xiv

12 4 0
                                    


Verschrikt bleef ik hem nakijken.

Niemand had weer Tijd nodig.

Dit keer gaf ik hem twaalf dagen.

Toen ik Niemand weer sprak, ging het over Groot en Klein.

Ik zat naast Niemand en zei dat Groot ook Klein kon zijn.

Niemand staarde mij verbaasd aan en sprak tegen mij dat Klein ook best Groot kon zijn.

Ik knikte en negeerde Niemand's zachte gesnik.

Niemand & IkWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu