Hoofdstuk 18

25 2 0
                                    

CLARA

Verward loop ik heen en weer door de kamer. Victoria zit op mijn bed, maar wat naar me te staren. Alsof ik een studieobject ben.

'Wil je ophouden met staren?' vraag ik geërgerd.

'Stop jij dan met zo rond te lopen?' vraagt ze.

Ik plof naast haar neer op bed.

'Waar blijft hij nou?' vraag ik boos.

'Augustus kent het woord optijd niet,' zeg ze.

'Dat zeg je alleen omdat hij familie is.'

'Als dat zo is, waar zit hij dan?'

'Hou maar op,' zeg ik teleurgesteld. 'Vertel me liever hoe het gisteren was.'

En dat deed ze ook. Ze vertelde over het eten, dat hij had klaargemaakt wat ze super graag lust, over het zwemmen, de kus, ... De helft hoorde ik niet. Ik was te druk bezig met aan Augustus denken. Hij zou me komen halen om samen wat leuks te gaan doen. Hij is alleen nog niet komen opdagen. Al meer dan tien minuten is hij te laat. Een schande.

Eindelijk wordt er op de deur geklopt. Snel loop ik naar de deur en trek ze open. En daar staat hij dan, mijn Augustus.

'Je bent laat,' zeg ik boos.

Hij buigt naar me toe om me een zoen op mijn mond te geven maar ik draai me weg. Nu zoent hij gewoon de lucht. Daardoor schiet Victoria in de lach. Ik kijk haar boos aan en ze stopt meteen.

'Het spijt me,' zegt Augustus geïrriteerd. 'Je weet niet hoe lang het duurde voor die receptionist eindelijk de telefoon weglegde en naar me wou luisteren. En je weet, Spaans is niet mijn beste vak.'

'Optijd komen ook niet, zo te zien.'

En weer moet Victoria lachen. Dus kijk ik haar weer boos aan. En weer stopt ze meteen, alsof ze bang voor me is.

'Het spijt me,' zegt Augstus weer. 'Je had toch goed gezelschap?'

'Iemand die steeds leuke verhalen vertelt over haar eerste afspraakje met haar nieuwe vlam? Behoorlijk goed gezelschap,' zeg ik sarcastich.

'Jij vroeg ernaar!' roept Victoria me toe.

'Wat moet ik anders doen?'

'Wel,' zegt ze. 'Als je het niet meent, dan moet je me volgende keer helemaal niets meer vragen.'

Victoria staat boos op van mijn bed en loopt mij en Augustus boos voorbij, de hotelkamer uit. Ze verdwijnt in de gang naar de lift.

'Victoria!' roep ik haar nog na. 'Zo bedoelde ik het niet!'

Ik kreeg geen reactie.

'Fijn,' zegt Augustus.

'Wat?' vraag ik boos. 'Kan ze jou nu wel iets schelen? Nu, nadat ik haar net gekwetst heb.'

'Ze is mijn zus. Ze kan me altijd iets schelen.'

'Wil je weggaan?' zeg ik geërgergd. 'Ik wil geen ruzie maken, misschien ga je dus beter weg.'

'Als dat is wat je wil.'

'Dat is precies wat ik wil.'

'Goed,' zegt Augustus boos. 'Dag.'

Ook hij verdwijnt in de gang, opweg naar de lift. Verdrietig sluit ik de deur en laat ik me terug op het bed vallen. Ik kruip onder het laken en kijk door het raam naar buiten.

Dit zou een mooie dag mooie dag worden. De zon die schijnt, een afspraakje met Augustus, de steun van Victoria, ... Maar ik verpest het. Elke keer opnieuw. Waarom overkomt mij dit steeds? Wat haat ik mijn leven toch.

Wanneer ik eindelijk weer over mijn 'ik haat mijn leven'-buitje ben, besluit ik om naar het strand te gaan. Niet dat ik verwacht dat daar iemand zal zijn, want het is geen surfdagje, maar gewoon om een wandelingetje met mijn kleine broertje te maken. Hij is acht jaar. Ik wil dit eigenlijk helemaal niet doen, gaan wandelen. Ik moet steeds maar aan Victoria en Augustus denken.

Na lang nadenken zet ik mijn broetje af bij de kinderannimatie. Ik ga opzoek in het hotel naar Augustus en Victoria. Als eerste loop ik naar hun kamer. Ik verwacht niet dat ze daar zijn maar ik hoop er stiekem wel op. Na drie keer aan te kloppen en steeds een paar minuten te wachten op een antwoord, wat er niet komt, besluit ik om verder te gaan zoeken, maar waar?

How did you meet him ?Where stories live. Discover now