14 | S p i e g e l b e e l d

Start bij het begin
                                    

Ze voelde zich warm worden bij de gedachten aan wraak. Het voelde goed op een verkeerde manier. Een zacht gegiechel kwam uit haar mond. Het geluid deed een schok door haar lichaam gaan. Met een ruk draaide ze zich om. De gang was bijna helemaal leeg en deuren langs de witte muren waren gesloten, maar bij het trappenhuis stond Miriam. Het meisje was haar gevolgd.

Wat zou ze wel niet van haar denken? Zouden de puzzelstukjes voor haar op hun plek vallen? Storms hart bonsde luid. Miriam zou haar ongetwijfeld het label gestoord geven. En ze zouden geen ongelijk hebben. Een paar seconden lang staarden ze elkaar aan, ze keken niet naar elkaars ogen, maar naar de met inkt gevulde harten. Wachtend op degene die de eerste stap zette.

Toen bracht Miriam haar vinger voorzichtig naar haar mond. Ze plaatste hem op haar lippen, voor ze kamer 301 in liep. Storm alleen latend in de gang, met een waarom die door haar hoofd spookte. Waarom was ze dit aan het doen? Waarom bleef Miriam vriendelijk, zelfs nu ze zo bot was? Waarom was ze zichzelf aan het verliezen?

Was ze te ver te gaan? Zodra die gedachten door haar hoofd schoot, zag ze het weer voor zich. Elk detail van de nacht die haar leven had veranderd was nog even scherp. De grijns die Linsay had gehad, was vreselijk geweest. Ze herinnerde zich nog goed hoe het voelde toen haar wereld in een nacht verdween.

Er was hier maar een iemand gestoord en ze was het zelf niet overtuigde ze zichzelf voor de zoveelste keer. Het was een leugen, maar als je een leugen maar vaak genoeg vertelde, ging je er zelf in geloven.

Ze liep richting de deur aan het einde van de gang. Ze stak haar sleutel in het slot en draaide hem om waardoor de vertrouwde klik klonk. De geur van kruidenthee kwam haar tegemoet. Storm voelde met haar hand langs de muur totdat ze het plastic vierkantje van het lichtknopje bereikte. Dat drukte ze in en de lichten sprongen vrijwel direct aan. Met een zucht zette ze haar tas in de kast. Vervolgens liep ze naar de badkamer om haar haren in een staart te doen.

Het figuur dat ze begon te worden, liep haar in de spiegel tegemoet. Van buiten nog steeds hetzelfde. Lange zwarte haren, een speelse pony, donkere ogen en gebarsten lippen die ooit gesierd waren met een lach. Vanbinnen was ze al jaren niet meer hetzelfde. Het vuur had de persoon wie ze vroeger was geweest weggebrand. Toen de genadeloze vlammen haar hadden vastgegrepen, was er iets in haar gebroken.

Ze kon bijna ruiken hoe rook de kleine badkamer vulde. Het prikte in haar ogen en brandde in haar longen. De hitte kroop als een rilling over haar rug. Elke ademhaling deed pijn, maar ze mocht niet opgeven. Storms ogen vielen dicht als gordijnen. Haar ademhaling versnelde om zuurstof te vinden. Ze moest hier weg. Elke stap kon haar laatste zijn. De muren zouden ineen vallen en haar er tussen in begraven. Een schreeuw borrelde op in haar keel.

Stop! Koud water spoelde over Storms gezicht toen ze haar hoofd onder de kraan duwde, voor het geluid uit haar mond kon ontsnappen. De kou leek de vlammen te verdrijven en de badkamer kwam weer terug. Ze opende haar ogen en stapte achteruit. Druppels vielen vanuit haar haren op de tegelvloer. Het was niet het einde geweest. Ze leefde, ze kon rennen, zuurstof kon haar longen vullen. Ze was er nog, al was de prijs van haar leven een die ze niet kon betalen.

Haar blik gleed terug naar de spiegel, waar haar onschuldig lijkende ogen nog steeds terug staarden. Was dit het echt waard? De brandende haat was sterker dan zij, omdat ze er niet tegen vocht. Toch was het dat vuur wat haar opat. Ze had nooit verder willen gaan dan ze tot nu toe had gedaan. Een hand vol dreigementen, twee brieven, een roddel. Het waren dingen die niet permanent waren. Als ze verder ging werd het dat wel. Dan zou ze haar leven samen met dat van Linsay aan stukken scheuren.

Ze zou zo weer terug kunnen gaan naar het zwijgen. Het was mogelijk om in stille haat als een geest door de gangen zweven.

'Nee,' fluisterde ze zacht naar haar spiegelbeeld. Het glimlachte terug. 'Het is het waard.'

Haar ogen gleden van de spiegel naar de matte lipstick die op de wastafel lag. Hij was vast van Yusra, want die liet haar spullen altijd overal slingeren. Langzaam vormde zich een plan in haar hoofd. Bijna direct schoten haar vingers naar het voorwerp. Maar toen haar vingertoppen het voorwerp raakten, trok ze haar hand weer terug. Ze kon het zich niet veroorloven impulsief te zijn. Ze moest eerst kalmeren. Als ze zichzelf niet onder controle hield, zou dit uit de hand lopen. Ze moest dit gewoon zien als het was: een simpel spel waarmee ze elk moment kon stoppen. Al was dat een leugen.

Met die gedachten liep ze de badkamer uit, haalde ze haar wiskunde huiswerk uit haar tas en ging met grote tegenzin aan het werk. Wat ze zich nog niet realiseerde was dat ze zojuist het keerpunt was gegaan. Misschien had ze iets anders gedaan als ze het had geweten, misschien was ze nog sneller de duisternis gerend als ze kennis van de toekomst had gehad. Maar dat had ze niet en toen er de volgende ochtend geen twijfels meer waren, voelde het als een bevrijding. Een koude vastberadenheid had zich meester van haar gemaakt. Het plan stond vast.

Ik weet wie je bentWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu