.2.

8 2 0
                                    

De tweede keer die avond kwam er wel een rare gast binnen. De herbergier zuchtte eens. Hij had verwacht dat dezelfde man die avond weer terug kwam en zijn hoofd eraf zou hakken. Zo'n gevoel had hij gehad toen de jongeman hem die vragen stelde.

Maar het was geen man die de deur opensloeg, het was een slank figuur, een vrouw gezien aan het gestalte en ze had haar kap diep over haar hoofd getrokken. Ze liep elegant naar de bar. De herbergier zag dat ze onder de zwarte mantel een zijden jurk aanhad, met gouden details. Het moest wel een erg rijk iemand zijn en hij wist dat rijke nooit alleen binnen kwamen.

Ze stopte voor de bar. Een lok rossige haar stak onder de kap vandaan. De netzichtbare diepbruine ogen keken hem doordringend aan. De waard voelde hoe warmte zijn hoofd overnam, een sprankeltje geluk vloog door zijn hele lichaam.

'Wat kan ik voor u doen mevrouw,' zei hij beleefd. 'Een maaltijd? Een bed? U zegt het.' De vrouw keek weg. Ze zocht met haar ogen naar iets in de ruimte.

'Ik hoef geen maaltijd,' zei ze. Haar stem leek wel van fluweel, toch klonk ze boos. 'Alleen wat-' ze wachtte even- 'wijn. Hebt u wijn?'

'Natuurlijk, natuurlijk,' zei de waard.

'En een kamer,' zei de vrouw. 'Een kamer voor een persoon.'

'Natuurlijk, natuurlijk. Neemt u maar een plaatsje ergens. Er is nog een tafeltje vrij in de hoek.' De vrouw knikte en liep zonder struikelen, zonder beetgegrepen te worden naar het tafeltje in de hoek. Ze ging zitten en de dronken mensen begonnen weer met zingen en te praten. Iemand schoot een grote kan bier met een geut in zijn keel. Zijn vrienden lachten en joelden.

De vrouw stopte het plukje rode haar in haar mantelkap. Ze voelde met haar warme vingers over het hout, alsof ze een splinter probeerde te krijgen. Ze stopte toen een dienster een beker wijn op haar tafeltje zette en haar nog een glimlach gunde.

Ze greep niet meteen naar de wijn. Ze snoof eerst even, de haard maakte een steekvlam en ging weer naar zijn normale positie. Iedereen was te dronken om het op te merken. Ze klemde de beker in haar twee handen en dronk.

Ze wist dat haar broer haar nooit in een herberg zou verwachten, in een plaats waar iedereen zong en het gezellig had. Ze mocht dan instaan voor deze dingen, het betekende niet dat ze het graag zelf deed. Dat gunde ze anderen.

Ze nam een slok.

En nog een.

En nog een.

Het deed haar niets.

Ze dacht na. Wat zou er gebeuren wanneer haar afwezigheid opgemerkt werd, wat zou haar broer zeggen, wat zouden haar zussen zeggen, wat zou die kleine rotkop zeggen. Wat zou iedereen denken, zouden ze zeggen wat ze dachten, zouden ze het voor zichzelf houden, zouden ze haar missen, zouden ze haar terug willen.

Ja, ze wouden haar terug. Want ze waren bang en vonden het eng dat er niet meer was.

En ze waren kwetsbaar, want sommige vuren in tempels zouden uitgaan nu ze haar zetel niet meer had. Stervelingen zouden verbaasd zijn, zich afvragen wat er gebeurde, het vuur aan proberen aan te maken wat niet zou lukken, ze zouden bidden, offeren. Maar het zou niets uitmaken.

Snel zouden ze merken dat er iets mis was, snel zouden ze niet meer gaan offeren, snel gingen ze zich realiseren dat de goden hun wellicht niet meer hielpen, snel keerden ze hun rug naar hen toe.

Ze werd uit haar gedachten getrokken door hout op hout. De stoel aan de andere kant van de tafel werd naar achteren getrokken en er ging iemand op zitten.

Ze kon haar irritatie niet verbergen.

Ze keek op, haar kap viel van haar hoofd. En de jongeman was even verbaasd door haar schoonheid. Haar halflange rode haren waren al uiterst bijzonder, maar hoe de energie van haar afstraalde was speciaal.

De jongen was misschien ook wel knap, dat wist ze niet zeker, ze had namelijk nooit met die interesse naar iemand gekeken. Hij had bruine korte krullende haren, door de krullen zaten ze erg in de war, een kleine neus, een brede grijns, smalle wenkbrauwen, bruine doorzichtige ogen, een sluw uiterlijk. En hij was jong, natuurlijk jonger dan haar, maar hij was in uiterlijk ook jonger. Alleen zou je er niet erg veel van merken.

Ze wist meteen dat hij een dief was.

Niet een meesterdief, of hoe ze het ook noemen, het was een jongen die stool om de eindjes aan elkaar te kropen, iemand die rondreisden.

Maar hij had ook iets goddelijks moest ze bekennen, waarschijnlijk de manier waarop hij keek en hoe zelfverzekerd hij voor haar zat.

Ze schoof haar stoel een beetje naar achteren, de tafel tussen hun was niet genoeg.

'En wie mag u wel niet zijn?' vroeg ze.

'Noem me maar jij,' zei de jongen. 'Anders klink ik zo oud, en ik ben niet zo oud. Hé.'

Ze haalde haar bruine rode wenkbrauwen op. 'Sorry?' vroeg ze. Niemand had ooit zo tegen haar gepraat.

'O het spijt me,' zei hij. 'Noem me maar jij, dat klinkt gepaster.' Zei hij op een deftige stem.

'Goed,' zei ze. 'Maar u hebt mijn vraag niet beantwoord.'

'Mijn naam is Manolis, maar ze noemen me Mano. Klinkt simpeler. En u naam?'

'Chara,' antwoordde ze, 'niet echt een moeilijke naam om te onthouden, niet?'

'Yep,' zei Mano. Hij nam een slok van zijn wijn. Ze had nog niet gemerkt dat hij zijn drinken mee had genomen. En ze was nogal overdonderd door zijn taal.

'Mag ik vragen wat u hier doet en waarom u hier bent gaan zitten?'

'Fijn dat je het even vraagt,' zei Mano wat blijer. 'Ik ben op doorreis en ik dacht waarom zou ik deze jongedame niet even vrijgezellen op deze gezellige avond.'

'Als je maar niet zo dom gaat doen als de rest in deze ruimte.'

'Ik zou niet durven.' Voor het eerst die avond werd er een lach op haar gezicht getoverd. Mano lachte. 'Dus Chara, mag ik vragen waarom jij hier bent.'

'Ik ben weggelopen,' zei ze. 'Ik denk dat ik iets anders van het leven wil zien.' Ze zag hoe hij keek naar haar zijden jurk.

'Van een rijk huis?' vroeg hij.

'Ja, heeft u daar een probleem mee?'

'Nee.. en het is jij. Dat moet je onthouden.' Hij tikte met zijn wijsvinger op de rand van haar mok. Ze trok haar neus op. De dronken lieden lachten even hard. Ze draaide haar hoofd naar de mensen. Een man was van zijn stoel gevallen.

'Wat is uw eindbestemming?' vroeg ze. Ze keek hem recht in de ogen aan. Hij leek even overdonderd.

'Dat zou ik niet kunnen zeggen,' zei hij, 'en als u het wilt weten moet u anders eens meegaan.'

'Dan moet ik eerst de locatie weten,' zei ze. 'Dan moet ik eerst weten wat u wilt doen en waarom u me mee wilt nemen.'

'Dat is omdat ik wel eens gezelschap wil en..' hij wachtte even.. 'u wilde wel iets anders van het leven zien, en het is nou net dat ik dat aan u kan geven.' Hij glimlachte even.

'En als ik meega,' zei ze. 'Wat is het voordeel voor mij.'

'Ten eerste,' zei hij, 'een nieuwe blik op de wereld. En ten tweede.' Hij wachtte even. 'Een avontuur.'

'Een avontuur?'

'Houdt u dan niet van avonturen, u leek me wel iemand die daar voor ingesteld was.'

Het was een aantrekkelijk aanbod. En ze wist niet waarom.

'Ik denk erover na,' zei ze. 'En misschien hebt u dan wel geluk.'

.

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: Sep 30, 2020 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

saturnWhere stories live. Discover now