Hoofdstuk 1: Zijn we er bijna?

83 13 8
                                    

Ik zie mezelf niet als een angstig persoon. Ik ben niet bang voor het donker, niet bang voor monsters, spinnen, hoogtes, mensen of kleine ruimtes. Ik ben niet bang om dood te gaan en ik ben niet bang voor pijn, voor zover dat mogelijk is. Ik ben niet bang voor zombies, dieven of criminelen, en niet voor spirits - niet meer. Ik ben niet bang voor spoken en niet bijgelovig. Ik ben niet bang om op te staan en mijn mening te vertellen.

Er zijn maar twee dingen die ik koste wat het kost vermijd. Eén angst is dat mensen me niet aardig vinden, niet van me houden, me niet willen of nodig hebben. De andere angst is dat ik de controle verlies.

Tijdens ons gevecht op de boot waren we de controle compleet verloren.

Ik wierp een schuine blik op Yoru. Ze liep onrustig over het dek. Sinds het gevecht, een week of zo geleden, leek ze geen kalmte te kunnen vinden, parelgroene ogen rond flitsend en handen altijd frutselend met iets. Ze wilde er niet over praten, niet eens behoorlijk onze dank aannemen, en bleef herhalen dat ze zich niet zo had moeten laten gaan. Ik gaf het maar wat tijd. Uiteindelijk moesten de positieve reacties wel aankomen, toch?

Een vreemde sensatie ging door me heen, een soort gewaarwording. Zij was de enige reden dat we hier nog stonden. Zonder Yoru hadden we het niet gered. Zonder Yoru had Shu ons allemaal gevangen genomen. We waren de situatie ingesprongen, zonder na te denken. Zonder een goed plan.

Ik zuchtte en wreef door mijn ogen.
Onder me deinde het dek op en neer, op en neer. Touwen kraakten en golven klotsten tegen de romp van de boot. Het zeil klapperde boven ons, een trotse groene rechthoek doorstreept met dwarslatten.

Om me heen weerklonk het geroezemoes van de rest van de passagiers. Ze zaten verspreid over het houten dek, spelend, lachend en pratend. Af en toe klotste een grote golf tegen de boeg en verspreidde zich een fijne witte nevel over het dek, om na een paar seconden weer te verdwijnen.

Het was magisch.

Kyo stond bij de stuurman op het achterdek en bekeek nauwkeurig hoe die het roer met kleine bewegingen bijstuurde. Hij zei niks, maar zijn ogen waren versmald en zijn vingers trommelden op de reling. Hij stond altijd open om nieuwe vaardigheden te leren op het gebied van zeilen en had de stuurman, die blijkbaar heel goed was, al vanaf dag één achtervolgd.

Ik glimlachte lichtjes. Zijn donkere ogen hadden even hun harde blik verloren en waren zacht en nadenkend, alle informatie opnemend zonder te oordelen of zich zorgen te maken over de wereld om hem heen.

De volgende in de rij was Storm. De beer van een jongen stond bij de reling, uitstarend over de golven. Zijn donkere wenkbrauwen en sluike haar zaten vol druppels, alsof ze versierd waren met duizend kleine parels, en zijn kleding was doorweekt. De opspattende golven sloegen nog weleens over hem heen. Het leek hem niet te deren.

Volgende. Tess. Ze speelde met een vuurtje in haar hand, wat haar een waarschuwende blik van het personeel opleverde. Maar Tess maakte geen fouten, zeker niet als het vuursturen betrof, en ze worp de kritische bemanning een spottende glimlach toe. Het vuur groeide en zwakte af in haar handpalm. Kleine, mensachtige vlammetjes vochten met elkaar en spatten uiteen in vonken. Het licht weerspiegelde in haar donkerbruine ogen.

Oh, en kijk, daar was Fu. Hij las in mijn nieuwe mytheboek, waar hij uitermate beleefd de vorige avond om had gevraagd. Natuurlijk had ik het hem gegeven. De tengere jongen verslond elk stukje informatie waar hij zijn handen op kon krijgen. Zijn smaragdgroene ogen vlogen vluchtig over de letters en zijn lippen mompelden geluidloze woorden. Af en toe klonk het ritselende geluid van een pagina die gehaast om werd geslagen. Ook hij vermaakte zich prima, op zijn eigen manier.

Laatste. Yoru. Ze was ondertussen weer naar het voordek gelopen en ging naast Fu zitten. Vragend tikte ze op zijn schouder. Hij keek op, een lichte tegenzin in zijn ogen. Yoru's lippen bewogen en hij knikte als antwoord. Ik kon het niet verstaan. Verveeld keek ik weer naar de deinende zee.

GegroeidWhere stories live. Discover now