Hoofdstuk 3. Melisande

181 7 0
                                    

Ik legde weer een tekening op het stapeltje tekeningen, we waren bijna door ons papier heen. En we hadden al duizenden inkt potjes op gemaakt en onze handen zaten onder de inkt. 'Laat eens zien.' Zij Kurt, hij wees op mijn tekening. Ik hield het papier in de lucht. Dit keer was het een simpele vogel geworden, maar alsnog evengoed als al de vorige. Kurt stak een duim in de lucht en daarna zijn tekening. Hij had mij weer afgebeeld. Ik stond voor het raam, stilletjes naar buiten te kijken. Het was een houding die ik vaak bij het raam aan nam. Ik pakte weer een nieuw papier en liet de punt van mijn veer weer zwart worden. 'Mijn inkt is op.' Zei ik toen plotseling. Kurt draaide zich om waar we alle extra inktpotjes, veren en papieren hadden gelegd. 'We hebben geen inkt meer.' Antwoordde hij. Mijn lippen vormden kort het woordje "o", maar er kwam geen geluid uit. 'We zouden nieuwe kunnen halen.' Stelde ik voor. 'Maar die nieuwe bewoners dan?' Vroeg Kurt. 'Die kunnen elk moment komen.' Ik haalde mijn schouders op. 'Dat zien we dan wel weer. Kom we gaan.' Ik pakte mijn lange onzichtbaarheidsmantel en sloeg die over me heen, ik werd wazig, behalve voor Kurt en mij dan. Kurt deed het zelfde. We stapten naar buiten en deden de kap over onze hoofden, wat ons volledig onzichtbaar maakten. Het was erg lang geleden dat ik weer in de stad ben geweest. Ik wist de weg zelfs niet meer. Daarom besloten we om te teleporteren. We knipten met onze vingers en toen stonden we tussen een grote menigte. Wat hadden ze allemaal rare kleren aan! Sommige vrouwen hadden broeken aan! Afgrijselijk. De meeste broeken waren blauw, van licht tot donker. Kurt en ik keken elkaar verwart aan. Niemand had een lange jurk aan, net zo als ik. Niemand had een jas met een prachtige slip aan de achterkant. Niemand droeg een mantel. Het was zo raar allemaal. Ik liep dicht tegen Kurt aan om hem niet kwijt te raken in al die mensen massa. Ik keek mijn ogen uit. Dit was de markt! Ze verkochten allemaal groenten, vis, kaas, brood en nog veel meer. Het verbaasde me ook dat geen smerig jongetje iets stal en er als de wind van door ging.

We liepen over de markt maar we konden niks vinden. Toen we de markt hadden overgestoken, kwamen we uit bij winkeltjes. We zagen een grote ganzenveer boven een winkel hangen. "Hobby shop" stond er met sierlijke letters op geschreven. 'Dat is wat we nodig hebben.' Zei Kurt opgewekt. We liepen naar binnen, de mensen die al binnen waren voelde een koude wind maar verder merkten ze niet dat wij er waren. We zagen op een hangend bord: "tekenafdeling naar links" dus wij gingen naar links. Toen we daar waren, zagen we schappen met papier, los of samen gebonden tot een dik, leeg boek. We stopten twee van dat soort boeken onder onze mantels, we namen ook nog los papier mee. We keken de hele tijd of niemand stond te kijken, wij waren onder de mantel wel onzichtbaar, maar het papier niet. Na dat we genoeg papier hadden, gingen we op zoek naar iets waarmee we konden tekenen. Er waren doosjes met allemaal dunne houtjes waar uit een grijs puntje stak, er waren ook kleurrijke houtjes met de zelfde kleur punt. We namen een paar van zulk soort houtjes mee, samen met een vierkant dingetje met een mesje er in, waar die houtjes in pasten, als je dan met het houtje draaide, werd het puntje scherper. We namen het allemaal mee onder onze mantels. We stonden weer buiten. 'Zullen wie die houtjes maar eens proberen?' Stelde ik voor en hielt mijn vingers al klaar om er mee te knippen. Kurt knikte. We knipten met onze vingers en we stonden weer voor ons huis. 'Zo te zien is er nog niemand.' Merkte Kurt op. Hij deed de deur open, ook daar was niemand. 'Die komen dan wel laat aan hoor.' Zei ik. Ik ging weer aan tafel zitten en stalde alle spullen, die we mee hadden genomen, uit. Kurt deed het zelfde. Het was niet echt heel veel, maar we konden wel vooruit. Dat kwam door de twee boeken die we hadden gekocht. Ik pakte een boek en een houtje. Op de eerste bladzijde schreef ik in sierlijke letters mijn naam. Ik maakte de lijntjes dikker en op sommige plaatsen nog dikker. Het eind resultaat was geweldig. Maar ik zag dat er nog ruimte vrij was dus besloot ik om de rozen en de draken van de stoel er bij te zetten. Het was overigens ook mijn stoel, het hoorde bij me. Ik voelde de ogen van Kurt, die van mij naar mijn tekening keken, branden, maar ik probeerde het te negeren. Uiteindelijk kwam Kurt ook weer in beweging, hij maakte ook een voorkant van zijn tekenboek. Hij tekende zijn familie wapen bij zijn naam; een raaf met twee rozen in zijn bek. Toen we klaar waren prezen we de tekeningen weer. Ik sloeg de bladzijde om, en wat nu tekenen? Maar toen werd er een slot omgedraaid. 'Ze zijn er!' Riep Kurt. We pakten onze mantels en deden hem om, zodat we onzichtbaar werden. We wachtten stilletjes.

