

880 woorden

Alles was leuk

Deze ochtend toen ik naar school ging, was alles nog leuk. Ik had mijn lievelingsontbijt meegekregen, cornflakes, om in de opvang op te eten en we gingen met de hele klas knutselen voor moederdag. Alles was leuk.

Net toen ik een heel mooie bloem aan het uitknippen was, werd ik door de juf naar buiten gehaald. Ik had al schrik. Ik had Robert voor de grap van zijn stoel geduwd, maar hij had niet zoveel pijn gehad. Zou ik in de problemen zijn?

Toen zag ik mama. Mama zei dat we naar huis gingen. Leuk naar huis! Ik nam snel mijn jas en boekentas en zwaaide naar mijn vriendjes. Ik ging naar huis, andere leuke dingen doen, want thuis was het ook altijd leuk.

Met mijn hand vast, liepen we door de school naar de klas van Sander, mijn grote broer. Ik zwaaide naar hem terwijl mama met zijn juf babbelde. Sander ging mee naar huis! Dat is nog leuker. De volgende stop ging dan waarschijnlijk zijn om mijn babybroertje op te halen en dan waren we allemaal samen thuis. Alles was leuk.

We reden rechstreeks naar huis en ik babbelde over wat ik aan het knutselen was. Toen mama de auto stopte, zag ik superveel auto's bij ons voor de deur staan. Zoveel auto's zag ik alleen maar tijdens de verjaardagsfeestjes van mama of de communie van mijn broer. Misschien was er wel een feestje! Feestjes zijn altijd leuk.

Blij liep ik met mama en Sander naar binnen. Ik gooide mijn jas op de haak en mijn tas in de hoek en rende naar de living. Daar zat heel mijn familie! Al de broers en zussen van mama, mijn oma, opa, meme en pepe en zelfs mijn peter! Wat een leuk feestje ging dit worden. Ik was zo opgewonden door de gedachten en ik zwaaide naar iedereen.

Maar... Niemand zwaaide terug. Iedereen leek zo... niet blij, maar ... verdrietig. Niemand zag eruit alsof we een feestje ging vieren. Ik keek achter me en zag mama en papa staan en ik keek naar hun gezichten. Ze waren niet aan het glimlachen, nee. Mama was aan het wenen. Ik vond het niet leuk als mama weende.

Ik stapte langzaam op papa af en hij zei dat er iets ergs was gebeurd vannacht. Iets ergs? Maar heel de familie was hier, iedereen van wie ik hield, was hier. Behalve... Ik keek weer naar papa en ik hoorde zijn stem breken, voor de eerste keer in mijn leven. Mijn papa was mijn rots, mijn papa was de sterkste man in de hele wereld en ik zag tranen in zijn ogen.

"Brammetje was overleden," zei hij.

Ik schudde mijn hoofd en schreeuwde luid, "Nee." Ik rende naar de deur, rukte die open en liep naar mijn slaapkamer.

Mijn leuke roze slaapkamer. Maar die slaapkamer was niet meer leuk, niets was meer leuk zonder Brammetje. Ik speelde met Brammetje in mijn roze slaapkamer. Ik kon met hem op het bed met blokjes spelen en alles was leuk, maar niet meer.

Ik rolde me op in een bolletje op mijn bed en probeerde te vergeten wat papa had gezegd. Het kon niet waar zijn, het was een leugen. Ik hoorde de deur opengaan en voelde de armen van mama rond me heen. Ik voelde haar lichaam schokken en stille snikken klonken achter me. Mama mocht niet wenen, het was niet leuk als mama weende. Ik draaide me om en gooide mijn korte armpjes rond haar nek. Knuffels waren leuk, knuffels zorgden ervoor dat de tranen stopte en ik wou dat de tranen stopte, want ik voelde dat mijn tranen ook kwamen en ik wou dat niet.

Vechtend tegen de stomme tranen, lag ik daar met mama voor wat leek als een eeuwigheid, maar voelde als veel te kort. Papa kwam ons weer halen. Als we hem nog een laatste keer wouden zien, moesten we nu naar het ziekenhuis vertrekken. Mama en papa vroegen of ik Brammetje nog een laatste keer wou zien. Natuurlijk wou ik dat, want Brammetje kon niet dood zijn.

De autorit was stil. Ik wou niet babbelen, ik wou zien dat Brammetje niet dood was. De koude ziekenhuisgangen leken kilometers lang. We stonden met ons vieren voor een deur. Een saaie witte deur.

Mama vroeg wie hem nog wou zien en ik zei luid: "Ikke". Sander en papa gingen niet mee. De saaie deur ging open en een man in een witte jas wees ons naar een tafeltje. Daar lag Brammetje. Zo klein, zo schattig, zo leuk... Zo blauw. Dat was niet de juiste kleur. Brammetje moest roze zijn, mijn lievelingskleur, niet blauw. Blauw was geen leuke kleur. En hij lag zo stil. Normaal bewoog hij zoveel. Hij rolde om, hij begon zelfs als te kruipen. Zelfs als hij sliep bewoog hij nog, maar nu helemaal niet.

Ik keek naar de man in de lange witte jas en ik vroeg of ik hem mocht strelen. Ik streelde altijd zijn bolle wangetjes, die waren altijd zo warm en zacht en als hij wakker was, giechelde hij als ik die streelde. Ik hief mijn hand op en streelde zijn wangetje, nog altijd zacht, maar niet warm. Koud, zo koud als het blauw van zijn huid. Brammetje was weg. De dag was niet meer leuk.

PlakboekWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu