5.

2 0 0
                                    


Het vertrek moest magisch vergroot zijn. Er stonden torenhoge bomen en de grond was niet langer van marmer, maar van zacht mos. De lucht was aangenaam warm en het rook zoet. Tussen de bomen en struiken zag ik kleine lichtjes glinsteren en ik liep er twijfelend op af. De zachte mosgrond dempten mijn voetstappen. Inmiddels was ik niet alleen misselijk, maar tolde mijn hoofd en met elke stap was ik bang dat ik flauw zou vallen. Alleen door de gedachte aan Kova wist ik me voort te slepen. Mijn voeten brachten me naar een open plek, waar de lichtjes druk heen en weer zoemden. Recht voor me stroomde een reusachtige waterval. Het heldere water klaterde in een kleine poel, die er uitnodigend uitzag. Heel even stond ik er naar te kijken, bijna gehypnotiseerd. Toen schudde ik mezelf wakker. Deze plek was prachtig, maar ik had nog geen fee gezien. Zacht schraapte ik mijn keel.
'Goede Feeën?' Mijn stem leek niet meer dan een fluistering. 'Mijn naam is Caelan, van de Zilverwouden. Ik ben een Wenser.' Er gebeurde niets. Radeloos keek ik om me heen. De lichtjes flikkerden in de lucht, maar afgezien van het geluid van de waterval was het volkomen stil. Hadden de Goede Feeën besloten om mijn Wens toch niet te vervullen? Was deze reis voor niets geweest? En, erger nog, zou ik met Kova terug moeten keren naar de boerderij, terwijl hij nog steeds niet kon lopen? De gedachte aan het teleurgestelde gezicht van mijn moeder en de woede van mijn vader maakte mijn misselijkheid nog heviger. Net toen ik op mijn knieën wilde vallen om de Goede Feeën desnoods te smeken om mijn Wens, gebeurde er iets.
De lichtjes begonnen te gloeien. De gloed verspreidde zich, zoals het bij de deur had gedaan, en werden alsmaar feller tot ik er niet meer naar kon kijken. Ik kneep mijn ogen dicht.
Plots hoorde ik een hoge, meisjesachtige lach. Voorzichtig opende ik mijn ogen weer, en zag dat de lichtjes waren veranderd in jonge vrouwen. Ze waren nauwelijks groter dan een kleuter en zweefden in een halve cirkel voor me. Ieder van hen droeg een gewaad in een andere kleur, passend bij hun vleugels. Stuk voor stuk waren ze angstaanjagend mooi. Zodra ik ze zag, waren mijn zenuwen zo goed als verdwenen en in plaats daarvan trok er een aangename warmte door mijn lichaam.
'We hebben je gehoord, Caelan van de Zilverwouden.' De middelste fee had het woord genomen. Haar stem leek van ver weg te komen, maar klonk tegelijk helder en zuiver. 'Vertel ons je Wens.' De Goede Feeën keken me verwachtingsvol aan.
'Ik wens dat mijn broertje, Kova van de Zilverwouden, weer zal kunnen lopen,' zei ik. Op dat moment begonnen alle feeën tegelijk te giechelen.
'En weet je zeker dat dit je Wens is?' vroeg de fee links. Haar gewaad was helderblauw en haar ogen keken me doordringend aan. 'Weet je zeker dat je je Wens aan je broertje verspeeld? Is er niets anders wat er in je hart leeft?' Ik schudde mijn hoofd.
'Ik hou meer van mijn broertje dan wie of wat dan ook.' En dat was waar. Geen goud ter wereld zou op kunnen tegen mijn liefde voor hem. Geen land, titels en zelfs geen draken zouden me gelukkig maken als dat zou betekenen dat Kova voor de rest van zijn leven ongelukkig en verstoten zou zijn.
De Goede Feeën lachten weer. De fee in het groene gewaad vloog naar me toe. Van dichtbij was ze nog mooier, haar huid gaaf en bleek als de gloed van de maan.
'Je Wens zal vervuld worden. Kijk naar de waterval.' Ik draaide me om en keek naar het stromende water. Onmiddellijk voelde ik het hypnotiserende gevoel van daarvoor weer terugkomen. De feeën zweefden nu vlak om me heen.
'Dit is de bron van alle magie in Gaelinor,' zei de groene fee. 'Focus je op je Wens. Denk aan niets anders.' Ik richtte mijn blik op het water en dacht aan Kova. Aan de handafdruk van mijn moeder in mijn vaders wang. Aan onze middagen vissen bij het meer. Aan de lach op zijn gezichtje, nu hij wist dat hij binnenkort zou kunnen lopen. Er was niets anders meer dan Kova.
Plotseling begon de waterval te veranderen. Het water stroomde niet langer naar beneden, maar vormde een kolkende cirkel die alsmaar sneller en sneller rond tolde, tot het zich tot een spiegel vormde waar gezichten verschenen. Vreemde gezichten, met vreemde kleren. Het licht dat van het water afkwam verblindde me bijna, maar ik dwong mezelf om te blijven kijken. Uiteindelijk minderde spiegel vaart en keek ik naar een jong meisje, die door een uitgestorven straat liep. Maar de gebouwen leken niet op die van ons. Ze waren kapot, huizen brokkelden af. Ik had nog nooit zoiets gezien. Ik wilde net vragen of ik iets fout had gedaan, toen de Goede Feeën allemaal tegelijk begonnen te praten. Hun stemmen klonken monotoon, bijna duister. Kippenvel kroop over mijn lichaam.

'Gebroken, verminkt, getekend voor altijd,
verloren, gehaat, tot in de eeuwigheid.
Luister naar deze jongen, hoor hem aan,
laat zijn Wens in vervulling gaan.
Vermorzel, vermink, tot de prijs is betaald,
Door wie, wordt door het lot bepaald.
Ontneem dat, wat aan een ander toebehoort,
Als de jongen kan lopen, is zijn wens verhoord!'


Er gebeurde niets. Het meisje in de spiegel liep door stukken puin, alsof ze iets zocht. Verward scheurde ik mijn blik los van het tafereel en keek naar de Goede Feeën.
'Wat is dit? Heb ik iets verkeerd gedaan?' Een fee gekleed in roze lachte.
'Geduld, Caelan. Magie werkt niet op commando.'
'En wat bedoelen jullie met vermorzelen en verminken?' Mijn stem sloeg over en ik merkte dat de zenuwen weer waren teruggekomen. Er was iets niet in orde. Ik wist het, voelde het, maar kon niet uitleggen waarom.
'Magie heeft een prijs, Caelan. En dit is de Mensenwereld,' zei de blauwe fee grinnikend. Haar ogen schitterden van plezier. Ik schudde mijn hoofd.
'Dat zijn sprookjes.' Mijn moeder had ze me altijd voorgelezen voor het slapen gaan. Verhalen over het verbranden van heksen, terwijl het geen heksen waren. Mensen die werden opgesloten en vermoord in kampen, of moesten werken tot ze er dood bij neervielen. Alles leek altijd te eindigen in dood en vernietiging. Sommige verhalen gaven me nachtmerries en ik was altijd opgelucht als mijn moeder me vertelde dat ze niet echt waren.
'Het zijn geen sprookjes. Sterker nog: er is heel wat meer magie in de Mensenwereld dan hier in Gaelinor. Maar mensen zijn te stom om het te zien,' lachte een rode fee. Ik wilde mijn mond open doen om iets te zeggen. Dat mensen helemaal niet bestonden, bijvoorbeeld. Maar in de spiegel zag ik het meisje nog altijd druk heen en weer lopen en als de mensen niet echt waren, wat was zij dan? En toen gebeurde er iets.

Spiegelwens / Short StoryOpowieści tętniące życiem. Odkryj je teraz