De deur werd open gegooid door een man van ongeveer 50 jaar. Hij keek vrolijk rond. Achter hem kropen drie andere mensen. Twee vrouwen en een andere man. De twee vrouwen gingen meteen naar boven, Kurt volgde ze. Ik bleef bij de twee mannen. De jongere man liep naar de tafel waar alle tekeningen nog lagen. Hij bladerde door alle tekeningen. Zijn lippen vormden stilletjes het woord "wow". 'En, wat denk je?' Vroeg de oudere man ineens. 'Pap, je weet dat ik het huis al een keer heb gezien en dat ik het toen ook geweldig vond.' Antwoordde de jongen. Hij draaide naar zijn vader en verstopte mijn en Kurts tekeningen achter zijn rug. Ik wilde naar voren schieten, de tekeningen uit zijn handen grissen en weer rustig terug leggen, maar ik hield me stil. Ik zag aan hem dat hij de tekeningen alleen later beter wilde bekijken. 'Jullie moeten echt boven kijken!' Hoorde ik een jonge vrouwen stem. De mannen liepen naar boven, ik volgde. De jongen had de tekeningen onder zijn trui verstopt en hield die nou goed vast, het leek alsof hij buikkrampen had en zijn arm nu om zijn middel had geslagen. Boven zag ik Kurt rustig in een hoekje staan. Hij keek me verwachtingsvol aan. Ik maakte met mijn hand een kalmerende beweging om aan te wijzen dat ik alles later wel zal vertellen. We volgden de familie naar de badkamer. De jongste vrouw trok haar neus op bij het zien van het beschimmelde bad en de wastafel. De rest haalden zuchtend hun schouders op. Ze gaan weer naar een andere kamer, naar die van Kurt. 'Deze wordt van mij!' Roept de jonge vrouw vrolijk. Ze gooit haar koffer, die ze mee had genomen, op het bed. De kamer van Kurt was groot maar had geen mooi uitzicht. De jonge vrouw bleef achter in de kamer. Mijn kamer werd de kamer van de jonge man. En de lege slaapkamer werd de kamer van de ouders. Nu was het een kwestie van uitpakken. Ik hoopte maar dat de jongen de stoel liet staan. Ik plofte neer op de stoel. Ik zag de man met tientallen dozen binnen komen. En twee andere mannen sjouwden een nieuw bed naar binnen, ze deden mijn bed weg. Daar had ik niks op tegen, ik lag er nooit in, ik zat altijd op de stoel. Ik zag hoe de mannen de jongen man op zijn schouder klopten en hem succes wensten. Ze liepen weg en de man was alleen. En toen sloeg ik toe. Langzaam deed ik de kap van mijn hoofd. De man zag het niet, nog niet. Hij stond naar buiten te kijken, wat ik ook vaak deed. Ik had wel een mooi uitzicht. Je zag de grote heuvel, waar vele verhalen te ronde gaan. Ook zag je veel bomen, dieren en aan de voet van de heuvel liep een riviertje. De jonge man zuchtte eventjes en trok toen een doos open. Hij haalde er een schoon kussen en een schoon deken uit, die legde hij netjes op het bed.

Toen keek hij naar de stoel, naar mij. Hij leek te schrikken. Hij wreef eventjes in zijn ogen, natuurlijk zat ik er nog steeds. Hij keek me stil aan, hij bewoog niet. Hij deed heel eventjes zijn mond open om iets te zeggen maar er kwam geen geluid uit. Ik knipoogde lichtjes en deed toen de kap weer over mijn hoofd. Ik zag dat de jonge man weer in zijn ogen wreef. Hij haalde even zijn schouders op en ging toen weer verder. Ik keek stilletjes toe. Hij pakte een zware doos en deed die open. Boeken! Dezelfde boeken waar ik er eentje van had. Maar hij had er heel veel. Ik voelde een sterke drang om ze te bekijken, gelukkig kon ik me nog in houden. Ik zag de jonge man even nadenken, toen pakte hij mijn tekeningen en legde die tussen zijn stapel tekenboeken. Toen ging hij weer door met een andere doos. En ik bleef maar toe kijken. Tot dat hij klaar is en weer naar de stoel kijkt. Hij vormt zijn lippen tot een lijntje. Laat staan! Dacht ik bij mezelf. Ik herhaalde het een paar keer. Laat staan! Laat staan! En hij liet de stoel staan. Blijkbaar vond hij het ook mooi want hij streek met zijn hand eventjes over een draak. Ik zuchtte op gelucht.

Geestenvloek. GeestenliefdeWhere stories live. Discover now