II.

284 38 57
                                    

De kleine prinses zat nog steeds alleen in het duister, proberend zo zacht mogelijk te ademen

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

De kleine prinses zat nog steeds alleen in het duister, proberend zo zacht mogelijk te ademen. Ze hield haar knuffel konijn stevig tegen haar borst aangedrukt.

Ze telde de seconden in haar hoofd. De laatste seconden tikten weg en voorzichtig stond ze op. Bij elk geluid wat ze maakte kromp ze ineen. Ze was zo bang on de bezemkast te verlaten, maar ze had het Fabian beloofd. Hij was haar niet komen halen. Nu was ze op zichzelf aangewezen. Ze wilde juist de deur openen, toen voetstappen door de gang klonken. Snel kroop ze naar achteren, tegen de wand van de kast. Stille tranen van angst biggelen over haar wangen, haar vingers grepen haar knuffel zo stevig vast dat de knokkels wit werden.

"Zonde eigenlijk," klonk een barse mannenstem. "Het is zo'n mooi paleis." Seline fronste. Waar had hij het over?

"Je weet best waarom. We hebben drie van de vier en de koning is ongeduldig. Als we die prinses niet kunnen vinden dan mag ze branden, wat hem betreft," gaf een stem antwoord.

"Dat is ook wreed-" begon de eerste stem, maar een andere stem onderbrak hem.

"Wat is wreed, mijn beste?" Een mannenstem, gladjes, maar met een gevaarlijke ondertoon in zijn stem. Zijn voetstappen kwamen dichterbij. De stappen galmden door de gang heen. Seline gluurde door de kier tussen de deur en de deurpost. Een blonde man, zijn haar netjes in model gebracht, in een rijk versierde tuniek, had zijn hand op het gevest van zijn zwaard. Zijn wrede mond was vertrokken tot een glimlach, die het gevoel van een haai gaf, die je in de ogen staarde, voordat zijn tanden zich in je boorden. Zijn ogen waren koud, gevaarlijk, de ogen van iemand die niet zou twijfelen om je te doden zodra hij de kans kreeg.

"Niets, heer," zei één van de soldaten snel. Zijn stem was gevuld met angst.

"Goed zo. Nu opschieten met dat vuur, luie donders!" De laatste twee woorden werden geschreeuwd en Seline kromp ineen, een hand voor haar mond om eventuele kreten te smoren.

Alle puzzelstukjes vielen opeens op zijn plaats. Ze wilden het paleis in de brand zetten. Met al haar zelfbeheersing bleef ze zitten, ondanks alle angst die door haar aderen heen gierde. De angst was enorm. Ze durfde de kast niet uit te komen. Haar armen sloeg ze om haar benen, ze verborg haar gezicht tegen haar knieën en koesterde de duisternis. Misschien zouden de mannen verdwijnen als ze ze zou negeren. 

Maar al snel hoorde hoorde ze het geluid van vlammen, het verbranden van hout. Het klonk net als de haardvuren 's avonds, die haar ouders dan altijd aanstaken. Dan zat ze vaak met Fabian te praten, totdat ze naar bed toe moest. Altijd had dat vuur haar het gevoel van veiligheid en liefde gegeven, maar nu vervulde het haar met angst. De angst gierde door haar heen, verdoofde haar zenuwen en verstijfde haar ledematen. Ademhalen was moeilijk, maar ze wist dat ze nu niet tevoorschijn kon komen.

Rook kwam onder de deur door, ze hield haar nachtkleed voor haar mond. De voetstappen verwijderden zich van haar, maar ze was te bang om nu al te vluchten. De rook werd dikker en haar ogen brandden. Ze hoestte, probeerde het te smoren, maar al snel lukte het niet meer. Ze moest hier nu weg. 

Ze duwde de deur open en stommelde naar buiten. Ze keek om zich heen en zag dat vuur zich langzaam verspreidde langs de gordijnen en de vloerbedekking. Eén deel van de gang was al helemaal in lichterlaaie gezet. Ze rende weg van het vuur. Ze keek andere gangen in en zag dat daar ook al vuur was ontstoken. Het zou haar omringen. Ze moest hier weg. 

Op dat  moment klonk een schreeuw. Seline keek angstig op, als een konijn waar een pijl op wordt gericht. Een man kwam op haar aflopen. Ze liep naar achteren, waarnaar ze zag dat er meer mensen aankwamen. Ze botste met haar rug tegen de muur aan en keek angstig om zich heen. 

Eén van de soldaten haalde een boog van zijn schouder af en richtte het, terwijl de rest op haar af kwam lopen met getrokken zwaarden. De prinses was uit haar schuilplaats gekomen, om nu vermoord te worden. 

"Stop!" Een stem galmde door de gang. De man die ze eerder al had gezien, de man die de bevelen had gegeven, kwam aanlopen. Zijn blonde haar was ietsje grijs, door de rook en de as dat er op was neergedaald. 

"De kleine prinses Seline." Zijn stem was gladjes, vriendelijk, maar met een bijtende ondertoon. Seline keek angstig op naar hem, terwijl de eerste rookslierten om haar enkels heen kringelden. 

"Wie bent u?" wist Seline uit haar kurkdroge keel te krijgen. Haar handen trilden, haar borst zwoegde snel heen en weer van angst. Ze keek op naar de man, wiens ogen even koud en hard waren als de ogen van een slang, vlak voordat hij toe zou slaan en zijn giftanden in je zou boren. Sowieso was de man wel met een slang te vergelijken, even giftig, maar ook met een koele dodelijkheid, het was slechts wachten tot die dodelijkheid werd losgelaten.

"Ik ben Lucius Hale, koning van Mania en nu ook van D'mýr," zei hij zachtjes. Seline ademde scherp in. Ze besefte dat er iets goed fout zat. Echt goed fout. Ze wist niet wat precies, haar hersenen konden het niet aan, maar ze moest hier weg. 

"De laatste Alinax, de laatste hoop van de D'mýrianen, is ook gevangen," fluisterde Lucius en hij glimlachte. Zijn glimlach was niet mooi, zijn lippen plooiden zich tot een wrede grijns die zijn hele gezicht vervormde en zelfs dierlijk maakte.

De lucht was gevuld met rook en as, het was steeds lastiger om genoeg zuurstof binnen te krijgen. Rook golfde door de gangen heen, het steeg op naar het plafond en omringde het meisje. Seline hoestte en keek om zich heen. Haar ogen traanden. De mannen die haar omringen waren wazige gedaantes. Het vuur kwam steeds dichterbij. De rook werd dichter en ze hoestte. 

"Neem haar gevangen!" klonk de stem van Lucius Hale door de rook heen en dat was het moment dat Seline een beslissing nam. Ze zette een sprint in, gebruikte de rook onbewust als camouflage. Ze stond nu voor een raam in plaats van een muur en de mannen sloten haar in. 

Op dat moment nam haar lichaam het over. Seline besefte dat ze hier weg moest en haar lichaam deed de rest. Voor ze het wist gooide ze haar lichaam naar achteren, haar schouder vol tegen het raam. Ze voelde het glas breken onder haar gewicht en voelde hoe de glasscherven in haar schouder sneden. 

En toen viel ze. Haar maag leek opeens in haar keel te zitten, terwijl haar armen door het niets heen maaiden. Heel even leek haar hart te stoppen, totdat ze hardhandig contact maakte met het gras. Alle lucht werd uit haar longen geslagen en kuchend bleef ze liggen. Bloed druppelde langs haar arm, pijn sneed door haar heen. 

Voorzichtig kwam ze overeind, pijn sneed door haar heen. Haar pols bonsde, ze drukte hem tegen haar borst aan. Ze keek nog één keer naar het kasteel en begon toen te rennen, terwijl tranen in haar ogen brandden en de adrenalinekick langzaam wegebde. 

Zodra ze eenmaal de beschutting van de bomen bereikte begaven haar benen het en viel ze tussen de dorre bladeren in. En daar, onder de bescherming van de wiegende takken, kwamen eindelijk de tranen van angst en verdriet.

De Verbannen Heerser - De Kronieken van D'mýr (Herschrijvend)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu