Foppe deed alsof hij Lupos niet gehoord had en maakte een geluid alsof hij een harde wind liet. Professor Lupos pakte zijn toverstok.
'Dit is een nuttig spreukje.' Zei hij over zijn schouder tegen de leerlingen. 'Let goed op.'
Hij hief zijn toverstok op, zei: 'Gommibommi!' en richtte hem op Foppe. De kauwgom schoot met de kracht van een kogel uit het sleutelgat en verdween in Foppes linkerneusgat. Foppe keerde zich om, zodat hij weer recht hing en zoefde vloekend weg.
'Cool, Professor!' Zei Daan Thomas verbaasd.
'Mooie, Remus! Euh... Professor!' Riep Anna.
Mare grijnsde alleen maar.
'Dank je, Daan, Anna.' Zei Professor Lupos. 'Naar binnen, graag.' Zei Professor Lupos, die de deur opendeed en opzij stapte.

De leraarskamer, een lang vertrek met donkere lambrisering en een hoop niet bij elkaar passende stoelen, was verlaten, op één leraar na. Professor Sneep zat in een lage fauteuil en keek om toen de leerlingen binnenkwamen. Zijn ogen fonkelden en er speelde een onaangename grijns om zijn mond. Toen Professor Lupos ook binnenkwam en de deur dicht wilde doen zei Sneep: 'Laat maar open, Lupos. Ik ben hier liever geen getuige van.' Hij stond op en beende met wapperend, zwart gewaad langs de leerlingen naar de deur. In de deuropening draaide hij zich om en zei: 'Misschien ben je niet gewaarschuwd, Lupos, maar in deze klas zit een zekere Marcel Lubbermans. Ik raad je aan om hem vooral niks moeilijks te laten doen, tenzij Jufrouw Griffel constant aanwijzingen in zijn oor sist.'
Marcel werd vuurrood en Harry keek Sneep woedend aan. Het was al erg genoeg dat hij Marcel tijdens zijn eigen lessen kleineerde, zonder dat ook nog eens in het bijzijn van andere leraren te doen. Professor Lupos trok zijn wenkbrauwen op.
'Ik had juist gehoopt dat Marcel me zou assisteren tijdens de eerste fase van de les en ik weet zeker dat hij dat naar volle tevredenheid zal doen.' Zei hij. Marcel's gezicht werd zo mogelijk nog roder. Sneep's bovenlip krulde om, maar hij ging naar buiten en trok de deur met een klap achter zich dicht.

'Idioot!' Mompelde Mare boos. 'Dat zou je beter tegen Sneep rechtstreeks zeggen.' Zei Anna. 'Ben je helemaal gek? Het is niet omdat hij me niet haat, dat hij niet nog steeds doodeng is!' Zei Mare. 'Haat hij je niet? Ik dacht dat hij alleen de Zwaderaars mocht?' Vroeg Harry. 'Dat is ook zo.' Legde Mare uit. 'Maar hij haat alleen de Grifoendors. Sneep mag de Huffelpufs en Ravenklauwers misschien niet, maar hij haat hen niet. Die haat is alleen voor Grifoendor omdat zij nu eenmaal de grote rivaal zijn van zijn geliefde Zwaderaars.'
'Goed.' Zei Professor Lupos, die gebaarde dat de leerlingen moesten meekomen naar de verste hoek van de kamer, waar een oude kleerkast stond waarin de docenten hun reservegewaden bewaarden. Professor Lupos ging naast de kast staan, die plotseling begon te schommelen en tegen de muur sloeg.
'Maak je geen zorgen.' Zei Professor Lupos kalm, omdat er een paar mensen geschrokken achteruit waren gedeinsd.
'Er zit een boeman in.'
De meeste leerlingen vonden dat blijkbaar weldegelijk een reden om je zorgen te maken. Marcel keek Professor Lupos doodsbenauwd aan en Simon Filister staarde geschrokken naar de rammelende deurknop.
Professor Lupos begon een hele uitleg te geven over boemannen, maar eigenlijk was Anna niet echt geïnteresseerd. Remus' vader verjoeg vroeger boemannen voor zijn werk en Remus had Anna en Mare vaak over Boemannen verteld. Pas bij het laatste stukje kreeg ze haar aandacht terug.
'Wat voor Boemannen fataal is, is namelijk gelach. Jullie moeten hem dwingen om een vorm aan te nemen die jullie grappig vinde. Laten we die bezwering eerst oefenen zonder Toverstokken. Zeg me na... Ridiculus!'
'Ridiculus!' Zeiden de leerlingen in koor.
'Goed zo.' Zei Professor Lupos. 'Heel goed. Maar dat was het gemakkelijke gedeelte. Het woord alleen is niet genoeg. Zoals jij nu gaat demonstreren, Marcel.'
De kast beefde opnieuw, maar lang niet zo erg als Marcel, die naar voren sjokte alsof hij op weg was naar het schavot.
'Goed, Marcel.' Zei Professor Lupos. 'Om met het begin te beginnen: waar ben je het aller-aller-bangst voor?'
Marcel's lippen bewogen, maar er kwam geen geluid uit.
'Sorry, Marcel, ik verstond je niet.' Zei Professor Lupos monter.
Marcel staarde enig sinds verwilderd op zich heen, alsof hij de anderen om hulp smeekte, maar fluisterde toen nauwelijks hoorbaar: 'Professor Sneep.'
Bijna iedereen lachte en zelfs Marcel grijnsde verontschuldigend, maar Professor Lupos keek bedachtzaam.
'Professor Sneep... hmmmm... je woont bij je grootmoeder, nietwaar Marcel?'
'Eh... ja.' Zei Marcel Nerveus. 'Maar ik wil ook niet dat die boeman in m'n oma verandert.'
'Nee, nee, dat bedoel ik niet.' Zei Lupos glimlachend. 'Zou je ons willen vertellen wat voor kleren je grootmoeder meestal draagt?'
Marcel keek hem stomverbaasd aan, maar zei toen: 'Nou... altijd dezelfde hoed. Een hoge met een opgezette gier erop. En een lange jurk... groen normaal gesproken... en soms een stola van vossenbont...'
'En een tas?' Spoorde Professor Lupos hem aan.
'Ja, een grote rooie.' Zei Marcel.
'Prima.' Zei Professor Lupos. 'Kun je die kleren voor je zien, Marcel? Kun je ze voor je geestesoog halen?'
'Ja.' Zei Marcel onzeker. Het was duidelijk dat hij zich angstig afvroeg wat de volgende stap zou zijn.
'Als die boeman uit de kast springt en jou ziet, Marcel, zal hij de vorm aannemen van Professor Sneep.' Zei Lupos. 'En dan hef jij je toverstok op, zo, en roep je "Ridiculus!" En concentreer je je uit alle macht op je grootmoeders kleren. Als alles goed gaat, zullen we zien dat Professor Boeman Sneep plotseling die hoed met die gier opheeft, die groene jurk draagt en die grote, rode tas in zijn hand heeft.'
Iedereen schaterde van het lachen en de kleerkast schommelde nog heftiger heen en weer.
'Als Marcel succes heeft, zal de boeman waarschijnlijk zijn aandacht een voor een op de andere richten.' Zei Professor Lupos. 'Ik wil dat jullie nu vast bedenken waar jullie het allerbangst voor zijn en hoe jullie dat er komisch uit kunnen laten zien...'
Anna dacht niet lang na. Het antwoord was raven. Ze was als de dood voor die beesten. Toen ze heel klein was was ze een keer aangevallen door een hele zwerm. Ze krauwden en pikten en je kon ze niet ontvluchten want ze waren altijd te snel. Nieuwsgierig keek Anna eens in de richting van Mare. Mare was bleek geworden en leek oprecht doodsbang. Remus had vaak over Boemannen verteld, maar Mare was er nooit echt bang voor geweest. Of was dat alleen schijn geweest? Nee, Mare kon geen dingen verborgen houden voor haar, toch?
'Is iedereen klaar?' Zei Professor Lupos. Hij trok de deur open en Professor Sneep stapte naar buiten. Marcel voerde de spreuk goed uit en de volgende ook. Er kwam van alles voorbij: Mummies, Feeksen, Spinnen.
Anna's oog viel op Mare. Bij elke nieuwe vorm van de boeman leek ze bleker te worden. Mare deinsde achteruit. Weg van de boeman. Of dat probeerde ze toch. De enthousiaste leerlingen duwden haar naar voren en ze viel languit voor de boeman op de grond. Met ogen vol angst ging ze rechtzitten. Remus leek haar snel weg te willen trekken, maar het was te laat en de boeman veranderd van vorm. Anna dacht even dat ze opluchting in het gezicht van Remus zag toen de boeman de vorm van een lange man aannam. De man was kaal en hij droeg een vuil hemd dat ooit wit was geweest en een lange zwarte broek. In zijn rechterhand hield de man een bijna lege fles sterke drank en in zijn linkerhand hield hij een lang, bebloed mes. Mare gilde en liet haar toverstok vallen. Ze kneep haar ogen dicht en drukte haar handen tegen haar oren. Ze schreeuwde hysterisch. Ze gilde en krijste. Anna rende bezorgd naar haar toe, samen met een paar Huffelpufs. Joost Flets-Friemel sloeg zijn armen om haar heen en fluisterde geruststellend. Hannah Albedil klopte zachtjes op haar schouder en Ernst Marsman en Suzanne Bonkel gingen bezorgd bij haar zitten. Mare schreeuwde nog steeds en leek niet door te hebben dat haar vrienden er waren. Anna ging tussen Mare en de boeman staan en knielde bij Mare neer. Ze trok Mare's handen van haar oren. 'Mare! Het is niet echt! Het is maar een boeman! We zijn hier!' Riep ze in een poging over Mare's geschreeuw uit te komen. Anna ging langzaam overeind staan. Ze stond nu dichter bij de boeman dan Mare. De boeman zou haar angst hebben aangenomen. Langzaam draaide ze zich om. Wat ze zag was zoveel erger dan alleen raven. Er waren raven, uitraard, een hele zwerm. Ze kolkten als één grote, zwarte tornado door de lucht, maar daar ging het niet om. Het ging om de grote, zwarte hond die op de grond lag. Hij was stervende en de raven plaagden hem. Één voor één pikten ze in de grote, open wond in zijn zij. Maar waar de rest een hond zag, zag Anna haar vader.
'Ridiculus!' Zei Anna met een niet al te vaste stem. Maar het hielp niet veel. De hond bleef en de duizenden raven veranderden in miljoenen zwarte veren die als zwarte sneeuw naar beneden dwarrelden. Maar nu de raven weg waren, zag je ook het bloed van de hond op de grond. Anna had het gevoel dat haar keel dichtgeknepen werd toen het bloed begon te bewegen. Uit de enorme plas bloed kwam een witte wolf tevoorschijn. Niet zomaar een wolf, háár wolf, Kira. Ze was helemaal wit, afgezien van het bloed van de hond dat aan haar poten en borst zat. Kira keek toe hoe de zwarte hond stierf en toen de laatste zwarte veer op de grond viel, blies de hond zijn laatste adem uit. Één enkele traan viel langs de wolfs neus op de grond en toen gooide ze haar kop in haar nek en huilde. Het was een hol geluid, gevuld met verdriet, machteloosheid en wanhoop. Sommige dingen waren eng geweest, andere raar en en weer andere grappig. Maar dit was op de één of andere manier hartverscheurend en tegelijkertijd angstaanjagend.
Anna liet bijna haar toverstok vallen en rende weg. Professor Lupos riep haar nog, maar ze luisterde niet meer. Ze rende naar Egbert, maar die was op jacht. En Anna kon alleen maar huilen, om iets dat niemand anders kon begrijpen. Dacht ze.

De zus van Anna ZwartsWhere stories live. Discover now