Proloog

6 0 1
                                    


'Urnak, waarom staan we stil?' Klonk een geërgerde stem vanuit de koets die hem op een haar na had overreden. 'Ik dacht dat ik iets zag heer.'
'Tenzij het op het punt staat om ons te doden rijden we nu verder. De keizer zal niet op ons wachten om het banket te beginnen.' Blafte de heer naar zijn begeleider. Na nog een laatste arwanende blik op de donkere weg te hebben geworpen knikte Urnak en gaf het bevel om de koets weer in beweging te zetten.

Wat ze niet wisten was dat ze net een extra passagier hadden opgepikt. De man was volledig in het zwart gekleed en hing aan de onderkant van de koets. De man, een Dordaniër was op een uiterst belangrijke missie. Heer Nofta had hem de taak gegeven om keizer Ordak in het oog te houden. En eerder die week had zijn informant, een bediende in kasteel Drachma, hem verzekert dat er die nacht een belangrijke vergadering zou plaatsvinden. En dus was het de taak van de Dordaniër om bij het banket aanwezig te zijn.

Het was een riskante missie, normaal kon hij aan de informatie raken die hij nodig had door een paar munten in de juiste handen te drukken, maar vandaag was anders. De keizer had een geheime boodschap gestuurd naar al zijn trouwste vazallen met een uitnodiging voor een banket. Hijzelf had de boodschap maar net kunnen onderscheppen om te verifiëren wat zijn informant hem verteld had. En nu moest hij binnen zien te raken in een van de best bewaakte plaatsen in heel Lodrakië. Daar kwam de koets van de edelman van te pas, met een kleine constructie had hij een val gezet in het woud waar de weg doorliep zo ontworpen om de wachters van de edelman af te leiden zodat hij genoeg tijd had om onder de koets te glippen en zich vast te snoeren met een touw.

De koets zette zich weer in beweging en waggelde voort over de kasseienweg. Na een tijdje kwam de koets aan bij de poorten van de kasteelmuur.

'Halt!' Riep een van de kasteel wachters naar de koetsier, 'Wie gaat daar?' De man zag de voeten van de wacht dichter komen en stoppen naast de bok van de koets. 'Heer Dagoran op uitnodiging van keizer Ordak, ik heb de uitnodiging hier ergens. Ah! Hier is het.' Zei de man na wat rommelende geluiden.

'De papieren lijken in orde,' zei de wacht na een poosje, 'maar voor u mag doorrijden moet ik de koets inspecteren.' De Dordaniër vloekte binnensmonds, dit was een dom plan geweest, hij had het moeten weten dat ze de koetsen zouden nakijken. Heer Dagoran leunde uit de koets, 'Moet dat echt? Het is een lange reis geweest.' Zei hij geïrriteerd. 'Orders van de kapitein heer, elke koets moet gecontroleerd worden anders krijgen ze geen toegang tot het kasteel.'
'Goed dan, maar doe het snel.' Dagoran plofte terug in zijn zetel. De man maakte van de afleiding gebruik om zich los te maken van de koets en af de weg in de struiken te rollen.

Hij wachtte tot de wachters hun inspectie gedaan hadden en de koets doorreed voor hij zo stil mogelijk de weg verliet.

'Dan maar op de moeilijke manier.' Mompelde hij terwijl hij twee speciaal gemaakte dolken van achter zijn riem nam. Een extra stuk metaal was aan de lemmeten van de dolken vastgemaakt waardoor ze een T-vorm hadden. Hierdoor hadden de dolken meer grip toen hij ze tussen de voegen van de muur ramde en zich met een zachte kreun optrok. Na een korte klim, waarbij hij zorgvuldig zijn tenen tussen de voegen van de ruwe stenen zette bereikte hij de kantelen. Voor hij zich op de kantelen hief luisterde hij aandachtig, verschillende wachters liepen over de muur en hij kon het risico niet lopen om gezien te worden. Na tien minuten daar te hebben gehangen had hij de wandelpatronen van de wachters uit het hoofd geleerd. Hij wachtte tot een van de wachters hem passeerde en om een hoek verdween voor hij zich zo stil mogelijk op de kantelen hief. Snel liep hij naar de wachttoren en daalde voorzichtig de trap af naar de begane grond. Door zijn zwarte kleren was hij nauwelijks zichtbaar in de donkere tuinen die het paleis omsingelden dus haastte hij zich over het terrein zonder zich veel zorgen te maken. De paar patrouilles die doorheen de tuinen liepen kon hij makkelijk ontwijken omdat hij het lantaarnlicht van op een grote afstand reeds kon zien afkomen. Toen hij het kasteel bereikte bekeek hij zijn opties, hij kon logisch gezien niet binnengaan door de voordeur en de diensteningang wemelde momenteel van het personeel dat zich klaarmaakte voor het banket.

Het legioenOnde as histórias ganham vida. Descobre agora